ECLI:NL:GHSHE:2008:BD1257

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 103.009.632 (R200701352)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Gründemann
  • A. de Klerk-Leenen
  • J. van de Bergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voortzetting van de schuldsaneringsregeling voor appellanten in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de voortzetting van de schuldsaneringsregeling voor de appellanten [X.] en [Y.]. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 5 maart 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het vonnis van de rechtbank Roermond van 12 december 2007 werd vernietigd. De rechtbank had eerder de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd op verzoek van de bewindvoerder, omdat de appellanten hun verplichtingen niet naar behoren zouden zijn nagekomen en er een verwijtbare boedelachterstand was ontstaan. Het hof heeft echter geoordeeld dat er op dat moment geen aanleiding was voor een tussentijdse beëindiging van de regeling, aangezien de termijn van drie jaar voor de schuldsanering op 18 mei 2008 zou eindigen.

De appellanten hebben in hun beroepschrift aangevoerd dat zij niet verantwoordelijk zijn voor de gestelde verwijtbare boedelachterstand en dat zij niet in staat waren om aan hun verplichtingen te voldoen door omstandigheden zoals de late betaling van hun ziektewetuitkering. Het hof heeft de argumenten van de appellanten in overweging genomen, evenals de verklaringen van de bewindvoerder over de communicatie en de informatieplicht van de appellanten. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten zich hebben ingespannen om hun schuldenlast te verlichten en dat er geen voldoende bewijs was dat zij opzettelijk hun verplichtingen hebben verwaarloosd.

Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de schuldsaneringsregeling voor [X.] en [Y.] moet worden voortgezet en dat de zaak moet worden terugverwezen naar de rechtbank Roermond voor verdere behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de schuldenaren en de noodzaak om hen de kans te geven om hun financiële situatie te verbeteren.

Uitspraak

AS
5 maart 2008
Sector civiel recht
Rekestnummer R 200701352/103.009.632/01
Zaaknummers eerste aanleg 05/140R - 05/141R / 07/258F - 07/259F
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Arrest
In de zaak in hoger beroep van:
1. [X.],
en
2. [Y.] e.v. [X.],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna: [X.] en [Y.],
procureur: mr. J.E. Benner.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Roermond van 12 december 2007, waarvan de inhoud bij [X.] en [Y.] bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 18 december 2007, hebben [X.] en [Y.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en te bepalen dat zij de schuldsanering kunnen hervatten.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 februari 2008. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de heer [X.], bijgestaan door de advocaat van [X.] en [Y.], mevrouw mr. P.A. van Enckevort;
- mevrouw A.T.M. Brekelmans, hierna: de bewindvoerder.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg d.d. 6 december 2007;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 21 januari 2008;
- de aanvullende grieven bij appelschrift van de advocaat van [X.] en [Y.], met bijlagen, ingekomen ter griffie op 14 februari 2008.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Bij vonnis van 18 mei 2005 is ten aanzien van [X.] en [Y.] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
4.2.1. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 350 lid 3 sub c. en e. Faillissementswet (Fw) de toepassing van de schuldsanerings¬regeling op verzoek d.d. 17 september 2007 van de bewindvoerder tussentijds beëindigd, nu [X.] en [Y.] een of meer van hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomen en trachten hun schuldeisers te benadelen.
4.2.2. De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen, dat er een verwijtbare boedelachterstand is van € 450,00 en er nieuwe schulden zijn ontstaan, en voorts dat [X.] en [Y.] hun informatieplicht, een belangrijke kernverplichting in de schuldsaneringsregeling, niet nakomen ondanks dat zij hier tweemaal expliciet door de rechter-commissaris op zijn gewezen. De heer [X.] voldoet bovendien niet aan de sollicitatieplicht. Hij legt geen bewijsstukken van sollicitaties over aan de bewindvoerder.
4.3.1. [X.] en [Y.] hebben in het beroepschrift aangevoerd, dat zij betwis¬ten dat zij schuld hebben aan de gestelde verwijtbare boedelachterstand. Het is, zo stellen zij, voor hen niet inzichtelijk over welke schulden het daarbij gaat. Zij hebben niet over het (volledige) vrij te laten bedrag kunnen beschikken en zijn hierdoor enige tijd niet in staat geweest de vaste lasten, zoals de huur, te betalen. Dit is deels te wijten aan het feit dat het UWV de ziektewetuitkering van mevrouw [Y.] niet eerder dan eind juni heeft (na)betaald. Dit heeft ertoe geleid dat de bewindvoerder een bedrag van € 881,00 heeft nabetaald aan [X.] en [Y.]. Echter ook na juni 2007 hebben zij maandelijks ongeveer € 200,00 te weinig ontvangen van de boedel.
In tegenstelling tot hetgeen in het vonnis van de rechtbank is opgenomen, is de postblokkade niet opgeheven.
Ten aanzien van de informatieplicht merken [X.] en [Y.] op dat de verstandhou-ding tussen hen en de bewindvoerder al lange tijd moeizaam verloopt. De bewindvoerder was met enige regelmaat niet te bereiken of niet in staat om helderheid te verschaffen en heeft op enig moment zelfs te kennen gegeven dat zij niet langer wenste dat [X.] en [Y.] een beroep op haar deden. Daarna hebben [X.] en [Y.] de bewindvoerder enkel van de noodzakelijke informatie op de hoogte gesteld. Dat de bewindvoerder [X.] en [Y.] zou hebben gewe¬zen op de mogelijkheid van eventuele maatschappelijke begeleiding wordt door hen ontkend.
De heer [X.] heeft naar zijn mening wel degelijk aan de sollicitatieplicht voldaan. Maandelijks legt hij een overzicht van de door hem verrichte sollicita¬tieactiviteiten over aan de bewindvoerder.
De (nieuwe) auto, waarnaar de bewindvoerder verwijst, hebben [X.] en [Y.] niet gekocht, maar gratis gekregen van de broer van de heer [X.]. Deze auto biedt [X.] de mogelijkheid om ook naar werk op zoek te gaan dat verder van zijn woonplaats is gelegen.
[X.] en [Y.] merken op dat zij sedert de aanvang van de schuldsanering alles in het werk hebben gesteld en zich tot het uiterste hebben ingespannen om zoveel mogelijk van hun inkomsten te sparen ten behoeve van de boedel. Tot op heden is een aanzienlijk bedrag bijeengebracht ter aflossing van de schuldenlast.
[X.] en [Y.] zijn bereid een verhelderend gesprek met de bewindvoerder te hebben over de wijze van communicatie, zodat de lucht geklaard wordt en er in de toekomst geen nieuwe problemen kunnen ontstaan op dat vlak.
4.3.2. Hieraan heeft de heer [X.] ter zitting toegevoegd, dat hij van mening is dat hij de bewindvoerder steeds voldoende heeft geïnformeerd. Voorts verkeerde hij in de veronderstelling dat de bewindvoerder van alle zaken op de hoogte was omdat de postblokkade uiteindelijk pas in januari 2008 is opgeheven en de bewindvoerder derhalve tot die tijd alle post heeft ontvangen. Dat [X.] de bewindvoerder voornamelijk mondeling heeft geïnformeerd kwam voort uit een mededeling dat informatie ook telefonisch kon worden verstrekt.
4.3.3. De bewindvoerder heeft aangevoerd, dat [X.] en [Y.] hun informatieplicht niet dan wel onvoldoende nakomen, hoewel de informatieplicht en de wijze van nakoming daarvan zijn besproken tijdens de verhoren van respectievelijk 14 november 2005 en 30 mei 2006. Daarnaast zijn [X.] en [Y.] hierover geïnformeerd tijdens twee huisbezoeken, via folders, het aan hen verstrekte inlichtingenformulier, alsmede door brieven. Er hebben met [X.] en [Y.] zes besprekingen (met afspraak) en minimaal zes besprekingen zonder afspraak plaatsgevonden, naast talloze telefoongesprekken.
Reeds in september 2005 constateerde de bewindvoerder dat [X.] en [Y.] wel informatie verstrekten, maar niet de juiste. De bewindvoerder informeerde hen opnieuw. Verplichtingen zijn uitvoerig en vele malen uitgelegd en toegelicht. Aan [X.] en [Y.] is telkens opnieuw meegedeeld dat informatie schriftelijk en voorzien van bewijsstukken dient te worden aangeleverd.
Omdat een bewindvoerder WSNP niet in staat is om sanieten wekelijks persoonlijk te begeleiden, is [X.] en [Y.] meegedeeld dat zij voor een meer persoonlijke begeleiding hulp in de vorm van maatschappelijk werk en/of een inkomensbeheerder dienen in te schakelen.
De postblokkade is op of omstreeks 3 juni 2007 opgeheven. De bewindvoerder erkent dat de opheffing door TNT post niet altijd correct is verwerkt.
De bewindvoerder heeft geen volledig inzicht in de nieuwe schulden die [X.] en [Y.] hebben en/of telkens opnieuw laten ontstaan. Bovendien stellen [X.] en [Y.] geheel ten onrechte geen schuld te hebben aan het ontstaan van de verwijtbare boedelachterstand en de nieuwe schulden. Zij zijn uitvoerig geïnformeerd over de plicht om voor tijdige en volledige betaling van vaste lasten zorg te dragen. Indien zij hieraan niet voldoen, is dat aan hen te verwijten, zeker als daarover reeds op 14 november 2005 een verhoor plaatsvond.
[X.] en [Y.] zijn ook gewezen op het feit dat salaris aan de uitkeringsinstantie moet worden doorgegeven, opdat de uitkering daarmee kan worden gecompenseerd. Uit het boedeloverzicht blijkt dat gedurende 2007 in praktisch alle maanden bij meneer dan wel mevrouw sprake was van een volledige uitkering, alsmede een salaris. Mede door deze omstandigheid is er thans nog sprake van een boedelachterstand van € 756,93.
In strijd met de al eerder gegeven aanwijzing ten aanzien van autobezit en de kosten daarvan hebben [X.] en [Y.] toch weer een auto aangeschaft, ondanks de boedelachterstand en nieuwe schulden. Daarnaar gevraagd stelden zij dat de auto noodzakelijk was voor het werk van meneer, terwijl deze in 2007 slechts zeer beperkt werkte en gedurende 2007 onafgebroken 100% WW-uitkering had. Ter zitting van 6 december 2007 verklaarden [X.] en [Y.] wederom dat zij zich realiseerden dat de auto de financiële problemen groter maakte en onmiddellijk tot verkoop van de auto over te zullen gaan. Tot op heden is de bewindvoerder niet gebleken dat de auto daadwerkelijk is verkocht.
De heer [X.] heeft sedert ongeveer anderhalf jaar niet voldaan aan zijn sollicitatieplicht. Tot augustus 2007 heeft hij niet dan wel slechts summier gesolliciteerd en/of heeft hij de bewindvoerder daarover zeer beperkt geïnformeerd. Sedert september 2007 legt de heer [X.] op het eind van elke maand een stapel papieren over, bestaande uit op het internet gevonden, uitgeprinte vacatures. Uit niets blijkt dat hij daadwerkelijk op die vacatures heeft gesolliciteerd. Kopieën van sollicitatiebrieven en van de reacties daarop ontbreken en werden evenmin via de postblokkade ontvangen.
Omdat de advocaat van [X.] en [Y.] per abuis de aanvullende grieven niet naar de bewindvoerder heeft gestuurd, heeft de bewindvoerder slechts via poststukken bij de postblokkade begrepen dat mevrouw [Y.] sedert enige tijd geen ziektewetuitkering meer ontvangt, hetgeen betekent dat ook op mevrouw [Y.] een volledige sollicitatieplicht rust. Van sollicitaties door mevrouw is echter evenmin gebleken.
4.4. Het hof komt tot de volgende beoordeling.
4.4.1. Als maatstaf voor de vraag of grond bestaat tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling geldt of, in het licht van de overige omstandigheden van het geval, het niet voldoen aan verplichtingen uit hoofde van de schuldsaneringsregeling een duidelijke aanwijzing vormt dat bij de schuldenaren de van hen te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling ontbreekt. Een en ander is ingevolge artikel 354 lid 1 Fw mede van belang voor de verlening van de ‘schone lei’.
4.4.2. Gelet op de omstandigheid dat de drie jaren termijn van de schuldsaneringsregeling voor [X.] en [Y.] reeds op 18 mei 2008 zal eindigen, acht het hof thans geen aanleiding meer aanwezig voor een tussentijdse beëindiging.
De vraag of en zo ja in hoeverre [X.] en [Y.] toerekenbaar tekort zijn geschoten in de naleving van hun uit de schuldsanerings- regeling voortvloeiende verplichtingen zal in het kader van de eindbeoordeling als bedoeld in artikel 354 Fw aan de orde kunnen komen.
4.4.3. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X.] en [Y.] voortgezet dient te worden.
4.4.4. Het vonnis waarvan beroep zal daarom worden vernietigd, en beslist wordt als volgt.
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Roermond van 12 december 2007;
en opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het verzoek van de bewindvoerder tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X.] en [Y.] e.v. [X.], beiden wonende te [postcode] [woonplaats] aan de [adres];
verwijst de zaak terug naar de rechtbank Roermond in verband met de voortzetting van de schuldsaneringsregeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. Gründemann, de Klerk-Leenen en van de Bergh en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 5 maart 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.