ECLI:NL:GHSHE:2008:BC4867

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C0501639
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schaik-Veltman
  • A. Venhuizen
  • J. Fikkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de rechtsgeldigheid van een samenwerkingsovereenkomst en exclusief verkooprecht tussen Anglo Dutch S.L. en de geïntimeerden

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 februari 2008, staat de rechtsgeldigheid van een samenwerkingsovereenkomst tussen de Spaanse vennootschap Anglo Dutch S.L. en de geïntimeerden centraal. Anglo Dutch, die onroerende zaken in Spanje verkoopt en verhuurt, stelt dat zij met de geïntimeerden een overeenkomst heeft gesloten waarbij deze het exclusieve recht zouden verwerven om als makelaar op de Nederlandse, Belgische en Duitse markt op te treden. De geïntimeerden betwisten echter de rechtsgeldigheid van deze overeenkomst, die volgens hen niet meer dan een voorlopige afspraak was, en hebben hun samenwerking met Anglo Dutch beëindigd.

De zaak begint met een dagvaarding van Anglo Dutch, waarin zij stelt dat de geïntimeerden het recht zouden verwerven om als exclusief makelaar op de genoemde markten op te treden, en dat zij hiervoor een vergoeding gelijk aan de omzet van 2001 zouden betalen. De geïntimeerden hebben echter in een brief van 13 september 2002 aan Anglo Dutch medegedeeld dat zij afzien van verdere samenwerking, onder verwijzing naar verschillende voorvallen die hun vertrouwen in Anglo Dutch hebben geschaad.

Het hof oordeelt dat de overeenkomst van mei 2002 niet kan worden geabstraheerd van de samenwerking die werd beoogd. Het hof concludeert dat de geïntimeerden op goede gronden van de samenwerking hebben afgezien, en dat Anglo Dutch niet kan worden aangesproken op nakoming van de overeenkomst. Het hof bekrachtigt het eindvonnis van de rechtbank, waarin de vorderingen van Anglo Dutch zijn afgewezen, en veroordeelt Anglo Dutch in de proceskosten van het principaal appel.

Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en de noodzaak van juridische en fiscale dekkende contracten in commerciële samenwerkingen, vooral wanneer internationale aspecten een rol spelen.

Uitspraak

typ. YH
rolnr. C0501639/MA
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
tweede kamer, van 19 februari 2008,
gewezen in de zaak van:
de vennootschap naar Spaans recht ANGLO DUTCH S.L.,
gevestigd te Mazarron (Spanje),
appellante in principaal appel bij exploot van dagvaarding van 29 november 2005,
tevens geïntimeerde in incidenteel appel,
procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven,
tegen:
1. [GEÏNTIMEERDE SUB 1],
2. [GEÏNTIMEERDE SUB 2],
beiden wonende te [plaats],
geïntimeerden in principaal appel,
tevens appellanten in incidenteel appel,
procureur: mr. N.J.W.M. de Leeuw,
op het hoger beroep van de door de rechtbank Maastricht gewezen vonnissen van 16 juni 2004 en 31 augustus 2005, voor zover in conventie gewezen, tussen appellante in principaal appel - Anglo Dutch - als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en geïntimeerden in principaal appel - tezamen [geïntimeerden] en ieder afzonderlijk respectievelijk [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] te noemen - als gedaagden in conventie, eisers in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 81456/HA ZA 03-153)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen en naar het in die zaak gewezen vonnis in het incident van 20 augustus 2003.
2. Het geding in hoger beroep
Anglo Dutch is van het eindvonnis van 31 augustus 2005 tijdig in hoger beroep gekomen. Zij heeft bij memorie van grieven tegen dat vonnis vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis (hof: in de conclusie kennelijk abusievelijk aangeduid met een ander dan het bij voormelde uitspraak behorende zaaknummer) en tot toewijzing van haar aan het slot van de memorie van grieven geformuleerde vorderingen (hof: de in eerste aanleg in de akte houdende eiswijziging van 23 maart 2005 geformuleerde vorderingen, gewijzigd en vermeerderd ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente en vermeerderd met een vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten). Anglo Dutch heeft bij de memorie van grieven twee producties overgelegd.
[geïntimeerden] hebben bij memorie van antwoord, tevens houdende incidenteel appel de grieven in het principaal appel bestreden en van hun kant in incidenteel appel tegen het vonnis van 16 juni 2004 drie grieven aangevoerd. [geïntimeerden] hebben voorts geconcludeerd als aan het slot van hun memorie omschreven.
Anglo Dutch heeft hierop gereageerd bij memorie van antwoord in het incidenteel appel.
Na nog een akte van [geïntimeerden] in het incidenteel appel, hebben alleen [geïntimeerden] hun procesdossier voor uitspraak overgelegd. In dat procesdossier bevinden zich ook de stukken betreffende de vrijwaringsprocedure tussen [geïntimeerden] en [persoon 1]. Die zaak is in dit hoger beroep echter niet aan de orde, zodat het hof op die stukken geen acht heeft geslagen.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de precieze inhoud van de grieven in het principaal en in het incidenteel appel verwijst het hof naar de respectieve memories van grieven.
4. De beoordeling
4.1. In de dagvaarding in hoger beroep heeft Anglo Dutch aan [geïntimeerden] aangezegd dat zij in beroep kwam van het vonnis van 31 augustus 2005 "gewezen tussen haar als eiseres en [geïntimeerden] als gedaagden". Het hof concludeert hieruit dat Anglo Dutch alleen van het vonnis van 31 augustus 2005, voor zover in conventie gewezen, in hoger beroep is gekomen. Die beperking vindt voorts steun in het feit dat Anglo Dutch in het principaal appel ook alleen grieven tegen het vonnis in conventie heeft aangevoerd. [geïntimeerden] hebben vervolgens in hun incidenteel appel grieven aangevoerd tegen het vonnis van 16 juni 2004. Ook zij hebben zich daarbij beperkt tot het vonnis in conventie en geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis in verband met de vorderingen van Anglo Dutch in conventie. Het hof acht hiermee zowel het principaal appel als het incidenteel appel beperkt tot het vonnis in conventie en zal hierna de stellingen van partijen en de beroepen vonnissen alleen bespreken voor zover deze het geding in conventie betreffen.
4.2.1. Het gaat in deze zaak, kort samengevat en voor zover in hoger beroep van belang, om het volgende:
- Anglo Dutch is een Spaanse vennootschap die onroerende zaken in Spanje verkoopt en verhuurt voor derden, veelal projectontwikkelaars. Anglo Dutch was in feite een agentschap van de projectontwikkelaar [naam] (verklaring [persoon 1] comparitie 17 februari 2004).
- [persoon 1], een Nederlander, is - naast de Engelsman [persoon 2] - directeur en aandeelhouder van Anglo Dutch.
- [geïntimeerden] hebben op enig moment een huis in Spanje gekocht van de projectontwikkelaar [naam]. Die koop vond plaats via bemiddeling van [persoon 3] namens Anglo Dutch.
- [geïntimeerden] zijn in maart 2002 door [persoon 1] gebeld. [persoon 1] deelde mee dat [persoon 3] zijn werkzaamheden voor Anglo Dutch wilde beëindigen en vroeg [geïntimeerden] of zij in plaats van [persoon 3] met hem wilden samenwerken.
- In mei 2002 is door [geïntimeerden] een geschrift ondertekend, waarin onder meer is vermeld:
"Onderwerp: Aankoop exclusief recht van verkoop van projecten van Anglo Dutch.
Gebied: De exclusiviteit geldt voor Nederland. Van hieruit kunnen ook België en Duitsland worden bewerkt.
Anglo Dutch: Een Engels-Nederlandse organisatie die projecten en objecten in Spanje verwerft, met name aan de Costa Calida en de Costa Brava en die bestemd zijn voor de verkoop.
Verkoopstructuur: Anglo Dutch verwerft projecten en objecten die verkocht kunnen worden. De verkoop wordt uitbesteed aan een SL in Spanje dat eigendom is van het bedrijf dat het exclusiviteitsrecht van Anglo Dutch bezit.
Verkoopstructuur: Anglo Dutch verwerft projecten en objecten die verkocht kunnen worden. De verkoop wordt uitbesteed aan een SL in Spanje dat eigendom is van het bedrijf dat het exclusiviteitsrecht van Anglo Dutch bezit.
Verkoop-SL: De SL die de exclusiviteit in huurkoop gaat kopen is eigendom van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] (samen 50%) en [persoon 1] (50%). Deze Verkoop-SL zal met spoed worden opgericht. Tot datum oprichting zijn toekomstige eigenaren van de SL zelf persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk, voorzover er over gezamenlijk overleg is geweest (toev. hof: de zinsnede na "aansprakelijk" is handgeschreven aan de tekst toegevoegd).
Huurkoopsom: De huurkoopsom bedraagt 1 x de jaaromzet (het totaalbedrag dat is omgezet, ongeacht of dit inmiddels reeds is uitbetaald) van het startjaar 2001, welke wordt geschat op minimaal 600.000 Euro. Achteraf zal de exacte omzet worden vastgesteld en zal verrekening plaatsvinden. Overeenkomstig de eigendomsverhouding in de verkoop-SL zal de koopsom, ieder voor eigen deel, worden voldaan.
Ingangsdatum huurkoop: 1 juli 2002.
Financiering: Verkoper is bereid een deel van de koopsom te financieren. Hierover betalen de kopers een rentevergoeding van 8% per jaar, te betalen per maand achteraf. Een deel van de huurkoopsom, groot 35% of 215.000 Euro, dient uiterlijk per 1 juli 2003 te worden voldaan, de rest uiterlijk op 1-7-2012 (toev. hof: het laatste gedeelte van de tekst is handgeschreven toegevoegd).
................
Concurrentiebeding: (Huur)koper van het exclusiviteitsrecht mag uitsluitend voor Anglo Dutch verkopen.
Overig: Deze zaken zullen nader in een officieel contract worden vastgelegd.
Akkoordverklaring: Partijen verklaren zich door ondertekening van dit stuk akkoord met deze huurkoop."
- Onder het stuk is ter aanduiding van de partijen vermeld: Namens Anglo Dutch en Namens de toekomstige Verkoop-SL. Onder deze laatste aanduiding is het stuk door [geïntimeerden] getekend. Voor Anglo Dutch is geen handtekening geplaatst.
- Onder het stuk zijn handmatig drie zinnen bijgeschreven, voorafgegaan door de aanduiding P.S. De laatste P.S. luidt: "Alle genoemde bedragen worden als definitief geaccepteerd na afloop van een nog nader te bepalen controle. Alles uitgaande van juridisch en fiscaal dekkende contracten en constructies".
- Bij brief van 13 september 2002 hebben [geïntimeerden] aan [persoon 1] bericht:
"Naar aanleiding van de bestudering en controle van de stukken en diverse voorvallen kunnen wij u mededelen dat wij per heden afzien van een verdere samenwerking.
Tijdens onze aanwezigheid in Spanje werden wij geconfronteerd met diverse voorvallen die ons geen vertrouwen geven in een verdere samenwerking. Hierbij dient u te denken aan o.a.:
• Opdrachten bij Eurode Internet stopgezet, met voor u de
mogelijkheid om de samenwerking met hen voort te zetten en de nog uitstaande projecten samen met hen verder te realiseren.
• De Nederlandse BV i.o. uitgeschreven, waarbij wij uiteraard u de mogelijkheid bieden om deze op uw naam te laten inschrijven, om zodoende de naam verder te gebruiken.
.............
De hele gang van zaken overziende moeten wij vaststellen dat we ons nu in een totaal andere situatie bevinden dan van te voren bedacht en afgesproken. Belangrijke zaken zijn voor ons verzwegen of anders voorgesteld dan ze blijken te zijn. We beëindigen dan ook met onmiddellijke ingang de verdere samenwerking en hebben al de volgende stappen ondernomen:
................
Uiteraard zijn wij bereid om op een coöperatieve manier het een en ander af te wikkelen en de tot dusver gemaakte kosten naar redelijkheid en billijkheid af te rekenen. Tevens zijn wij bereid om die zaken die in uw belang zijn mbt voortzetting van de werkzaamheden aan u over te dragen, waarbij er onzerzijds voldoende onderhandelingsmogelijkheden aangeboden worden".
- Ten behoeve van de tussen [persoon 1] en [geïntimeerden] beoogde samenwerking is door [persoon 1] met een machtiging van [geïntimeerden] in Spanje de vennootschap German Dutch Developments (GDD) opgericht en werd in Nederland als vennootschap i.o. Casa Cálida Nederland B.V. i.o. ingeschreven. De uitschrijving van deze laatste B.V. i.o. was een van de in de brief van 13 september 2002 genoemde stappen die door [geïntimeerden] ter beëindiging van de samenwerking zijn genomen.
- In de brief van 13 september 2002 hebben [geïntimeerden] [persoon 1] aangeboden om laatstgenoemde vennootschap i.o. op naam van [persoon 1] weer in te schrijven zodat [persoon 1] de naam van de vennootschap verder zou kunnen gebruiken. In het slot van voormelde brief hebben Van [geïntimeerden] voorts te kennen gegeven: "Uiteraard zijn wij bereid om op een coöperatieve manier het een en ander af te wikkelen en de tot dusver gemaakte kosten naar redelijkheid en billijkheid af te rekenen. Tevens zijn wij bereid om die zaken die in uw belang zijn mbt voortzetting van de werkzaamheden aan u over te dragen, waarbij er onzerzijds voldoende onderhandelingsmogelijkheden aangeboden worden."
- Vóór mei 2002 trad [geïntimeerde sub 2] als eenmanszaak onder de naam Casa Cálida voor Anglo Dutch op als hoofdagent verkoop Duitsland.
4.2.2. In het geding in conventie heeft Anglo Dutch eerst gesteld dat zij met [geïntimeerden] op of omstreeks 1 mei 2002 een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten - het hiervoor gerelateerde, door [geïntimeerden] ondertekende geschrift - waarbij partijen overeenkwamen dat (a) [geïntimeerden] het exclusieve verkooprecht op de Nederlandse, Belgische en Duitse markt zouden verwerven voor de projecten die Anglo Dutch in portefeuille had en (b) [geïntimeerden] dit exclusieve verkooprecht samen met [persoon 1] zouden exploiteren. Anglo Dutch stelde in de inleidende dagvaarding onder 4 dat [geïntimeerden] voor het exclusieve recht een vergoeding gelijk aan de door Anglo Dutch in 2001 beaalde omzet, begroot op € 600.000,00 zouden betalen. Onder 7 van de dagvaarding stelde zij dat de koopsom door [geïntimeerden] en [persoon 1], ieder voor de helft, zou worden voldaan.
4.2.3. Anglo Dutch stelde dat [geïntimeerden] door hun opzegging van de samenwerking aan [persoon 1] jegens haar in verzuim zijn geraakt en vorderde in eerste aanleg aanvankelijk vergoeding van de door haar ten gevolge van de tekortkoming geleden schade, nader op te maken bij staat. Na het tussenvonnis van 16 juni 2004, waarin de rechtbank onder meer de vraag heeft opgeworpen welke gevolgen Anglo Dutch aan de door [geïntimeerden] bij hun brief van 13 september 2002 aan [persoon 1] gedane opzegging van de samenwerking verbond, en een ingevolge voormeld tussenvonnis gehouden comparitie van partijen, heeft Anglo Dutch bij akte van 23 maart 2005 haar vordering gewijzigd. Anglo Dutch heeft zich nader op het standpunt gesteld dat tussen haar en [geïntimeerden] geen sprake was van een duurovereenkomst maar van een overeenkomst waarbij zij het exclusieve verkooprecht aan [geïntimeerden] heeft verkocht en geleverd. Een opzegging door [geïntimeerden] van de samenwerking met [persoon 1] heeft volgens haar daarop geen invloed en doet aan de gehoudenheid van [geïntimeerden] tot betaling van de koopsom niet af. Anglo Dutch stelt dat zij uit haar verplichtingen uit de overeenkomst jegens [geïntimeerden] heeft voldaan en vordert in haar bij de akte van 23 maart 2005 gewijzigde eis (1) nakoming door Van [geïntimeerden] van hun verplichtingen uit de overeenkomst en (2) schadevergoeding, op te maken bij staat.
4.2.4. Bij het eindvonnis in conventie van 31 augustus 2005 heeft de rechtbank de vorderingen van Anglo Dutch afgewezen. De rechtbank heeft daartoe, kort samengevat, overwogen dat het standpunt van Anglo Dutch dat zij aan [geïntimeerden] een exclusief verkooprecht heeft verkocht en geleverd niet spoort met haar eerdere stelling dat tussen partijen een samenwerkingsovereenkomst is gesloten, en dat Anglo Dutch door haar steeds wisselende stellingen en/of grondslagen voor haar vorderingen onvoldoende duidelijkheid heeft verstrekt om te kunnen beoordelen of haar een vordering tot nakoming en/of schadevergoeding op te maken bij staat toekomt.
4.2.5. De grieven in het principaal appel richten zich tegen de hiervoor omschreven beslissing van de rechtbank, in het bijzonder tegen de door de rechtbank in r.o. 4.4.3 en r.o. 4.3.4 aan die beslissing ten grondslag gelegde rechtsoverwegingen.
4.2.6. De grieven in het incidenteel appel zijn gericht tegen het tussenvonnis van 16 juni 2004, waarin de rechtbank de verweren van [geïntimeerden] heeft verworpen dat (a) Anglo Dutch in haar vordering jegens [geïntimeerden] niet- ontvankelijk dient te worden verklaard omdat [geïntimeerden] het geschrift van mei 2002 niet pro se maar namens de toekomstige Verkoop-SL hebben ondertekend, (b) het geschrift van mei 2002 slechts een intentieverklaring en geen overeenkomst inhoudt en (c) als al van een overeenkomst met [geïntimeerden] sprake zou zijn, deze nietig dient te worden verklaard omdat deze door bedrog, dwaling of misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen.
4.3.1. Het hof overweegt, gezien de internationale aspecten van deze zaak, allereerst dat op grond van het bepaalde in art. 2 van de EEX-verordening de Nederlandse rechter bevoegd is het geschil te beoordelen aangezien [geïntimeerden], de gedaagden in eerste aanleg in het geding in conventie, in Nederland hun woonplaats hebben.
4.3.2. Gezien hun stellingen gaan beide partijen uit van de toepasselijkheid van Nederlands recht (zie onder meer de verwijzing van Anglo Dutch naar art. 6:83 sub c BW jo. 6:80 lid 1 BW onder 14 van de inleidende dagvaarding in eerste aanleg en het beroep van [geïntimeerden] op de artt. 3:44 en 6:248 BW). Het hof concludeert hieruit dat de partijen voor de toepasselijkheid van het Nederlandse recht hebben gekozen en zal daarom van het Nederlandse recht als toepasselijk recht uitgaan.
4.3.3. Ten aanzien van de grieven in het incidenteel appel merkt het hof op dat de door die grieven aan de orde gestelde verweren van [geïntimeerden], die door de rechtbank in het tussenvonnis van 16 juni 2004 zijn verworpen, bij een slagen van de grieven in het principaal appel ook op grond van de devolutieve werking van het appel reeds opnieuw door het hof zouden dienen te worden behandeld. Het instellen van een incidenteel appel was daarvoor in zoverre niet nodig. Nu [geïntimeerden] een dergelijk appel wel hebben ingesteld, zal het hof de grieven in het principaal appel en die in het incidenteel appel tezamen bespreken.
4.4.1. Grief 1 in het principaal appel is gericht tegen het oordeel van de rechtbank in r.o. 2.4.4 van het vonnis van 31 augustus 2005 dat Anglo Dutch haar stellingen of grondslagen steeds wisselt.
4.4.2. Deze grief faalt. Al in de inleidende dagvaarding is Anglo Dutch onduidelijk over de overeenkomst die zij volgens haar met [geïntimeerden] zou hebben gesloten. Anglo Dutch stelt in voormelde dagvaarding enerzijds dat [geïntimeerden] het recht zouden verwerven om als exclusief makelaar op de Nederlandse, Belgische en Duitse markt gerechtigd te zijn tot de verkoop van projecten die Anglo Dutch in portefeuille zou hebben en dat zij daarvoor een prijs gelijk aan de door Anglo Dutch in 2001 behaalde omzet zouden betalen. In dezelfde dagvaarding stelt zij anderzijds dat [geïntimeerden] dat alleenrecht tezamen met [persoon 1] zouden verkrijgen en zouden exploiteren in een door hen tezamen op te richten Spaanse vennootschap dan wel een tweetal vennootschappen en dat de vergoeding voor het exclusief makelaarschap door [geïntimeerden] en [persoon 1] ieder voor de helft zou worden voldaan. In het geschrift van mei 2002 waarop Anglo Dutch zich beroept is vervolgens de toekomstige Spaanse vennootschap (GDD) waarin het exclusieve verkooprecht zou worden ingebracht als koper van de exclusiviteit aangemerkt en worden de toekomstige eigenaren van die vennootschap tot de datum van oprichting van die vennootschap persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk geacht.
4.4.3. De onduidelijkheid wordt slechts vergroot door de verklaring van [persoon 1] op de op 17 februari 2004 in eerste aanleg gehouden comparitie na antwoord. Op die comparitie verklaarde [persoon 1] dat [persoon 3] samen met een Engelsman (het hof begrijpt: de "Engelse" helft van Anglo Dutch, [persoon 2]) huizen verkocht in Spanje en dat hij, [persoon 1], in Anglo Dutch had geïnvesteerd en het alleenrecht kreeg om in Nederland de verkoop te doen. [persoon 1] verklaarde dat [persoon 3] aangaf dat hij per 1 juli 2002 wilde stoppen en dat hij, [persoon 1], toen [geïntimeerden] heeft benaderd om [persoon 3] in Spanje te vervangen voor de opvang van cliënten aldaar. [persoon 1] verklaarde verder dat de samenwerking met de Engelsen in Anglo Dutch niet lekker liep en dat het idee speelde om Anglo Dutch in twee werk BV's op te splitsen, een werk BV in Spanje (GDD) en een verkoop BV in Nederland en in Duitsland, alles op fifty-fifty basis (het hof begrijpt: 50% [persoon 1] en 50% voor een samenwerkende partner, i.c. [geïntimeerden]). [persoon 1] verklaarde op de comparitie van 17 februari 2004 dat Anglo Dutch aan [persoon 3] een vergoeding verschuldigd was voor het prijsgeven door [persoon 3] van diens exclusieve verkooprechten en dat die verplichting door hem met [geïntimeerden] is besproken bij het opstellen van het geschrift van mei 2002.
4.4.4. In de memorie van grieven heeft Anglo Dutch vervolgens uiteengezet dat zij een holding is waar de agentschappen van diverse projectontwikkelaars worden ondergebracht en dat zij vervolgens of zelf die huizen probeert te verkopen of daar gemotiveerde subagenten voor zoekt die al dan niet van haar een exclusief recht krijgen voor een bepaald land. Als een woning is verkocht en betaald en Anglo Dutch daarvoor provisie heeft verkregen, wordt die provisie aan de subagent doorbetaald. Anglo Dutch bevestigde bij de memorie van grieven de stelling van [geïntimeerden] dat [persoon 3] bij haar in dienst was als verkoper. Zij stelt dat zij daarnaast met [persoon 3] afspraken had dat hij een vergoeding zou ontvangen indien de verkoop van projecten (die [persoon 3] deels had verworven/ingebracht) aan een derde zou worden uitbesteed door Anglo Dutch. In de toelichting op grief 1 in het principaal appel stelt Anglo Dutch dat [geïntimeerden] en [persoon 1] het exclusieve recht van haar kochten en dat dit tot de nieuwe situatie zou leiden dat ten aanzien van de projecten van Anglo Dutch [persoon 1] niet langer zou samenwerken met [persoon 2] of [persoon 3] maar met [geïntimeerden] Onder 10 van de memorie van antwoord in incidenteel appel stelt zij, anders dan [persoon 1] ter comparitie uiteen heeft gezet, dat [persoon 3] in het geheel een ondergeschikte rol speelt en dat haar verplichtingen jegens [persoon 3] niet bepalend waren voor de prijs van de exclusieve verkooprechten.
4.5.1. De grieven 1 en 2 in het incidenteel appel en de grieven 2 t/m 4 in het principaal appel roepen in de eerste plaats de vraag op of en in hoeverre in mei 2002 tussen Anglo Dutch en [geïntimeerden] al dan niet een bindende overeenkomst tot stand is gekomen en, zo ja, welke verplichtingen daaruit voor [geïntimeerden] jegens Anglo Dutch voortvloeiden.
4.5.2. Aan [geïntimeerden] kan worden toegegeven dat het door hen namens de op te richten Spaanse SL ondertekende geschrift afspraken behelst die nog een meer concrete invulling behoefden en (door [geïntimeerden]) afhankelijk werden gesteld van een vastlegging in juridische en fiscaal dekkende afspraken. Hetgeen in dat geschrift is neergelegd is naar het oordeel van het hof te kenschetsen als een voorlopige overeenkomst. Bij de beoordeling van de vraag in hoeverre en met welke consequenties het [geïntimeerden] na de ondertekening van het geschrift nog vrijstond om alsnog geen (verdere) uitvoering aan die voorlopige afspraken te geven, dient het volgende in aanmerking te worden genomen.
4.5.3. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de regeling van de (huur)verkoop van het exclusieve recht van verkoop in het geschrift van mei 2002 niet kan worden geabstraheerd van de samenwerking die werd beoogd. Het hof deelt echter niet de conclusie van de rechtbank dat het daarbij ging om een tussen Anglo Dutch en [geïntimeerden] beoogde samenwerking. Het ging daarbij immers om een samenwerking tussen [persoon 1] en [geïntimeerden] in een of meer door hen op te richten vennootschappen.
4.5.4. Uit de uiteenzetting van [persoon 1] op de comparitie na antwoord in eerste aanleg concludeert het hof dat de beoogde (huur)verkoop van het exclusieve recht van verkoop - door Anglo Dutch aan een nieuw op te richten Spaanse SL - een sequeel was van enerzijds de wens van [persoon 1] pro se om met [geïntimeerden] te gaan samenwerken en anderzijds de wens van [persoon 1] als bestuurder en medeaandeelhouder in Anglo Dutch om de verkoop voor wat betreft de Nederlandse markt in een andere vennootschap dan Anglo Dutch onder te brengen.
4.5.5. Het voorgaande brengt naar het oordeel van het hof mee dat, indien en voor zover zou moeten worden geoordeeld dat [geïntimeerden] in september 2002 op goede gronden van de beoogde - deels al aangevangen - samenwerking met [persoon 1] hebben afgezien, daaraan de consequentie moet worden verbonden dat ook Anglo Dutch [geïntimeerden] niet meer kan aanspreken op een verdere niet nakoming van de met die samenwerking verbonden, haar betreffende, afspraken. Het nadere standpunt van Anglo Dutch dat het geschrift van mei 2002 alleen een overeenkomst tot verkoop van haar verkooprechten voor wat betreft de Nederlandse markt zou behelzen dient te worden verworpen. Dit nog afgezien van het terechte verweer van [geïntimeerden] dat in dat geval niet zij de wederpartij van Anglo Dutch zijn doch de nieuw op te richten Spaanse SL, waarvan Anglo Dutch zelf stelt dat dit de daadwerkelijk opgerichte GDD is.
4.6.1. In het schrijven d.d. 13 september 2002 van [geïntimeerden] aan [persoon 1], waarin [geïntimeerden] aan [persoon 1] meedelen dat zij "per heden afzien van een verdere samenwerking" geven [geïntimeerden] een (niet limitatieve) opsomming van voorvallen die hen geen vertrouwen geven in een verdere samenwerking. [geïntimeerden] hebben hierin onder meer genoemd (a) het niet bestaan van een zgn. "[bedrijf 1]" (toev. hof: [naam] = [persoon 3]), (b) het feit dat [geïntimeerden] bij navraag bij [persoon 3] vernamen dat [persoon 3] geen Spaanse SL had, (c) het kopen van verkooprechten (toev. hof: door de op te richten c.q. opgerichte nieuwe Spaanse SL) van Anglo Dutch waarbij er geen enkele zekerheid bestaat dat de contracten tussen projectontwikkelaars en Anglo Dutch überhaupt bestaan en ook blijven bestaan en het feit dat er geen omzetzekerheden zijn en geen garanties dat er geen claims, van vóór 1.7.2002, van de aankopende partijen op ons (hof: de nieuwe Spaanse SL) afkomen en (d) het feit dat in Spanje een "foutieve SL opgericht is waar het de bedoeling was en ook de afspraak is gemaakt dat de eigenaar van deze Spaanse SL de Nederlandse Holding zou zijn.
4.6.2. In een schrijven d.d. 8 oktober 2002 van de advocaat van [geïntimeerden] aan de advocaat van [persoon 1] hebben [geïntimeerden] voor hun beëindiging van de relatie tussen hen en [persoon 1] opnieuw verwezen naar hun in de brief van 13 september gegeven motieven en gesteld dat daarin als hoofdmotief is genoemd de omstandigheid dat [geïntimeerden] hebben moeten ontdekken dat er geen vennootschap blijkt te bestaan die de genoemde exclusieve verkooprechten bezit doch dat deze rechten zouden worden verkocht door [persoon 1] zelf en dit door [persoon 1] steeds is verzwegen.
4.6.3. Het hof merkt op dat de brief van [geïntimeerden] aan [persoon 1] van 13 september 2002 steun geeft aan het ook uit het schriftelijk stuk van mei 2002 af te leiden feit dat de verkooprechten niet door [geïntimeerden] in privé maar door de nieuwe Spaanse SL werden/zouden worden gekocht. [geïntimeerden] merken in die brief naar het oordeel van het hof terecht op dat een dergelijke koop niet zou behoren te worden geëffectueerd dan na het verkrijgen van voldoende zekerheid over het bestaan van deugdelijke en blijvende contracten van Anglo Dutch met projectontwikkelaars om een (blijvende) omzet te kunnen garanderen. Afspraken over de duur van een exclusief recht van verkoop, de al dan niet opzegbaarheid daarvan, de consequenties die moeten worden verbonden aan een stagneren van een verkoopaanbod, de hoogte van provisies, de vraag of de exclusief verkoopgerechtigde daarin inspraak heeft e.d. zijn nu juist punten die na de voorlopige overeenkomst van mei 2002 nadere invulling behoefden. Die invulling lag op de weg van Anglo Dutch en [persoon 1] en het achterwege blijven daarvan heeft [geïntimeerden] naar het oordeel van het hof terecht tot een gebrek aan vertrouwen in de samenwerking met Anglo Dutch en [persoon 1] geleid.
4.6.4. Datzelfde geldt voor de onduidelijkheid die Anglo Dutch en [persoon 1] jegens [geïntimeerden] over de aard en achtergrond van de voor het alleenrecht te betalen vergoeding (ook na de brief van [geïntimeerden] van 13 september 2002) hebben laten bestaan. Bij de comparitie van 17 februari 2004 heeft [persoon 1] erkend dat [persoon 3] soms werd aangeduid als [bedrijf 1]. Volgens [persoon 1] was dat omdat [persoon 3] verkooprechten had verkregen op persoonlijke titel. Deze verklaring van [persoon 1] doet het voldoende aannemelijk zijn dat [geïntimeerden], naar zij hebben gesteld, ervan zijn uitgegaan dat de door hen tezamen met [persoon 1] op te richten nieuwe Spaanse SL een alleenverkooprecht van Anglo Dutch zou verkrijgen dat door [persoon 3] zou moeten worden prijsgegeven en waarvoor hem door Anglo Dutch een vergoeding zou moeten worden betaald. De ontdekking van [geïntimeerden] dat [persoon 3] als verkoper in dienst was van Anglo Dutch en geen eigen bedrijf had, heeft [geïntimeerden] terecht doen concluderen dat zij op dit punt van Anglo Dutch/[persoon 1] een verkeerde voorstelling van zaken hebben gekregen. De stelling van Anglo Dutch in de memorie van antwoord in incidenteel appel (onder 10) dat [persoon 3] in dit geheel een ondergeschikte rol speelde en dat de verplichting van Anglo Dutch jegens [persoon 3] niet bepalend was voor de prijs van de exclusieve verkooprechten staat haaks op de verklaring van [persoon 1] op de comparitie van 17 februari 2004. [persoon 1] verklaarde toen dat hij, toen er over de prijs voor het exclusieve verkooprecht werd gesproken steeds moest terugkoppelen naar [persoon 3], "zulks in verband met de prijs inzake het prijsgeven van zijn exclusieve verkooprechten".
4.6.5. Het hof acht het gerechtvaardigd dat [geïntimeerden] onder voormelde omstandigheden geen verder gevolg aan de voorlopige overeenkomst van mei 2002 hebben willen geven. Hierop stuit zowel de vordering van Anglo Dutch tot nakoming door [geïntimeerden] van hun verplichtingen uit de overeenkomst van mei 2002 af als haar vordering tot schadevergoeding, waarin zij, gezien haar uiteenzetting betreffende de door haar geleden schade, het positief contractsbelang beoogt te vorderen. Gezien de aard van de in mei 2002 gemaakte afspraken en de gerechtvaardigdheid van de beslissing van [geïntimeerden] om geen vervolg te geven aan de voorlopige afspraken van mei 2002 en de samenwerking met [persoon 1] niet voort te zetten, is er voor die vorderingen van Anglo Dutch geen grond.
4.6.6. Daar komt bij dat Anglo Dutch ook naar het oordeel van het hof onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat zij door het afzien door [geïntimeerden] van de beoogde samenwerking schade heeft geleden. Anglo Dutch heeft in de inleidende dagvaarding in eerste aanleg gesteld dat zij schade lijdt doordat haar projecten nu niet op de markt in Nederland, België en Duitsland worden aangeboden. Zij geeft echter niet aan waarom zij na het niet doorgaan van de samenwerking tussen [persoon 1] en [geïntimeerden] op die markt niet op gelijke wijze als voorheen haar projecten zou kunnen blijven aanbieden. Anglo Dutch zal die projecten dan toch zelf of via een subagent kunnen blijven verkopen.
4.6.7. Anglo Dutch heeft nog aangevoerd dat [geïntimeerden] hun schrijven van 13 september 2002 alleen aan [persoon 1] hebben gericht en dat zij haar, Anglo Dutch, nooit van hun bezwaren in kennis hebben gesteld, zodat het door [geïntimeerden] gevoerde verweer haar niet zou kunnen worden tegengeworpen. Het hof verwerpt dat verweer. Gelet op het feit dat [persoon 1] zowel als bestuurder van Anglo Dutch handelde als pro se met [geïntimeerden] heeft gehandeld, kan Anglo Dutch [geïntimeerden] niet tegenwerpen dat zij zich over het bij hen ontstane gebrek aan vertrouwen in de beoogde samenwerking met [persoon 1] inzake het exclusieve recht van verkoop tot [persoon 1] hebben gewend zonder daarbij uitdrukkelijk onderscheid te maken tussen [persoon 1] privé en [persoon 1] als bestuurder van Anglo Dutch. Waar [persoon 1] in beide hoedanigheden met [geïntimeerden] handelde, mochten [geïntimeerden] ervan uitgaan dat zij voor wat betreft de afwikkeling van het in mei 2002 overeengekomene (c.q. de mededeling dat [geïntimeerden] geen verder vervolg aan de voorlopige overeenkomst wilden geven) met een mededeling aan [persoon 1] konden volstaan en heeft [persoon 1] moeten begrijpen dat [geïntimeerden] zich tot hem wendden zowel voor zover de samenwerking hemzelf betrof als voor zover Anglo Dutch daarbij was betrokken. Nu Anglo Dutch bij de (voorlopige) afspraken van mei 2002 (en ook in het onderhavige geding) door [persoon 1] werd vertegenwoordigd, heeft Anglo Dutch ook de verdere mededelingen van [geïntimeerden] aan [persoon 1] tegen zich te laten werken.
4.7.1. Het voorgaande betekent dat de grieven 1 en 2 in het incidenteel appel doel treffen en de grieven in het principaal appel falen. Het eindvonnis van 31 augustus 2005 in conventie zal, nu het hof tot dezelfde beslissing komt als in dat vonnis gegeven, worden bekrachtigd. Voor zover Anglo Dutch in hoger beroep meer of anders heeft gevorderd dan in eerste aanleg, zal haar vordering eveneens worden afgewezen. Nu in het dictum van het tussenvonnis van 16 juni 2004 alleen een comparitie van partijen is bevolen, behoeft ook dat vonnis geen vernietiging. Dat vonnis zal eveneens worden bekrachtigd.
4.7.2. Anglo Dutch zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het principaal appel. Gelet op de vordering onder 1 van Anglo Dutch tot nakoming door [geïntimeerden] van hun door Anglo Dutch gestelde verplichtingen, waaronder volgens Anglo Dutch betaling van 50% van een eerste betaling van € 215.000,-, zal het hof voor het procureurssalaris uitgaan van tarief V. In het incidenteel appel zal het hof, gelet op het in r.o. 4.3.3 overwogene, geen afzonderlijke proceskostenveroordeling uit te spreken.
De akte van [geïntimeerden] van 29 augustus 2006 draagt weliswaar het opschrift "akte in incidenteel appel" maar heeft naar zijn inhoud betrekking op het in het kader van het principaal appel te bespreken geschil. Het hof zal de kosten van deze akte daarom bij de proceskosten van het principaal appel betrekken.
4.7.3. Anglo Dutch heeft in hoger beroep nog uitdrukkelijk bewijs aangeboden van al haar stellingen. Het hof gaat aan dat bewijsaanbod als onvoldoende specifiek en/of niet ter zake dienende voorbij. Dat geldt ook voor het aanbod van Anglo Dutch tot nader bewijs van de omzet- en provisiegegevens van "de Nederlandse tak" in 2001. Dat aanbod is, gelet op het hiervoor overwogene, niet ter zake dienende. Bovendien hebben [geïntimeerden] dienaangaande terecht aangevoerd dat Anglo Dutch die gegevens - waarvan zij in de dagvaarding in eerste aanleg al aangaven deze te kunnen verstrekken - al ruimschoots eerder in de procedure had kunnen overleggen.
5. De uitspraak
Het hof:
verstaat dat het principaal en het incidenteel appel van de tussen partijen op 16 juni 2004 en 31 augustus 2005 onder zaaknummer 81456/HA ZA 03-153 uitgesproken vonnissen alleen deze vonnissen betreft voor zover deze in conventie zijn gewezen.
bekrachtigt, onder aanvulling en verbetering van gronden, voormelde vonnissen in conventie van 16 juni 2004 en 31 augustus 2005;
wijst het door Anglo Dutch in hoger beroep in conventie meer of anders gevorderde af;
veroordeelt Anglo Dutch in de proceskosten van het principaal appel, welke kosten aan de zijde van [geïntimeerden] tot op heden worden begroot op € 1.100,= aan verschotten en op € 3.948,= aan salaris procureur;
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Schaik-Veltman, Venhuizen en Fikkers en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 19 februari 2008.