ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
vierde kamer, van 9 oktober 2007,
gewezen in de zaak van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid STAINALLOY NEDERLAND B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
procureur: mr. J.E. Benner,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TELE [vestigingsnaam] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
procureur: mr. J.E. Lenglet.
als vervolg op het door dit hof gewezen tussenarrest van 27 maart 2007 in het hoger beroep tegen het door de rechtbank Roermond gewezen vonnis van 24 november 2004 tussen appellante - Stainalloy - als eiseres en geïntimeerde – [tele] - als gedaagde.
6. Het tussenarrest van 27 maart 2007
6.1. In rechtsoverweging 4.3.12. van voormeld tussenarrest heeft het hof vastgesteld dat de stellingen van partijen niet duidelijk zijn over de vraag hoeveel kilo buizen in de onderhavige oplegger was geladen en hoeveel kilo verloren is gegaan. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten alsmede over de waarde van de buizen, mede in verband met de roestvorming en de verrekeningsmogelijkheid van BTW.
6.2. In rechtsoverweging 4.3.13. van het tussenarrest heeft het hof aangegeven een deskundigenbericht te zullen gelasten teneinde dit gewicht te doen vaststellen, indien partijen er niet in slagen om gezamenlijk het totale gewicht van de verdwenen lading te bepalen. In dat geval verwachtte het hof van partijen dat zij zich zouden uitlaten over het aantal en de persoon of personen van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) te stellen vragen.
7. Het verdere verloop van de procedure
7.1. Vervolgens heeft Stainalloy op 24 april 2007 een akte naar aanleiding van het vonnis [lees: arrest] d.d. 27 maart 2007 genomen en daarbij drie producties overgelegd. Tevens heeft Stainalloy bij deze akte haar eis vermeerderd.
7.2. Daarop heeft [tele] op 8 mei 2007 een antwoordakte wijziging van eis genomen. Bij deze antwoordakte heeft [tele] bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis door Stainalloy.
7.3. Bij beslissing van dit hof van 29 mei 2007 is het bezwaar tegen de eisvermeerdering door Stainalloy afgewezen en is de zaak verwezen naar de rolzitting van 26 juni 2007 voor antwoordakte na tussenarrest aan de zijde van [tele].
7.4. Vervolgens heeft [tele] een antwoordakte na tussenarrest d.d. 27 maart 2007 genomen.
7.5. Ten slotte is het hof andermaal om uitspraak gevraagd, waartoe alleen [tele] haar procesdossier aan het hof heeft overgelegd.
8. De verdere beoordeling
8.1. Stainalloy vordert thans, na vermeerdering van haar eis, dat [tele] wordt veroordeeld tot betaling aan Stainalloy van een bedrag van EUR 165.456,99, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten ad EUR 2.450,-, alsmede met contractuele rente ad 12% per jaar, althans wettelijke rente, vanaf 13 november 2001 tot aan de dag der algehele voldoening, tevens vermeerderd met een bedrag van EUR 2.650,- (exclusief BTW = EUR 3.153,50 inclusief BTW), met veroordeling van [tele] in de kosten van de procedure, alles voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
8.2. Het bedrag van EUR 2.650,- exclusief BTW heeft betrekking op de kosten voor het opstellen van het schaderapport door [X.] (prod. 15 bij de akte d.d. 24 april 2007).
8.3. Stainalloy heeft zich bij de akte d.d. 24 april 2007 op het standpunt gesteld dat een deskundigenbericht niet nodig is om het totale gewicht van de verdwenen lading vast te stellen, nu er al twee schaderapporten zijn opgesteld, namelijk van [X.] (bij akte d.d. 24 april 2007 met onderliggende documenten als productie 14 overgelegd) en van Expertisebureau [Y.], optredende namens KPB. Volgens Stainalloy dient op grond van de bevindingen van [X.] en afstemming daarvan met Expertisebureau [Y.] te worden uitgegaan van een schadegewicht van 30.453 kilo en van een schadebedrag van EUR 139.039,49, exclusief BTW (prod. 13 bij de akte d.d. 24 april 2007. Met toepassing van artikel 6 lid 2 AVC bedraagt het schadebedrag dus EUR 103.642,27, aldus Stainalloy, op grond van artikel 25 AVC te vermeerderen met 12% rente per jaar vanaf 13 november 2001. Voorts stelt Stainalloy dat de verdwenen buizen niet verroest waren en geen roestvorming vertoonden.
8.4. [tele] heeft bij akte d.d. 26 juni 2007 aangevoerd dat op de tweede oplegger - waarop de later verdwenen partij buizen werd vervoerd - volgens de verklaring van de getuige Hintzen maximaal 30.000 kilo buizen werd vervoerd waarvan 10.058 kilo is teruggevonden, zodat zeker niet meer dan 20.000 kilo buizen is verdwenen.
8.5. Het hof stelt op dit punt het volgende vast. In rechtsoverweging 4.3.12. van het tussenarrest heeft het hof overwogen dat het rapport van [X.] niet toelicht uit welk “nader onderzoek is komen vast te staan” dat het vermelde gewicht van 64.426 kilo buizen alsmede het gewicht van 39.557 kilo buizen op de tweede oplegger, als juist kunnen worden aangemerkt. Stainalloy heeft in haar akte van 24 maart 2007 verwezen naar de bladzijden 6 tot en 8 van het rapport van [X.]. Dit rapport geeft echter, zoals het hof reeds in het tussenarrest heeft vastgesteld, op dit punt onvoldoende inzicht.
8.6. Stainalloy heeft voorwaardelijk getuigenbewijs aangeboden door middel van F.S. van Alphen, de deskundige van [X.], en van [Z.], de deskundige van Expertisebureau [Y.]. Het hof gaat aan dit bewijsaanbod voorbij. [X.] heeft in opdracht van Stainalloy gerapporteerd en Expertisebureau [Y.] - dat volgens Stainalloy is uitgegaan van hetzelfde schadegewicht en hetzelfde schadebedrag als [X.] - in opdracht van KPB, zodat [tele] bij geen van beide opdrachten betrokken is geweest. Het hof ziet derhalve reden de vraag hoeveel kilo buizen op 12 november 2001 door KPB is geladen voor vervoer van [plaatsnaam A.] naar [plaatsnaam B.], aan (een) door het hof te benoemen, niet eerder in deze zaak betrokken deskundige(n) voor te leggen.
8.7. [tele] heeft bij akte d.d. 26 juni 2007 voorts aangevoerd dat de verdwenen buizen onderdeel uitmaakten van de partij die is geretourneerd omdat de buizen beschadigd waren dan wel afgekeurd (inl. dagv., prod. 2).
8.8. Het hof stelt op dit punt het volgende vast. In rechtsoverweging 4.3.12. van het tussenarrest heeft het hof overwogen dat de door DSM geretourneerde buizen roestaanslag vertoonden. Daarvan gaat het hof dus thans uit. Hoewel het hof in voormelde rechtsoverweging partijen in de gelegenheid heeft gesteld zich uit te laten over de waarde van de verloren partij buizen, mede in verband met deze roestvorming, heeft Stainalloy enkel verwezen naar de vaststelling van het schadebedrag door [X.] in haar rapport en op dit punt wederom geen toelichting verstrekt. De verwijzing - eveneens zonder toelichting - naar de bijlagen bij het rapport van [X.], is onvoldoende. Uit dit rapport blijkt immers niet op welke wijze het schadebedrag is berekend. In dit rapport is op pagina 8 slechts vermeld dat aan de hand van de kopie facturen, paklijsten en de creditnota de schade op basis van de verkoopwaarde is vastgesteld op EUR 139.039,49. Hoe deze vaststelling tot stand is gekomen, wordt niet inzichtelijk gemaakt.
8.9. Uit het vorenstaande volgt dat het hof niet kan uitgaan van de door Stainalloy gestelde waarde van de verdwenen partij buizen. Ook hieromtrent zal het hof een vraag aan de te benoemen deskundige(n) voorleggen.
8.10. Stainalloy heeft verzocht [tele] op grond van het bepaalde in artikel 22 Rv te gelasten het door Expertisebureau [Y.] uitgebrachte rapport in het geding te brengen. Het hof ziet hiertoe geen grond, nu – naar vast staat - Expertisebureau [Y.] niet namens [tele], maar namens KPB heeft gehandeld. Bovendien acht het hof het aangewezen de partijen verdeeld houdende vragen aan (een) door het hof te benoemen deskundige(n) voor te leggen.
8.11. Uit het hiervoor overwogene vloeit voort dat het hof, anders dan Stainalloy, een deskundigenbericht noodzakelijk acht om het gewicht en de waarde te doen vaststellen van de partij verdwenen buizen. [tele] heeft in dit verband betoogd dat op Stainalloy de bewijslast rust. Het hof stelt het volgende vast. Stainalloy verbindt aan haar stellingen het rechtsgevolg dat [tele] een schadevergoeding van EUR 165.456,99 (inclusief BTW), althans van EUR 139.039,39 (exclusief BTW), althans van EUR 103.642,27, aan Stainalloy dient te betalen. Op Stainalloy rust derhalve de bewijslast inzake de omvang van de volgens haar door haar geleden schade. Aan [tele] kan echter worden tegengeworpen dat op de vrachtbrief met nummer [vrachtbriefnummer 2.] een geschat gewicht en op de vrachtbrief met nummer [vrachtbriefnummer 1.] in het geheel geen gewicht is vermeld. Deze omstandigheid - die voor rekening komt van [tele] – zal het hof zo nodig bij zijn beoordeling van de bewijslevering door Stainalloy mede in aanmerking nemen.
8.12. Het hof is voornemens aan de te benoemen deskundige(n) de volgende vragen voor te leggen:
1) Wilt u inzichtelijk maken hoeveel kilo buizen naar uw mening op 12 november 2001 door KPB is geladen voor vervoer van [plaatsnaam A.] naar [plaatsnaam B.] op elk van de twee vrachtwagens met opleggers die nader zijn omschreven in productie 1 bij de inleidende dagvaarding, gelet op de inzake dit vervoer opgemaakte vrachtbrieven met de nummers [vrachtbriefnummer 2.] en [vrachtbriefnummer 1.] en de daarop vermelde gegevens (rov 4.1.2. van het arrest van 27 maart 2007)?
2) Welke waarde per kilo dient aan de geladen buizen te worden toegekend, rekening houdende met een bestaande roestvorming? Wilt u uw antwoord zo veel mogelijk inzichtelijk maken?
3) zijn er overige punten die u van belang vindt om te vermelden?
8.13. Partijen kunnen zich bij akte uitlaten over aantal, deskundigheid en – bij voorkeur eensluidend – over de persoon van de te benoemen deskundige(n). Voorts kunnen partijen suggesties doen ten aanzien van de (eventueel aanvullende) aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
8.14. Het hof is voornemens de kosten van de deskundige(n) voorshands ten laste van Stainalloy te brengen.
8.15. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden, waaronder de beslissing omtrent de door Stainalloy gevorderde expertisekosten ad EUR 2.650,- (exclusief BTW en EUR 3.153,50 inclusief BTW).
I. stelt de zaak in handen van partijen voor het nemen van een akte door Stainalloy met het in rechtsoverweging 8.13. omschreven doel;
II. verwijst de zaak naar de terechtzitting van dit hof van 6 november 2007;
III. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Bod, De Klerk-Leenen en Hofkes en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 9 oktober 2007.