ECLI:NL:GHSHE:2008:3109

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 april 2008
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
20-000858-07
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot moord met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 april 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Maastricht. De verdachte, geboren in 1974 en thans verblijvende in een penitentiaire inrichting, is veroordeeld voor twee pogingen tot moord. De feiten vonden plaats op 13 augustus 2006 te Limbricht, waar de verdachte met een mes meerdere keren heeft gestoken naar twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 jaar, met aftrek van voorarrest, en een schadevergoeding aan de benadeelde partij van EUR 6.403,46. Het hof heeft het beroep van de verdachte verworpen, de bewijsvoering van de rechtbank niet volledig kunnen verenigen, maar heeft om redenen van efficiency het gehele vonnis vernietigd. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten, waarbij het hof oordeelde dat er sprake was van voorbedachte rade. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar en moet de schadevergoeding aan [slachtoffer 1] betalen. De beslissing is gebaseerd op artikelen 24c, 36f, 45, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000858-07
Uitspraak : 11 april 2008 TEGENSPRAAK

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 27 februari 2007 in de strafzaak met parketnummer 03-700434-06 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [adres 1] ,
thans verblijvende in PI Zuid Oost - HvB Ter Peel Evertsoord te Evertsoord.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende verdachte zal veroordelen ten aanzien van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten tot 8 jaar gevangenisstraf met aftrek van het
voorarrest en met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot EUR 6.403,46 met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen, met name met betrekking tot de bewijsvoering niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiency zal het hof evenwel het hele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 13 augustus 2006 te Limbricht, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal (telkens) in de borst, in elk geval in het (boven)lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
zij op of omstreeks 13 augustus 2006 te Limbricht, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal (telkens) in de borst, in elk geval in het (boven)lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
meer subsidiair:
zij op of omstreeks 13 augustus 2006 te Limbricht, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd
[slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal (telkens) in de borst, in elk geval in het (boven)lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op of omstreeks 13 augustus 2006 te Limbricht, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende bewegingen naar het (boven)lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
zij op of omstreeks 13 augustus 2006 te Limbricht, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende bewegingen naar het (boven)lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
zij op of omstreeks 13 augustus 2006 te Limbricht, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende bewegingen naar het (boven)lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 13 augustus 2006 te Limbricht, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] met een mes, meermalen in het bovenlichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op 13 augustus 2006 te Limbricht, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, een stekende beweging naar het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Namens de verdachte heeft de raadsman betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken om de volgende - kort en zakelijk weergegeven - redenen.
Ten aanzien van het onder 1. primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman betwist dat verdachte [slachtoffer 1] heeft gestoken. Weliswaar is bij [slachtoffer 1] letsel ontstaan, maar het is niet duidelijk geworden dat verdachte deze verwonding heeft toegebracht. De verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en zijn zoon [betrokkene 1] zijn volgens de raadsman ongeloofwaardig.
Ten aanzien van het onder 2. primair, 2. subsidiair en 2. meer subsidiair ten laste gelegde voert de raadsman het verweer dat niet is gebleken dat door verdachte met een mes een steekbeweging in de richting van [slachtoffer 2] is gemaakt. De verklaringen van [slachtoffer 2] en zijn zoon [betrokkene 1] en - naar het hof begrijpt - ook van [slachtoffer 1] hieromtrent , zijn volgens de raadsman ook op dit punt ongeloofwaardig.
Subsidiair betwist de raadsman - zo begrijpt het hof - dat er bij verdachte sprake is geweest van voorbedachte rade, aangezien zij handelde in een noodweersituatie.
Het hof verwerpt deze verweren en overweegt daartoe als volgt.
Op 13 augustus 2006 zijn verdachte en haar vriend [betrokkene 2] op familiebezoek op het woonwagenkamp te Limbricht alwaar de broer van verdachte [slachtoffer 2] met zijn partner [slachtoffer 1] woont. Tussen [slachtoffer 2] en zijn partner enerzijds en verdachte anderzijds bestaat onenigheid. Tijdens dat bezoek loopt [slachtoffer 1] steekwonden op.
Het incident heeft zich voorgedaan kort voor 19.20 uur, op welk tijdstip de politie opdracht kreeg zich naar het Maasland Ziekenhuis te Sittard te begeven alwaar een gewonde vrouw, naar bleek [slachtoffer 1] , was binnen gebracht.
Bij aankomst bij het ziekenhuis is de politie in de wachtruimte bij de spoedeisende hulp aangesproken door [slachtoffer 2] , die - kort en zakelijk weergegeven - verklaarde dat verdachte, zijn zus [verdachte] met wie al enige tijd ruzie had en met wie hij ook die dag ruzie had gehad, een mes in haar hand had genomen en tegen haar vriend [betrokkene 2] eerst zei "Hier, pak het mes en steek hem (het hof begrijpt: [slachtoffer 2] ) neer", en dat verdachte, toen [betrokkene 2] dit niet deed, zijn vriendin [slachtoffer 1] tot twee maal toe met dat mes, een stiletto die van de zijkant uitklapbaar was, heeft gestoken. [slachtoffer 2] is dezelfde avond om 21.30 uur gehoord en heeft daarbij zijn eerdere verklaring in essentie bevestigd.
Tevens is [slachtoffer 1] die avond te 20.25 uur, in voormeld ziekenhuis, alwaar zij als gevolg van het door de messteken opgelopen letsel op de afdeling spoedeisende hulp was opgenomen, gehoord. Hierbij heeft zij de hiervoor kort weergegeven verklaring van [slachtoffer 2] in essentie bevestigt.
Gezien het korte tijdsbestek waarin het een en ander zich heeft voorgedaan en de omstandigheden waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden op het moment dat zij verklaarden, acht het hof niet aannemelijk dat zij hun verklaringen onderling hebben afgestemd. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de getuige [getuige] ter zitting van dit hof op 15 november 2007 heeft verklaard, dat hij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] naar het ziekenhuis heeft vergezeld, dat zij er ongeveer 7 minuten over hebben gedaan om met de auto van de plaats van het incident naar het ziekenhuis te komen, dat aangeefster [slachtoffer 1] in de auto eventjes is weggezakt, dat door haar nauwelijks iets is gezegd en dat er gedurende de rit naar het ziekenhuis niet over het incident is gesproken.
Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet betrouwbaar zijn omdat geen van de overige getuigen heeft gezien dat verdachte een mes in handen heeft gehad, daarmee een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer 2] en daarna [slachtoffer 1] heeft gestoken, overweegt het hof dat vast staat dat [slachtoffer 1] tijdens de confrontatie met verdachte steekwonden heeft opgelopen. Daarnaast stelt het hof vast dat getuigen verklaren verdachte niet voortdurend in het zicht hebben gehad danwel is uit hun verklaringen af te leiden dat zij de situatie pas hebben waargenomen ná het moment waarop de steekbeweging volgens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is gemaakt en de steekverwondingen zijn toegebracht, immers zij verklaren naar buiten te zijn gekomen naar aanleiding van het lawaai en zij zagen toen dat [slachtoffer 1] al bloedde.
Het hof acht de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op dit punt dan ook geloofwaardig en bezigt deze tot het bewijs.
Met betrekking tot het subsidiair gevoerde verweer dat - zo al bewezen kan worden verklaard dat verdachte de haar verweten feitelijke handelingen heeft verricht - er geen sprake kan zijn geweest van voorbedachte rade, omdat verdachte handelde in een noodweersituatie, overweegt het hof als volgt.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de bewering van verdachte dat zij zich heeft verdedigd tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding onaannemelijk is. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg en de inhoud van het dossier bieden onvoldoende aanknopingspunten om aannemelijk te achten dat op of vlak voor het moment dat verdachte besloot geweld te gebruiken tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] er
sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachte. Uit de hierboven aangehaalde getuigenverklaringen blijkt dat [slachtoffer 2] in woede pas een ijzeren staaf ter hand nam nádat [slachtoffer 1] met het mes was gestoken. Weliswaar bevinden zich in het dossier verklaringen van getuigen die inhouden dat zij [slachtoffer 1] zelf met een mes in de hand hebben gezien, maar de momenten van deze waarnemingen liggen in tijd eveneens ná het moment waarop [slachtoffer 1] met het mes is gestoken.
Het vorenstaande leidt het hof tot het oordeel dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie die in de weg zou staan aan het aannemen van voorbedachte rade.
Ten aanzien van de voorbedachte rade overweegt het hof voorts:
Op pagina 11 van het ambtsedig proces-verbaal van regiopolitie Limburg Zuid, District Sittard, verklaart [slachtoffer 1] :
"Ik zag dat [verdachte] (het hof: verdachte) achter uit haar broekzak een stiletto pakte. Ik zag dat [verdachte] het mes aan [betrokkene 2] (het hof: de toenmalige vriend van verdachte) wilde geven... [betrokkene 2] pakte het mes niet aan... lk zag dat [verdachte] het mes nog steeds in haar handen had. Op een gegeven moment zag en voelde ik dat [verdachte] mij met het mes stak. Ik voelde rechtsboven en rechts beneden, onder mijn borst in mijn longen, pijn."
Op pagina 27 van het amtsedig proces-verbaal van regiopolitie Limburg Zuid, District Sittard, verklaart [slachtoffer 2] :
"Nadat mijn zus [verdachte] had gezegd dat [betrokkene 2] mij moest slaan en toen hij dat niet deed zei ze tegen [betrokkene 2] : "Hier steek hem dan, steek hem dan." Ik zag dat mijn zus [verdachte] het mes in de handen wilde duwen van [betrokkene 2] . ( ) Ik zag dat mijn zus toen in mijn richting stak, ter hoogte
van mijn borst. Wanneer ik niet achteruit was gesprongen had mijn zus [verdachte] mij met het mes gestoken. ( ) Op het moment dat ik achteruit sprong, sprong [slachtoffer 1] vanuit rechts tussen mij en
mijn zus in. Ik zag toen dat mijn zus [verdachte] met het mes naar [slachtoffer 1] stak en dat meerdere malen. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] ter hoogte van haar borst meerdere malen stak':."
Uit het vorenstaande leidt het hof met de rechtbank af dat het opzet van verdachte op het doden van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] was gericht. Voorafgaand aan het trekken van het mes en het uiten van voormelde woorden tegen haar vriend, heeft verdachte de tijd gehad om na te denken of zij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] wilde doden. Toen haar vriend [betrokkene 2] het mes dat zij hem met de woorden "Steek hem kapot" in zijn handen wilde duwen weigerde aan te pakken, heeft zij nogmaals de gelegenheid gehad om zich te beraden over en zich rekenschap te geven van haar voorgenomen daad. Het vervolgens steken met het mes in de richting van [slachtoffer 2] en het daarna steken met het mes van [slachtoffer 1] door verdachte is derhalve geschied na kalm beraad en rustig overleg in voormelde zin, zodat er sprake is van voorbedachte rade.
Het hof acht daarom het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair en onder 2 primair bewezen verklaarde is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, juncto artikel 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Namens de verdachte heeft de raadsman betoogd dat indien het hof tot een bewezenverklaring mocht komen, de verdachte van alle rechtsvervolging moet worden ontslagen wegens niet strafbaarheid van het feit, aangezien zij uit noodweer heeft gehandeld. Daartoe is aangevoerd dat de door verdachte gemaakte stekende bewegingen geboden waren door de noodzakelijke verdediging tegen "een onmiddellijke en wederrechtelijke dreigende aanranding van eigen lijf' door [slachtoffer 2] die met een ijzeren staaf op haar afkwam en door [slachtoffer 1] die met een mes op haar afkwam.
Hiervoor heeft het hof reeds overwogen dat het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten biedt om aannemelijk te achten dat op of vlak voor het moment dat verdachte besloot geweld te gebruiken tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachte.
Het verweer wordt verworpen.
Er zijn ook voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden, die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Namens de verdachte heeft de raadsman - indien het hof zou oordelen dat verdachte te ver zou zijn gegaan in haar verdediging - een beroep gedaan op de aanwezigheid van noodweerexces.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Nu de door verdachte gestelde noodweersituatie die haar noopte zich te verdedigen niet aannemelijk is geworden, kan van een overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging geen sprake zijn. Het beroep op noodweerexces wordt derhalve eveneens verworpen.
Er zijn ook voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die daarvan het gevolg is;
- de mate waarin het onder 1 primair bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht, zoals blijkt uit het letsel van het slachtoffer [slachtoffer 1] , die als gevolg van het tegen haar gepleegde feit enkele operaties heeft moeten ondergaan;
- de omstandigheid dat slachtoffers als gevolg van de bewezen verklaarde feiten - naast de lichamelijk gevolgen - nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid;
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder ter zake geweldsdelicten is veroordeeld;
- het feit dat verdachte de onderhavige feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een veroordeling.
Schadevergoeding
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat door verdachtes onder 1 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 1] is toegebracht tot een bedrag van EUR 6.403,46, voor welke schade verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Het hof ziet aanleiding ter zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 6.403,46. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes onder 1 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 45, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder
1. primair en 2. primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde telkens oplevert:

Poging tot moord.

Verklaart verdachte deswege strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.

Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Legtaan verdachte de
verplichtingop om, ten behoeve van [slachtoffer 1] , wonende te [adres 2] , aan de Staat een bedrag te
betalenvan
EUR 6.403,46(zesduizend vierhonderddrie euro en zesenveertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 68 (achtenzestig) dagen hechtenis.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe.

Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 6.403,46 (zesduizend vierhonderddrie euro en zesenveertig cent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, voorzitter,
mr. E.F.G.M. Gelderman en mr. J.W.A. Nieuwenhuijsen, in tegenwoordigheid van mw. H. Van Zandbeek, griffier,
en op 11 april 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.W.A. Nieuwenhuijsen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.