In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 januari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant, hierna te noemen [appellant], had in eerste aanleg een schuldsaneringsregeling aangevraagd, maar de rechtbank had deze regeling beëindigd op grond van tekortkomingen in de nakoming van zijn verplichtingen. De rechtbank oordeelde dat [appellant] verwijtbaar had gehandeld door niet voldoende aan zijn informatieplicht te voldoen en nieuwe schulden te laten ontstaan. Tijdens de zitting van 19 juni 2007 was [appellant] een laatste kans geboden om aan zijn verplichtingen te voldoen, maar de rechtbank concludeerde dat hij niet aan deze verplichtingen had voldaan.
In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat hij de nieuwe schulden inmiddels had voldaan en dat hij de boedelachterstand had ingelopen. Het hof heeft de argumenten van [appellant] in overweging genomen, evenals de stellingen van de bewindvoerder, die stelde dat [appellant] niet voldoende had gecommuniceerd over zijn financiële situatie. Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel [appellant] in het verleden tekortschoten, hij recentelijk zijn verplichtingen wel was nagekomen. Het hof heeft geoordeeld dat de tekortkomingen niet voldoende waren om de schuldsaneringsregeling te beëindigen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de voordracht van de rechter-commissaris tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen. Het hof heeft [appellant] het voordeel van de twijfel gegund, onder de voorwaarde dat hij zijn verplichtingen in de toekomst zal nakomen. Deze uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie tussen de schuldenaar en de bewindvoerder in het kader van een schuldsaneringsregeling.