Parketnummer : 20-000679-07
Uitspraak : 8 februari 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 31 januari 2007 in de strafzaak met parketnummer 01/845356-06 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum][1985],
volgens opgave van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep wonende te
[woonplaats], [adres],
GBA-adres: [woonplaats], [adres].
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt deelname aan een behandeling bij Kairos, met aftrek van voorarrest.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 september 2006 te Sint-Michielsgestel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 september 2006 te Sint-Michielsgestel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 september 2006 te Sint-Michielsgestel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een schroevendraaier in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen komt het navolgende naar voren.
- Verdachte heeft op 25 september 2006 buiten voor café “[naam café]” te Sint-Michielsgestel een handgemeen gehad met het [slachtoffer];
- Na dit handgemeen is verdachte naar zijn woning gelopen, waar hij uit een lade een schroevendraaier heeft gepakt;
- Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens het lopen heeft nagedacht en dat hij van plan was [slachtoffer] terug te pakken en hem iets aan wilde doen;
- Verdachte heeft voorts verklaard dat hij die avond 20 tot 30 pilsjes had gedronken, dat hij die avond cocaïne had gebruikt en dat hij wist dat hij door het gebruik van alcohol en verdovende middelen “gek wordt” als er ruzie ontstaat;
- Verdachte is vervolgens met de schroevendraaier teruggelopen naar café “[naam café]” om [slachtoffer] op te zoeken en hem aan te vallen;
- Op het moment dat verdachte bij “[naam café]” aan kwam, is hij rechtstreeks op [slachtoffer] afgelopen en heeft hij [slachtoffer] onverhoeds met de schroevendraaier in zijn linkerzij gestoken.
De kans dat [slachtoffer] ten gevolge van het handelen van verdachte zou komen te overlijden was, in het bijzonder gelet op de aard van de gedraging, te weten het onverhoeds steken met een schroevendraaier in de linkerzij van het slachtoffer in de directe omgeving van het hart en vitale organen, naar het oordeel van het hof aanmerkelijk. Verdachte heeft een dergelijk gevolg kennelijk op de koop toe genomen. Het hof is dan ook van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans dat hij door zijn hierboven omschreven handelen [slachtoffer] van het leven zou beroven, heeft aanvaard. Mitsdien leidt het hof uit de genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang en (tijds)verband bezien ook met hetgeen overigens uit de gebezigde bewijsmiddelen naar voren komt, af dat verdachte opzettelijk heeft gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven.
Nu de daad van verdachte het gevolg is van een enige tijd te voren genomen besluit en verdachte in het tijdsverloop tussen het besluit en de uitvoering de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap kon geven, hetgeen kalm beraad en rustig overleg oplevert, is het hof van oordeel dat verdachte met voorbedachten rade heeft gepoogd verdachte van het leven te beroven. Omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden zijn uit het onderzoek ter terechtzitting niet naar voren gekomen.
Gelet op het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde, te weten “Poging tot moord”, heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 45, eerste lid, van die wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met:
- de ernst van de bewezen verklaarde poging tot moord in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de mate waarin het bewezen verklaarde lichamelijk leed teweeg heeft gebracht bij [slachtoffer];
- het gewelddadige en openlijke (ten overstaan van (uitgaans-) publiek) karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die daarvan het gevolg is.
In strafmatigende zin heeft het hof rekening gehouden met:
- de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 18 december 2007 niet eerder is veroordeeld;
- de omstandigheid dat verdachte heeft doen blijken de bij hem geconstateerde problematiek te onderkennen en hieraan is gaan werken door ondermeer een agressietraining te volgen en ook daarin nog wordt begeleid;
- de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze ook naar voren komen in het zich in het dossier bevindende voorlichtingsrapport van Novadic Kentron d.d. 24 januari 2007;
- de gezien de aard van het strafrechtelijk verwijt dat verdachte is gemaakt naar het oordeel van het hof merkwaardige procesgang, waarbij deze zaak door het openbaar ministerie in eerste aanleg is aangebracht bij de politierechter en ook enkelvoudig is afgedaan.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof komt op grond van voormelde overwegingen tot oplegging van een straf die hoger is dan door het openbaar ministerie is gevorderd en die afwijkt van datgene dat door en namens de verdachte ter verdediging is bepleit, nu het hof de hierna op te leggen straf zowel wat strafsoort als strafmaat betreft het meest passend acht bij de persoon van de verdachte en met name de ernst van en omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde feit is gepleegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 2 (twee) jaren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Reclassering Nederland, regio ’s Hertogenbosch, en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte.
Geeft Reclassering Nederland, regio ’s Hertogenbosch, opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. H. Eijsenga, mr. J.H.J.M. Mertens - Steeghs, voorzitter, en
mr. F. van Es,
in tegenwoordigheid van mr. T. Tanghe, griffier,
en op 8 februari 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.