Parketnummer : 20-001208-07
Uitspraak : 15 april 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 22 maart 2007 in de strafzaak met parketnummer 02-607264-06 tegen:
[verdachte],
geboren te [Plaats] op [datum],
wonende te [woonplaats], [adres].
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een geldboete van € 1.000,-- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Zij heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] zal toewijzen tot een bedrag van € 1.500,-- met dienovereenkomstige oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 08 juli 2005 tot en met 27 maart 2006, in elk geval op of omstreeks 27 maart 2006 te [Plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [Adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 317 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a,vijfde lid van die wet.
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 08 juli 2005 tot en met 27 maart 2006, in elk geval op of omstreeks 27 maart 2006 te [Plaats] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of vervaardigd en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan [Adres] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 317 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 08 juli 2005 tot en met 27 maart 2006 te [Plaats], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 08 juli 2005 tot en met 27 maart 2006 te [Plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een woning (een of meerdere plafond[s] en/of muren en/of vloer[en][delen] van die woning) en/of een regelaar en/of een of meerdere deur(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe het navolgende.
Naar het oordeel van het hof impliceert het enkele aanleggen, inrichten en exploiteren van een hennepkwekerij, waarna waterschade in de woning ontstaat, niet dat de verdachte die schade opzettelijk en wederrechtelijk heeft veroorzaakt.
Daargelaten dat uit het dossier niet blijkt waardoor de als waterschade aangeduide schade aan de woning is ontstaan, kan niet worden geoordeeld dat het enkele aanleggen, inrichten en exploiteren van een hennepplantage een aanmerkelijke kans op waterschade in het leven roept. Bijzondere omstandigheden die dit anders zouden kunnen maken, bijvoorbeeld een zeer tekortschietende wijze van aanleggen van de infrastructuur voor de bewatering, zijn niet gebleken. De omstandigheid dat bij hennepkwekerijen wel eens waterschade ontstaat, maakt de kans daarop niet zo aanmerkelijk dat gesproken kan worden van voorwaardelijk opzet indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan die kans.
Derhalve is niet bewezen dat de verdachte de betreffende schade opzettelijk heeft veroorzaakt.
Het hof is voorts van oordeel dat uit de stukken geen bewijs naar voren is gekomen dat verdachte schade heeft toegebracht aan een plafond, muur, vloer, regelaar of deur. In het bijzonder overweegt het hof hierbij dat niet is vast komen te staan dat verdachte gaten in een plafond, muur of vloer heeft geboord. Met betrekking tot de (binnen)deuren is slechts gebleken dat deze door de verdachte uit de scharnieren zijn getild, maar niet dat ze zijn beschadigd. Het enkele verwijderen van een deur levert geen schade op. Met betrekking tot de regelaar is niet gebleken waardoor deze is kapot gegaan.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 27 maart 2006 te [Plaats] opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [Adres] een hoeveelheid van in totaal 317 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid, van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van de bewezenverklaring.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen worden door het hof beschouwd als een gezamenlijkheid van voorwerpen, met betrekking tot welke
het onder 1 primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan of met behulp van welke het feit is begaan en van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet, op grond waarvan het hof deze voorwerpen aan het verkeer onttrokken zal verklaren.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 11.607,--. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van de niet toegewezen vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [benadeelde] in zijn vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van de bewezenverklaring.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt, dat de geldboete van EUR 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
110 hennepplanten en 207 hennepstekjes, kleur groen, en 38 assimilatielampen.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde], in zijn vordering niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. T.A. de Roos,
in tegenwoordigheid van A.J.H.M. van Baast, griffier,
en op 15 april 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. T.A. de Roos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.