ECLI:NL:GHSHE:2008:BC4022

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003654-06
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Milieustrafrecht en uitleg van voorschriften verbonden aan milieuvergunningen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 februari 2008, stond de verdachte, een veehouder, terecht in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter. De verdachte was beschuldigd van het overtreden van een voorschrift uit zijn milieuvergunning, dat een maximum aantal van 108.000 vleeskuikens toestond. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de vergunning zo moest worden geïnterpreteerd dat het genoemde aantal niet als een absoluut maximum gold, maar als een jaargemiddelde. Dit zou betekenen dat de verdachte op bepaalde momenten meer kuikens mocht houden, zolang het jaargemiddelde onder de 108.000 bleef.

Het hof oordeelde echter dat het voorschrift helder en eenduidig was en slechts voor één uitleg vatbaar. De bewoordingen lieten geen ruimte voor de interpretatie dat het om een jaargemiddelde ging. Het hof stelde vast dat de verdachte in de periode van 13 januari 2003 tot en met 24 februari 2005 op meerdere momenten meer dan het toegestane aantal vleeskuikens had gehouden, wat in strijd was met de milieuvergunning. Het hof verwierp het verweer van de raadsman en concludeerde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld in strijd met de wet.

Daarnaast werd het beroep op het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid verworpen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet had aangetoond dat zijn handelen het milieu meer had gediend dan wanneer hij zich aan de vergunning had gehouden. De belangen van de ordening en de bescherming van het milieu waren niet beter gediend met het overschrijden van het maximum aantal kuikens. Het hof bevestigde het vonnis van de eerste rechter en legde de verdachte de straf op die in het vonnis was opgelegd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003654-06
Uitspraak : 5 februari 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
economische kamer
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 4 oktober 2006 in de strafzaak met parketnummer 01-995141-05 tegen:
[verdachte],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het beroepen vonnis zal worden bevestigd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, onder aanvulling met de navolgende overwegingen omtrent het bewijs en met vervanging van de door de eerste rechter aangehaalde wetsartikelen en diens overwegingen omtrent de strafbaarheid van het bewezen verklaarde.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
De raadsman heeft zich, op de gronden als nader in zijn pleitnotities verwoord, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu verdachte zich niet in strijd met een aan de milieuvergunning verbonden voorschrift heeft gedragen.
Ter onderbouwing van dit verweer heeft de raadsman betoogd dat, gelet op (ondermeer) de Interimwet ammoniak en veehouderij, de afgegeven milieuvergunning aldus moet worden geïnterpreteerd, dat het in die vergunning genoemde aantal te houden vleeskuikens niet een maximumaantal (op enig moment) betreft, maar een (jaar-)gemiddelde aantal te houden vleeskuikens. Het was verdachte derhalve toegestaan om op enig moment meer dieren dan het in de vergunning gestelde maximum aanwezig te hebben, mits er op jaarbasis onder dit aantal wordt gebleven, aldus de raadsman.
B.1
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
In het dossier bevindt zich een Besluit van het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne van 25 juni 1996, waarin op de aanvraag voor een milieuvergunning wordt beslist (dossierpagina’s 19 t/m 21). Aan die milieuvergunning zijn de voorschriften, zoals vermeld in de dossierpagina’s 22 tot en met 42, verbonden.
B.2
Voorschrift 5.1.1 behorende bij de milieuvergunning van 25 juni 1996 luidt als volgt:
In de inrichting mogen ten hoogste 108.000 vleeskuikens worden gehouden.
B.3
Het hof stelt voorop dat geen rechtsregel voorschrijft op welke wijze een vergunningsvoorschrift op grond van artikel 18.18 van de Wet milieubeheer dient te worden geredigeerd. De vergunningverlener heeft bij het vaststellen van deze voorschriften (ook) in dit opzicht een discretionaire bevoegdheid.
Naar het oordeel van het hof is het onder 5.1.1 genoemde voorschrift slechts voor één uitleg vatbaar. De bewoordingen van het voorschrift zijn dusdanig helder, dat deze voor geen andere uitleg vatbaar zijn dan dat het de vergunningverkrijger is toegestaan om (op enig moment) vleeskuikens aanwezig te hebben, tot een maximumaantal van 108.000.
Hetgeen de raadsman omtrent ammoniak- en aanverwante regelgeving naar voren heeft gebracht doet daar niet aan af. Het hof merkt in dit verband – ten overvloede – op dat het niet vermag in te zien dat het hanteren van een maximaal aantal te houden dieren een miskenning van de agrarische praktijk zou inhouden en/of een miskenning van de ammoniak- en aanverwante regelgeving, waarin van een jaarniveau zou worden uitgegaan. Een norm, inhoudende een absoluut maximaal aantal te houden dieren dat op geen enkel moment mag worden overschreden, sluit geenszins uit dat de normsteller rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat een dierpopulatie qua omvang kan fluctueren en welke effecten dit heeft op bijvoorbeeld de ammoniakemissie.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen staat vast dat verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 13 januari 2003 tot en met 24 februari 2005 aanzienlijk meer vleeskuikens aanwezig heeft gehad dan het op grond van de milieuvergunning toegestane maximumaantal van 108.000. De vertegenwoordiger van verdachte heeft hierover ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij wist dat er meermalen meer kuikens in het bedrijf waren dan in het vergunningvoorschrift was genoemd. Verdachte heeft zich aldus opzettelijk gedragen in strijd met een voorschrift als bedoeld in artikel 18.18 van de Wet milieubeheer.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
C.
De raadsman heeft zich, op de gronden als nader in zijn pleitnotitie verwoord, op het standpunt gesteld dat het feit als bedoeld in de tenlastelegging niet strafbaar is, aangezien de materiële wederrechtelijkheid daaraan ontbreekt. Ter adstructie daarvan heeft hij, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat het gewraakte handelen niet heeft geleid tot een extra belasting van het milieu en het door de Wet milieubeheer beschermde belang mitsdien niet is geschonden.
D.
Het hof overweegt hieromtrent dat voor een geslaagd beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid in het onderhavige geval is vereist dat aannemelijk wordt, dat de verdachte door de bewezenverklaarde gedraging de door de Wet milieubeheer beschermde belangen naar algemeen aanvaarde opvatting meer heeft gediend dan zij zou hebben gedaan indien zij zich zou hebben geconformeerd aan het bepaalde in artikel 18.18 van die wet.
Naar 's hofs oordeel is dit in deze zaak evenwel niet het geval. Verdachte heeft een milieuvergunning met bijbehorende voorschriften verkregen waarin een maximumaantal te houden dieren is genoemd.
Artikel 18.18 Wet milieubeheer beoogt (door middel van ordening) het milieu te beschermen. Het hof vermag niet in te zien dat het milieu in casu meer gediend was met normschending dan met normconform gedrag. Met andere woorden, het hof vermag niet in te zien dat het milieu in casu beter beschermd is door – op meerdere momenten – méér dan 108.000 kuikens te houden in plaats van op alle momenten maximaal 108.000. De raadsman heeft dit niet aannemelijk gemaakt. De raadsman gaat er ten onrechte vanuit dat, voor een geslaagd beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid, het voldoende zou zijn wanneer een niet normconforme gedraging niet extra belastend is voor het milieu dan een normconforme gedraging. Dat verdachte over voldoende ammoniakrechten zou beschikken staat daar los van. Voorts heeft verdachte naar het oordeel van het hof ook de belangen van de ordening zelf, eveneens een strafrechtelijk te beschermen rechtsgoed, niet meer of beter gediend met het niet naleven van een voorschrift gegeven door een met die ordening belast orgaan.
Gelet hierop kan een beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid derhalve niet slagen. Het hof verwerpt het verweer.
E.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt het vonnis, waarvan beroep.
Aldus gewezen door
mr. A. de Lange, voorzitter,
mr. H. Harmsen en mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.A. van Ham, griffier,
en op 5 februari 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.