ECLI:NL:GHSHE:2008:BD1285

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R200701197
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Gründemann
  • A. de Klerk-Leenen
  • J. Pouw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis rechtbank inzake schuldsaneringsregeling en beoordeling van informatieplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 januari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant, hierna te noemen [appellant], had in eerste aanleg een schuldsaneringsregeling aangevraagd, maar de rechtbank had deze regeling beëindigd op grond van tekortkomingen in de nakoming van zijn verplichtingen. De rechtbank oordeelde dat [appellant] verwijtbaar had gehandeld door niet voldoende aan zijn informatieplicht te voldoen en nieuwe schulden te laten ontstaan. Tijdens de zitting van 19 juni 2007 was [appellant] een laatste kans geboden om aan zijn verplichtingen te voldoen, maar de rechtbank concludeerde dat hij niet aan deze verplichtingen had voldaan.

In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat hij de nieuwe schulden inmiddels had voldaan en dat hij de boedelachterstand had ingelopen. Het hof heeft de argumenten van [appellant] in overweging genomen, evenals de stellingen van de bewindvoerder, die stelde dat [appellant] niet voldoende had gecommuniceerd over zijn financiële situatie. Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel [appellant] in het verleden tekortschoten, hij recentelijk zijn verplichtingen wel was nagekomen. Het hof heeft geoordeeld dat de tekortkomingen niet voldoende waren om de schuldsaneringsregeling te beëindigen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de voordracht van de rechter-commissaris tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen. Het hof heeft [appellant] het voordeel van de twijfel gegund, onder de voorwaarde dat hij zijn verplichtingen in de toekomst zal nakomen. Deze uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie tussen de schuldenaar en de bewindvoerder in het kader van een schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

BL
15 januari 2008
Sector civiel recht
Rekestnummer R200701197
Zaaknummer eerste aanleg 05/651R
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Arrest
In de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
procureur: mr. C.C.J. Aarts.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 30 oktober 2007, waarvan de inhoud bij [appellant] bekend is.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 5 november 2007, heeft [appellant] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en te bepalen dat de schuldsaneringsregeling die op hem van toepassing is verklaard in stand blijft, eventueel onder nader te stellen voorwaarden c.q. een verlenging van de toepasselijke termijn.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 januari 2008. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [appellant] , bijgestaan door zijn advocaat mr. C.C.J. Aarts;
  • mr. M.J. Blommaert namens mr. J.E. Stadig, de bewindvoerder.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
  • het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg d.d. 2 oktober 2007;
  • verschillende producties van de bewindvoerder, voornamelijk brieven van de bewindvoerder aan [appellant] ;
  • de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 3 december 2007;
  • de brief met bijlagen van de procureur van [appellant] d.d. 31 december 2007;
  • de brief met bijlage van de procureur van [appellant] d.d. 2 januari 2008.

3.De gronden van het hoger beroep

Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.

4.De beoordeling

4.1.
Bij vonnis van 5 december 2005 is ten aanzien van [appellant] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Het saneringsplan is vastgesteld op 7 december 2005, waarbij de looptijd is bepaald op 3 jaar te rekenen vanaf de datum waarop de schuldsaneringsregeling voorlopig van toepassing is verklaard, te weten 10 oktober 2008.
4.2.1.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank met toepassing van artikel 345 lid 1 Faillissementswet (Fw) op voordracht van de rechter-commissaris d.d. 9 februari 2007 de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd door te bepalen dat de termijn gedurende welke deze regeling van kracht is wordt verkort. Voorts heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Fw vastgesteld dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft daarbij geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw geen 'schone lei' is verleend.
4.2.2.
De rechtbank heeft daartoe – zakelijk weergegeven – overwogen dat de houding van [appellant] op geen enkele manier te verenigen valt met de aard en het doel van de schuldsaneringsregeling. Dit blijkt uit het niet voldoen aan de informatieplicht, het doen laten ontstaan van nieuwe schulden en uit de manier waarop [appellant] de afdrachtplicht invult, namelijk door enkele dagen voor de zitting van 2 oktober 2007 de boedelachterstand met een aanzienlijk bedrag in te lopen door deze door zijn kinderen te laten betalen. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting kan de rechtbank zich niet aan de indruk onttrekken dat onderhavige schuldsaneringsregeling alles behalve vlekkeloos is verlopen. Ook na het verhoor van 17 augustus 2006 blijven de daarin besproken tekortkomingen in de nakoming van de informatieplicht en het laten ontstaan van nieuwe schulden bij het CJIB een grote rol spelen. Nu ook na het verhoor geen verbetering is opgetreden is de rechtbank van oordeel dat [appellant] voldoende kans is geboden verbetering in de nakoming van de verplichtingen te laten zien. De rechtbank heeft de looptijd van het saneringsplan bekort, vastgesteld dat [appellant] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen en heeft hem niet de “schone lei” verleend.
4.3.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. [appellant] stelt dat in juni 2007 bij de rechtbank een zitting heeft plaatsgevonden teneinde te bezien in hoeverre hij op dat moment aan zijn inspanningsverplichtingen uit hoofde van de schuldsaneringsregeling had voldaan. De afspraken die op dat moment zijn gemaakt zijn door de bewindvoerder vastgelegd in een brief van 20 augustus 2007. Teneinde [appellant] in de gelegenheid te stellen aan deze afspraken te voldoen is de zitting vervolgens aangehouden tot 2 oktober 2007. De aanhouding had ook en met name te maken met de ernstige gezondheidstoestand van [appellant] op dat moment. Op grond van deze bedreigende gezondheidstoestand is hij niet in staat (geweest) om aan al zijn verplichtingen en overige afspraken gevolg te geven. [appellant] stelt op 18 september 2007 een e-mail van een medewerkster van de bewindvoerder te hebben ontvangen, met het verzoek binnen 14 dagen op de brief van 20 augustus 2007 te reageren. [appellant] heeft daarop in zijn e-mail van 25 september 2007 aangekondigd dat alle betalingen waarover in de brief van 20 augustus 2007 werd gesproken waren verricht. [appellant] is dan ook van mening dat de rechtbank ten onrechte de schuldsaneringsregeling (tussentijds) heeft beëindigd zonder dat daarbij een schone lei is verleend. [appellant] erkent dat het voortraject niet geheel vlekkeloos is verlopen, doch dat hem tijdens de zitting van de rechtbank in juni 2007 een tweede kans is geboden. [appellant] is dan ook van mening dat thans de vraag voorligt in hoeverre hij deze tweede kans heeft aangegrepen en zijn zaken op orde heeft gekregen.
4.4.
Ondanks dat [appellant] de boedelachterstand net op tijd heeft ingelopen handhaaft de bewindvoerder zijn bij de rechtbank ingenomen standpunt. De bewindvoerder stelt dat [appellant] , ondanks daarop veelvuldig door de bewindvoerder te zijn gewezen, de bewindvoerder niet geïnformeerd heeft over wijzingen met betrekking tot inkomen, huur, ziektekostenverzekering etc. Bij gebrek aan informatie was en is de bewindvoerder dan ook genoodzaakt te werken met de berekening van het vrij te laten bedrag uit januari 2006. Bovendien, zo stelt de bewindvoerder, heeft [appellant] ook nimmer uit eigen beweging relevante informatie aan de bewindvoerder doen toekomen, heeft hij in het verleden geen redelijke verklaring gegeven met betrekking tot zijn verblijfplaats en rijdt [appellant] in een auto waarmee gedurende de gehele looptijd van de schuldsaneringsregeling nieuwe schulden zijn gemaakt. Ook over het feit dat [appellant] per 1 oktober 2007 een dienstverband is aangegaan heeft hij de bewindvoerder niets gemeld. Daarnaast stelt de bewindvoerder te betwijfelen of [appellant] in de toekomst wel aan zijn verplichtingen zal voldoen, nu niet hij maar zijn kinderen, kort vóór de zitting zorg hebben gedragen voor het voldoen van de nieuwe schulden en het inlopen van de boedelachterstanden én [appellant] in het verleden niet afdoende aan zijn verplichtingen heeft voldaan.
4.5.1.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
4.5.2.
Als maatstaf voor de vraag of grond bestaat tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling geldt of, in het licht van de overige omstandigheden van het geval, het niet voldoen aan verplichtingen uit hoofde van de schuldsaneringsregeling een duidelijke aanwijzing vormt dat bij de schuldenaar de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling ontbreekt. Een en ander is ingevolge artikel 354 lid 1 Fw mede van belang voor de verlening van de 'schone lei'.
4.5.3.
Het hof is van oordeel dat [appellant] verwijtbaar heeft gehandeld door geruime tijd niet althans niet voldoende aan zijn informatieplicht te voldoen. Het hof rekent [appellant] eveneens aan dat hij ten tijde van de schuldsaneringsregeling nieuwe schulden heeft laten ontstaan bij het CJIB, hetgeen in strijd is met de in de beginfase van de regeling door de bewindvoerder aan [appellant] gegeven aanzegging. [appellant] heeft naar het oordeel van het hof bovendien geen redelijke verklaring gegeven voor het feit dat hij die aanzegging van de bewindvoerder heeft genegeerd. [appellant] kan bovendien worden aangerekend dat hij aanvankelijk ook tekorten in de boedelafdrachten heeft laten ontstaan.
Tegenover dit alles staat echter dat is gebleken dat [appellant] ter zitting van 19 juni 2007 een laatste kans is geboden om aan al zijn verplichtingen te voldoen. Vastgesteld kan worden dat [appellant] thans de nieuwe schulden heeft voldaan en de boedelachterstand heeft ingelopen. Nader is komen vast te staan dat de door de bewindvoerder gestelde nieuwe schuld aan het CZ vóór de eindzitting van 2 oktober 2007 is voldaan, derhalve aan de late kant, maar binnen de door de rechtbank gestelde termijn. Het hof zal het [appellant] niet aanrekenen, dat de nieuwe CJIB-schuld ad € 75,-- kort na het vonnis waarvan beroep is voldaan, gelet op de omstandigheden waaronder deze schuld is ontstaan. [appellant] heeft bovendien ter zitting van het hof onweersproken gesteld dat hij over een aantal maanden geen bankafschriften heeft overgelegd, omdat in deze maanden geen mutaties op de betreffende bankrekening hebben plaatsgevonden. Hoewel [appellant] ook na 30 oktober 2007 opnieuw verzuimd heeft uit eigen beweging de bewindvoerder van de nodige inlichtingen te voorzien, is het hof thans bereid, ook nu [appellant] daarvoor uitdrukkelijk zijn verontschuldiging heeft aangeboden en toegezegd zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling in het vervolg geheel te zullen nakomen, hem dit niet aan te rekenen en hem het voordeel van de twijfel te gunnen. Hierbij gaat het hof ervan uit, zoals ook door de procureur van [appellant] uitdrukkelijk namens hem is gesteld, dat [appellant] thans onverwijld alle manco’s in zijn informatievoorziening zal herstellen, zijn communicatie met de bewindvoerder onverwijld zal verbeteren en verzorgen opdat niet opnieuw misverstanden ontstaan ten aanzien van zijn afdrachtverplichtingen en ook voor het overige al zijn verplichtingen zal nakomen.
4.6.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en de voordracht van de rechter-commissaris tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af de voordracht van de rechter-commissaris tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van
[appellant] , wonende aan het [adres] , [postcode] [woonplaats].
Dit arrest is gewezen door mrs. Gründemann, De Klerk-Leenen en Pouw en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 15 januari 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.