ECLI:NL:GHSHE:2008:BC8061

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 103.005.282
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. van Etten
  • A. van Gink
  • J. Theuws
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot beëindiging onverdeeldheid van een beperkte gemeenschap na verbreking van een relatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding, waarin [appellante] vorderingen heeft ingesteld tegen [geintimeerde] met betrekking tot de beëindiging van een onverdeeldheid van een beperkte gemeenschap na de verbreking van hun relatie. De zaak is ontstaan na de aankoop van een woning in Hongarije door beide partijen, waarbij [appellante] de volledige koopsom heeft betaald. [geintimeerde] heeft slechts een klein bedrag terugbetaald en heeft geweigerd om medewerking te verlenen aan de wijziging van de tenaamstelling van de woning. In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [appellante] afgewezen, met uitzondering van een erkende vordering van € 1.109,- die [geintimeerde] aan [appellante] moest betalen. [appellante] is in hoger beroep gegaan, waarbij zij haar vorderingen heeft gewijzigd en verlaagd. Het hof heeft de grieven van [appellante] beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende spoedeisend belang is bij de gevorderde voorlopige voorziening. Het hof heeft de vordering tot medewerking aan de wijziging van de tenaamstelling van de woning toegewezen, met de verplichting voor [appellante] om de woning voor een bepaalde datum te verkopen en de opbrengst te verdelen. Daarnaast is de vordering tot afgifte van de aankoopnota van de Volvo S80 toegewezen, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

rolnr. HD 103.005.282
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
zevende kamer, van 18 maart 2008,
gewezen in de zaak van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante bij exploot van dagvaarding van 9 juli 2007,
hierna te noemen: [appellante],
procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann,
tegen:
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
hierna te noemen: [geintimeerde],
procureur: mr. J.M.C. van Gorkum,
op het hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda gewezen vonnis in kort geding van 13 juni 2007 tussen [appellante] als eiseres en [geintimeerde] als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. 172841/KG ZA 07-157)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
In haar appeldagvaarding heeft [appellante] twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot toewijzing van haar in hoger beroep gewijzigde vorderingen, zoals weergegeven in het petitum van de appeldagvaarding.
Bij memorie van antwoord heeft [geintimeerde] de grieven bestreden.
Partijen hebben hun zaak doen bepleiten, [appellante] door mr. C.H. Pannekoek en [geintimeerde] door mr. C.J. Verpaalen. Beide raadslieden hebben gepleit aan de hand van overgelegde pleitnotities. Mr. Pannekoek heeft voorafgaande aan het pleidooi producties toegezonden aan het hof en aan de wederpartij. Ter zitting heeft zij voorts een akte wijziging eis genomen, welke akte vooraf was toegezonden aan het hof en aan de wederpartij.
[appellante] heeft daarna de gedingstukken overgelegd en partijen hebben uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de gronden van het hoger beroep verwijst het hof naar de appeldagvaarding.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1. [geintimeerde] is werkzaam als natuurgeneeskundig therapeut en als opleider spirituele coaching. [appellante] is in oktober 2004 met hem in contact gekomen als cliënte/ cursiste. Hieruit is een uitgebreider contact tussen partijen voort- gekomen, onder meer hierin bestaande dat zij zouden gaan samenwerken bij het geven van therapieën en cursussen. Zij hebben samen op 8 november 2005 een woning in [plaatsnaam], Hongarije gekocht. De aankoopsom van de woning en de daaraan verbonden kosten bedroegen in totaal € 55.011,17. Omdat [geintimeerde] geen geld had en geen financiering kon krijgen, en [appellante] wel, heeft zij de volledige koopsom betaald. Partijen hebben afgesproken dat [geintimeerde] zijn aandeel in de koopsom in termijnen aan [appellante] zou betalen, maar hij heeft slechts éénmaal een bedrag van € 250,- aan haar betaald.
Om naar Hongarije te kunnen rijden was een auto nodig. Op naam van [appellante] is een Toyota Landcruiser gekocht, die door [appellante] deels contant is betaald en deels is gefinancierd met een door haar afgesloten lening. De Toyota is op 11 juli 2006 in Duitsland, toen partijen onderweg waren naar Hongarije, bij een ongeval total loss geraakt. Vervolgens is een Volvo S 80 gekocht, ook op naam van [appellante], welke auto grotendeels is betaald met de schade-uitkering voor de Toyota.
4.1.2. Partijen zijn gebrouilleerd geraakt. [appellante] wenst afgifte van diverse zaken en een financiële afrekening en omdat [geintimeerde] hieraan in der minne niet voldeed, is zij het onderhavige kort geding begonnen. In eerste aanleg heeft zij (samengevat) gevorderd dat [geintimeerde] zal worden veroordeeld:
- tot medewerking aan wijziging van de tenaamstelling van de woning in Hongarije in die zin dat deze volledig op naam van [appellante] komt;
- tot afgifte aan [appellante] van de Volvo S 80 en betaling van een bedrag van € 7.043,20 wegens door [appellante] betaalde kosten terzake van de auto’s;
- tot afgifte van diverse roerende zaken;
- tot betaling van een aandeel in een door [appellante] afgesloten doorlopend krediet;
- tot betaling van diverse bedragen die [appellante] ten behoeve van [geintimeerde] zou hebben voldaan;
- tot betaling van een voorschot op de door [appellante] geleden immateriële schade.
4.1.3. [geintimeerde] heeft tegen de vorderingen van [appellante] verweer gevoerd, met uitzondering van een door [appellante] gevorderd bedrag ad € 1.109,-. [geintimeerde] erkent dat [appellante] dit bedrag op 27 oktober 2006 ten behoeve van hem heeft betaald.
4.1.4. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep de vorderingen van [appellante] afgewezen, behalve de erkende vordering ten bedrage van € 1.109,-. Aan de afwijzing heeft de voorzieningenrechter ten grondslag gelegd dat een beoordeling van de vorderingen niet mogelijk is zonder een nader onderzoek, voor welk onderzoek in het kader van een kort geding geen plaats is.
4.1.5. [appellante] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is in hoger beroep gekomen.
4.2. [appellante] heeft haar vorderingen in hoger beroep verminderd. Zij vordert niet langer de afgifte van de Volvo S 80 maar slechts de afgifte van de reservesleutels van deze auto. Voor wat betreft de roerende zaken vordert zij in hoger beroep nog slechts de afgifte van (een kopie van) de aankoopnota van de Volvo en van de rekeningen terzake van het ongeval in Duitsland.
4.3. De door [appellante] aangevoerde grieven strekken ertoe dat het hof, opnieuw rechtdoende, alsnog de (gewijzigde) vorderingen van [appellante] zal toewijzen.
4.4. Voor wat betreft de woning in [plaatsnaam], Hongarije overweegt het hof het volgende.
Vast staat, dat de woning op beider naam is gekocht en dat partijen ieder voor de helft eigenaar zijn.
Op grond van de door [appellante] in eerste aanleg overgelegde stukken (producties 12 t/m 14) gaat het hof er vooralsnog van uit dat de volledige aankoopsom met kosten (in totaal € 55.011,17) door [appellante] is betaald.
Partijen zijn het er verder over eens dat [geintimeerde] de helft van hetgeen [appellante] voor de aankoop van de woning heeft betaald, aan haar dient te vergoeden en dat hij terzake slechts € 250,- heeft voldaan.
4.5. [appellante] vordert dat [geintimeerde] zal worden veroordeeld (zakelijk weergegeven) om zijn aandeel in de woning aan [appellante] over te dragen, dit op verbeurte van een dwangsom.
Voor wat betreft het spoedeisend belang van haar vordering heeft [appellante] aangevoerd dat de woning inmiddels al lange tijd leeg staat, dreigt te verpauperen en op korte termijn aan een derde moet worden verkocht. Omdat [geintimeerde] niet aan verkoop meewerkt, dient de woning op haar naam gezet te worden zodat zij stappen kan ondernemen om tot een verkoop te komen.
Verder heeft zij aangevoerd dat verkoop van de woning dringend nodig is omdat zij de financiële middelen nodig heeft om schulden af te kunnen lossen die zij door de hele affaire met [geintimeerde] heeft gemaakt.
4.6. Naar het oordeel van het hof is met de hiervoor aangevoerde argumenten het spoedeisende belang bij een voorlopige voorziening als door [appellante] gevorderd, voldoende onderbouwd.
4.7. Voor de beoordeling van de vordering van [appellante] met betrekking tot de woning dient als uitgangspunt te gelden dat ingevolge artikel 3:178 BW een deelgenoot in een gemeenschap te allen tijde verdeling daarvan kan vorderen. Dit geldt ook voor een beperkte gemeenschap als de onderhavige woning.
[appellante] wenst de woning volledig op haar naam te krijgen teneinde de woning aan een derde te kunnen verkopen.
Ter terechtzitting heeft [geintimeerde] aangevoerd dat hij wel aan de overdracht van zijn aandeel wil meewerken, maar uitsluitend indien [appellante] de kosten voor haar rekening neemt van het transport naar Nederland van zijn roerende zaken (meubilair) die nog in de woning in Hongarije aanwezig zijn, welke eis het hof niet redelijk voorkomt.
Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] haar belang bij de hier bedoelde vordering voldoende aannemelijk gemaakt en bieden de hiervoor onder 4.4 en 4.5 vermelde feiten en omstandigheden, die door [geintimeerde] niet althans onvoldoende zijn weersproken, voldoende grondslag voor toewijzing daarvan.
Het hof zal die vordering dan ook toewijzen, met dien verstande dat daaraan de verplichting voor [appellante] zal worden gekoppeld om de woning zo spoedig mogelijk, uiterlijk vóór 1 januari 2009, aan een derde te verkopen en de opbrengst – na aftrek van het hiervoor genoemde bedrag van € 55.011,17 dat door haar zelf is betaald en na betaling aan [geintimeerde] van € 250,- zijnde het door hem betaalde bedrag ten behoeve van de woning en na aftrek van de kosten die met de overdracht aan [appellante] respectievelijk de derde zijn gemoeid - tussen partijen bij helfte te verdelen. Het hof voegt hieraan toe dat, in het geval het aldus resterende bedrag negatief mocht zijn, dit verlies door beide partijen, ieder voor de helft, dient te worden gedragen.
De gevorderde dwangsom zal door het hof aan een maximum worden gebonden, als hierna in het dictum te vermelden.
4.8. Voor wat betreft de auto’s overweegt het hof het volgende.
De vordering tot afgifte van de Volvo is ingetrokken. Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat partijen met betrekking tot de Volvo meerdere kort gedingen tegen elkaar hebben gevoerd. In het kader van het laatste kort geding is tussen hen afgesproken dat [appellante] de Volvo zal verkopen en dat de opbrengst vooralsnog tussen hen zal worden verdeeld, in afwachting van de beslissing in een – inmiddels eveneens aangespannen – bodemprocedure.
4.9. [appellante] vordert van [geintimeerde] nog de afgifte van de reservesleutels. [geintimeerde] betwist dat hij deze in zijn bezit heeft.
4.10. Gelet op de betwisting door [geintimeerde] is de vordering tot afgifte van de reservesleutels in het kader van dit kort geding niet toewijsbaar. Voor een feitenonderzoek naar de sleutels is in het kader van deze procedure geen plaats.
4.11. De vordering tot afgifte van (een kopie van) de aankoopnota van de Volvo is wel toewijsbaar. [geintimeerde] heeft ter terechtzitting toegezegd dat hij [appellante] een kopie van de aankoopnota zal bezorgen. Gelet op deze toezegging kan het opleggen van een dwangsom achterwege blijven.
4.12. Voor wat betreft de rekeningen van het ongeval in Duitsland heeft [geintimeerde] betwist dat hij deze in zijn bezit heeft.
Deze vordering is niet toewijsbaar om de reden die hiervoor onder 4.10 is vermeld.
4.13. De vorderingen van [appellante] hebben voor het overige betrekking op diverse geldbedragen (onder meer terzake van kosten die door haar ten behoeve van [geintimeerde] zouden zijn betaald, terzake van een deel van een afgesloten door- lopend krediet en terzake van vergoeding van emotionele schade), waarvan de verschuldigdheid door [geintimeerde] is betwist.
4.14. Voor de beoordeling van deze vorderingen dient, ingevolge de jurisprudentie van de Hoge Raad (o.a. HR 29 maart 1985 NJ 1986,84) als uitgangspunt te gelden dat in een kort geding slechts plaats is voor toewijzing van een geldvordering indien het bestaan van die geldvordering voldoende aannemelijk is én er sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
Naar het oordeel van het hof is voor wat betreft de geldvorderingen van [appellante] niet aan deze vereisten voldaan. Deze vorderingen zijn dan ook terecht door de voorzieningenrechter afgewezen. Overigens is ter zitting gebleken dat met betrekking tot de geldvorderingen van [appellante] inmiddels een bodemprocedure is gestart waarin op korte termijn een comparitie van partijen zal plaatsvinden.
4.15. Het hof zal het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigen, behoudens voor wat betreft de veroordeling van [geintimeerde] om aan [appellante] een bedrag van € 1.109,- te betalen en voorzover de proceskosten in eerste aanleg zijn gecompenseerd, en in zoverre opnieuw rechtdoende de vorderingen van [appellante] met betrekking tot de woning in [plaatsnaam], Hongarije, en ten aanzien van de aankoopnota van de Volvo S 80 toewijzen als hierna te vermelden. Voor het overige zullen de vorderingen van [appellante] worden afgewezen.
De kosten van het hoger beroep zullen worden gecompenseerd nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld.
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, behoudens voor wat betreft de veroordeling van [geintimeerde] om aan [appellante] een bedrag van € 1.109,- te betalen en voorzover de proceskosten in eerste aanleg zijn gecompenseerd, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geintimeerde] om zijn medewerking te verlenen aan de wijziging van de tenaamstelling van de bij partijen in gezamenlijk eigendom toebehorende woning te [plaatsnaam], Hongarije, in die zin, dat hij zijn mede-eigendom in die woning binnen vier weken na de betekening van dit arrest dient over te dragen aan [appellante], dit op verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat [geintimeerde] in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 75.000,-, een en ander onder de verplichting van [appellante] om de woning zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vóór 1 januari 2009, aan een derde te verkopen en de opbrengst – na aftrek van het hiervoor genoemde bedrag van € 55.011,17 dat door haar zelf is betaald en na betaling aan [geintimeerde] van € 250,- zijnde het door hem betaalde bedrag ten behoeve van de woning en na aftrek van de kosten die met de overdracht aan [appellante] respectievelijk de derde zijn gemoeid - tussen partijen bij helfte te verdelen;
veroordeelt [geintimeerde] om [appellante] in het bezit te stellen van (een kopie van) de aankoopnota van de Volvo S80;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de kosten van het hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen;
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Van Gink en Theuws en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 18 maart 2008.