ECLI:NL:GHSHE:2007:BD6453

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K07/0244
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • B.F. de Poorter
  • F. van Beuge
  • C. de Bruijne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht ex artikel 12 Sv. inzake discriminatie en belediging door medewerkers van een fitnesscentrum

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 oktober 2007 uitspraak gedaan over een klacht ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager tegen de beslissing van de officier van justitie te Breda om niet over te gaan tot vervolging van beklaagden wegens discriminatie en belediging. Klager, wonende te Tilburg, had op 8 augustus 2006 aangifte gedaan van discriminatie en belediging door (beklaagde 1), een medewerker van fitnesscentrum (beklaagde 2). Klager stelde dat (beklaagde 1) hem had beledigd door te zeggen dat hij stinkt, en dit in verband te brengen met zijn Surinaamse, althans allochtone afkomst. Klager voerde aan dat (beklaagde 1) handelde in opdracht van (beklaagde 2), die hem vervolgens de toegang tot het fitnesscentrum had ontzegd.

De officier van justitie had op 3 mei 2007 aan klager medegedeeld dat er onvoldoende bewijs was om tot vervolging over te gaan. Hierop heeft klager op 25 mei 2007 een klaagschrift ingediend bij het hof, waarin hij verzocht om de vervolging te bevelen. De advocaat-generaal adviseerde in een schriftelijk verslag van 1 augustus 2007 het hof om het beklag gegrond te verklaren ten aanzien van (beklaagde 1). Echter, tijdens de behandeling van het klaagschrift op 2 oktober 2007 adviseerde de advocaat-generaal het hof om het beklag af te wijzen.

Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van het dossier, waarin onder andere een proces-verbaal van een gesprek tussen klager en (beklaagde 1) was opgenomen. Hieruit bleek dat (beklaagde 1) opmerkingen had gemaakt over de lichaamsgeur van klager, maar ontkende dat hij de bedoeling had gehad om klager te discrimineren. Het hof concludeerde dat er geen bewijs was voor opzet op discriminatie door (beklaagde 1) en dat ook voor (beklaagde 2) geen bewijs aanwezig was. Gelet op deze overwegingen heeft het hof het beklag afgewezen.

Uitspraak

K07/0244
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 30 oktober 2007 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
(klager),
wonende te Tilburg,
hierna te noemen: klager,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. R. Aboukir, advocaat te Hedel,
over de beslissing van de officier van justitie te Breda tot het niet vervolgen van:
(beklaagde 1),
wonende te Tilburg,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. B.M. Sadza, advocaat te Beek,
en
(beklaagde 2),
gevestigd te Tilburg,
hierna te noemen: beklaagden,
wegens discriminatie c.q. belediging.
De feitelijke gang van zaken.
Op 8 augustus 2006 heeft klager aangifte gedaan van discriminatie c.q. belediging, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagden.
Op 3 mei 2007 is door de teamchef van de politie Midden en West Brabant, district Tilburg, aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat er onvoldoende bewijs is.
Hierop is namens klager bij schrijven van 23 mei 2007 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 25 mei 2007, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 1 augustus 2007 het hof geraden het beklag gegrond te verklaren (ten aanzien van (beklaagde 1)).
Op 2 oktober 2007 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klager en zijn advocaat. Op dezelfde dag, op een later tijdstip, is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van de advocaat van (beklaagde 1).
De advocaat-generaal heeft in afwijking van het schriftelijk verslag het hof geraden het beklag af te wijzen.
De beoordeling.
Klager stelt dat (beklaagde 1), een medewerker van fitnesscentrum (beklaagde 2), hem heeft gediscrimineerd door tegen hem te zeggen dat hij stinkt en door zulks in verband te brengen met het feit dat klager van Surinaamse, althans allochtone afkomst is.
Klager stelt voorts dat (beklaagde 1) handelde in opdracht van (beklaagde 2) en dat laatstgenoemde zich, door hem vervolgens de toegang tot het fitnesscentrum te ontzeggen, eveneens aan discriminatie schuldig heeft gemaakt.
Het dossier bevat een proces-verbaal met een weergave van een opgenomen gesprek tussen klager en (beklaagde 1), waaruit blijkt dat laatstgenoemde aan klager probeerde duidelijk te maken dat er klachten waren over de lichaamsgeur van klager. (beklaagde 1) merkt tijdens dit gesprek op dat mensen met een donkere huid of mensen van Turkse of Marokkaanse afkomst een andere lichaamsgeur hebben en dat dit komt doordat deze mensen anders eten dan Nederlanders.
Uit een in het dossier aanwezige e-mail van (beklaagde 1) blijkt dat laatstgenoemde stelt niet de bedoeling te hebben gehad klager te discrimineren. (beklaagde 1) stelt dat hij klager wilde attenderen op zijn lichaamsgeur, maar dat klager steeds trachtte hem discriminerende bewoordingen in de mond te leggen. Overigens ontkent (beklaagde 1) dat hij klager aansprak op verzoek van zijn leidinggevende.
Blijkens een in het dossier aanwezige e-mail van ene (betrokkene 1), leidinggevende van (beklaagde 1), is aan (beklaagde 1) geen opdracht gegeven klager op zijn lichaamsgeur aan te spreken. Het dossier bevat voorts een brief d.d. 12 juli 2006 van (beklaagde 2) in de persoon van (betrokkene 2), algemeen directeur, waarin deze uitlegt dat klager de toegang is geweigerd vanwege klachten over zijn lichaamsgeur en niet vanwege etnische afkomst. Het dossier bevat tevens een Oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling van 22 maart 2007, waaruit onder meer blijkt dat (beklaagde 2) tijdens de procedure bij de Commissie Gelijke Behandeling naar voren heeft gebracht dat zij klager niet aan de contributieverplichting heeft gehouden en dat hij inmiddels weer welkom is in de fitnessclub.
Het hof overweegt dat het beklag kan worden beschouwd als gedaan tegen zowel (beklaagde 1) als tegen (beklaagde 2). Ten aanzien van (beklaagde 1) is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat de uitlatingen van (beklaagde 1) zijn gedaan met de bedoeling klager te discrimineren. Voor zover het beklag betrekking heeft op (beklaagde 2), acht het hof geen begin van bewijs van opzet op discriminatie aanwezig.
Gelet op het vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen.
De beslissing.
Het hof wijst het beklag af.
Aldus gegeven door
mr. B.F. de Poorter, als voorzitter,
mrs. F. van Beuge en C. de Bruijne, als raadsheer,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, als griffier.
op 30 oktober 2007.
Mr. De Bruijne is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.