ECLI:NL:GHSHE:2008:BC8293

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-000543-06
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H.J.M. Mertens - Steeghs
  • H. Eijsenga
  • F. van Es
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in dierenverwaarlozingszaak wegens onvoldoende bewijs van eigenaarschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 februari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte werd beschuldigd van het onthouden van de nodige verzorging aan verschillende dieren, waaronder pony's, schapen en geiten, in de periode van 1 oktober 2004 tot en met 21 januari 2005 te Bladel. De tenlastelegging omvatte onder andere het niet zorgen voor voldoende drinkwater en voedsel voor de dieren, alsook het niet bieden van beschutting tegen slechte weersomstandigheden.

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting kwam naar voren dat de in de tenlastelegging genoemde dieren niet toebehoorden aan de verdachte, maar dat hij het perceel ter beschikking had gesteld aan medeverdachten. De verdachte had slechts incidenteel bemoeienis met de dieren, zoals het vullen van een waterbak. Het hof oordeelde dat de feiten en omstandigheden niet voldoende waren om vast te stellen dat de verdachte als eigenaar, houder of hoeder van de dieren kon worden aangemerkt, zoals bedoeld in artikel 1 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof besloten de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken, vooral in gevallen van dierenverwaarlozing waar de verantwoordelijkheden van de verdachte niet duidelijk zijn aangetoond.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000543-06
Uitspraak: 12 februari 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 30 januari 2006 in de strafzaak met parketnummer 01-830320-05 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1965],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde zal bewezen verklaren en de verdachte ter zake zal veroordelen tot een taakstraf, te weten een werkstraf, voor de duur van 200 uren, voor het geval de werkstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd te vervangen door 100 dagen hechtenis, alsmede tot gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
In de tenlastelegging, zoals opgenomen in de inleidende dagvaarding, verwijt de steller hiervan onder andere (zakelijk weergegeven) dat de verdachte(n) de nodige verzorging heeft/hebben onthouden aan paarden en/of pony's. Dit verwijt wordt nader omschreven, onder meer, door te stellen dat niet is gezorgd voor voldoende (vers) drinkwater. Waar in de verdere nadere omschrijving van de gedraging wordt gesteld, dat de paarden en/of pony's niet bijgevoerd werden, heeft de steller, gelet op de opbouw van de tenlastelegging, kennelijk bedoeld te stellen dat verdachte(n) er niet voor gezorgd heeft/hebben dat de paarden en/of pony's voldoende werden (bij)gevoerd.
Het hof zal de tenlastelegging aldus verstaan. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Aan de verdachte is met inachtneming van het vorenstaande ten laste gelegd:
dat hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2004 tot en met 21 januari 2005
te Bladel, op een of meer perce(e)l(en) nabij de[adres], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als houder van een of meer dieren, te weten:
- 30 stuks, althans een of meer, pony's en/of paarden en/of
- 28 stuks, althans een of meer, schapen en/of
- 11 stuks, althans een of meer, geiten/bokken,
aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) er niet voor gezorgd dat:
- die paarden en/of pony's op (een van) voormeld(e) perce(e)l(en) droog
konden staan en/of liggen en/of konden schuilen tegen slechte weers-
omstandigheden;
- er voldoende (vers) drinkwater was in de (kennelijk) voor drinkwater bestemde
bakken;
- er een met (vers) hooi gevulde ruif was;
- die paarden en/of pony's voldoende (bij)gevoerd werden;
- die schapen en/of geiten/bokken op (een van) voormeld(e) perce(e)l(en)
droog konden staan en/of liggen;
- die schapen en/of geiten/bokken op (een van) voormeld(e) perce(e)l(en) niet op
een laag pure natte mest van circa één meter stonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep komt naar voren:
-dat de in de tenlastelegging genoemde dieren niet aan de verdachte toebehoorden;
-dat de verdachte het perceel, waarop de dieren zich bevonden, ter beschikking had gesteld aan de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2];
-dat de verdachte wel eens over het perceel liep, ook als zijn kinderen met de dieren speelden;
-dat de bemoeienis van de verdachte met de in de tenlastelegging genoemde dieren bestond uit het incidenteel vullen van een waterbak als hij zag dat deze leeg was.
Naar het oordeel van het hof zijn genoemde feiten en omstandigheden niet voldoende om te kunnen vaststellen dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde dieren heeft gehouden als eigenaar, houder of hoeder, zoals bedoeld in artikel 1 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Dit leidt tot de slotsom dat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J.H.J.M. Mertens - Steeghs, voorzitter,
mr. H. Eijsenga en mr. F. van Es,
in tegenwoordigheid van dhr. J.M.A.W. Koningstein, griffier,
en op 12 februari 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.