ECLI:NL:GHSHE:2008:BD3828

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.003.595
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • L.J.A. Smeenk-van der Weijden
  • P. Pellis
  • A. van Zinnen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Anticipatie op de Reparatiewet gesloten jeugdzorg en instemmingsvereiste voor plaatsing in JJI

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant tegen een beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 17 maart 2008. De zaak betreft de plaatsing van een minderjarige, aangeduid als [geintimeerde], in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De rechtbank had eerder een machtiging verleend voor deze plaatsing, maar het verzoek van de stichting om deze machtiging ten uitvoer te leggen in een justitiële jeugdinrichting (JJI) werd afgewezen, omdat zowel [geintimeerde] als haar moeder geen instemming verleenden voor een verblijf in een JJI.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 april 2008 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder vertegenwoordigers van de stichting en de moeder van [geintimeerde]. De vader en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming waren niet verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het proces-verbaal van de eerdere zitting en het plan van aanpak van de stichting.

Het hof overweegt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn bij [geintimeerde], die haar ontwikkeling belemmeren. De rechtbank verleende een machtiging voor plaatsing in een gesloten jeugdzorg accommodatie, maar het verzoek om plaatsing in een JJI werd afgewezen. Het hof ziet echter aanleiding om te anticiperen op de inwerkingtreding van de Reparatiewet gesloten jeugdzorg, die het instemmingsvereiste voor plaatsing in een JJI zou vervallen. Het hof oordeelt dat het belang van [geintimeerde] zwaarder weegt dan de strikte handhaving van het instemmingsvereiste, en besluit de machtiging tot plaatsing in een JJI alsnog toe te wijzen.

De beslissing van het hof is om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, met verbetering van de gronden. Dit besluit is genomen in het belang van de jeugdige en haar noodzakelijke zorg en behandeling.

Uitspraak

8 mei 2008
Sector civiel recht
Zaaknummer HV 200.003.595/01
Zaaknummer eerste aanleg 172394/JE RK 08-425
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
in de zaak in hoger beroep van:
Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant,
gevestigd te Eindhoven, tevens kantoorhoudende te Helmond,
appellante,
hierna te noemen: de stichting,
t e g e n
[X.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [X.],
advocaat: mr. B. Kurvers.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- mevrouw [Y.], wonende te [woonplaats], hierna: de moeder;
- de heer [Z.], wonende te [woonplaats], hierna: de vader;
- de Raad voor de Kinderbescherming Eindhoven, hierna: de raad.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 17 maart 2008, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 20 maart 2008, heeft de stichting verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog een machtiging tot plaatsing in een accommodatie zorgaanbieder 24 uurs met een gesloten karakter te verlenen en daarbij uitdrukkelijk te bepalen dat dit ten uitvoer mag worden gelegd in een justitiële jeugdinrichting.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 april 2008.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mevrouw L.J.A. Snijders en mevrouw A. Prins, namens de stichting;
- [geintimeerde], bijgestaan door haar advocaat mr. B. Kurvers;
- de moeder.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Tevens is er geen vertegenwoordiger namens de raad verschenen.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 17 maart 2008;
- het plan van aanpak van de stichting d.d. 9 april 2008.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Uit het (inmiddels door echtscheiding ontbonden) huwelijk van de vader en de moeder is op [geboortejaar] te [geboorteplaats] de thans nog minderjarige [geintimeerde] geboren. De moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag over [geintimeerde].
4.2. [geintimeerde] is bij beschikking van 19 februari 2008 van de rechtbank ’s-Hertogenbosch voor een periode van drie maanden voorlopig ondertoezicht gesteld. Tevens is er bij afzonderlijke beschikking van eveneens 19 februari 2008 voor vier weken een voorlopige machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg verleend.
4.3.1. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch machtiging verleend tot plaatsing van [geintimeerde] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling te weten tot 19 mei 2008.
4.3.2. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het in het belang van de verzorging en opvoeding noodzakelijk is dat [geintimeerde] uit huis wordt geplaatst.
De rechtbank is van oordeel dat er bij [geintimeerde] sprake is van ernstige opgroei of opvoedingsproblemen die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [geintimeerde] zich aan de zorg die zij nodig heeft zal ontrekken of daaraan door anderen zal worden ontrokken. De rechtbank heeft de gevraagde machtiging voor plaatsing van [geintimeerde] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg verleend voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
Het verzoek tot tenuitvoerlegging in een justitiële jeugdinrichting (JJI) is door de rechtbank afgewezen nu [geintimeerde] en haar moeder ter zitting hebben aangegeven daarmee niet in te stemmen.
4.4. De stichting heeft in haar beroepschrift als grief opgeworpen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het verzoek tot tenuitvoerlegging in een JJI moet worden afgewezen. De stichting heeft gesteld dat het belang van [geintimeerde] vordert dat voorbij wordt gegaan aan het wettelijk instemmingsvereiste en dat er nog steeds ernstige zorgen zijn met betrekking tot [geintimeerde] die een plaatsing in een JJI rechtvaardigen. Dit is noodzakelijk om een veilige opvoedingssituatie te garanderen, te voorkomen dat [geintimeerde] wegloopt en de continuïteit van een persoonlijkheidsonderzoek te garanderen om meer zicht te krijgen op haar problematiek, aldus de stichting.
4.5. Op grond van hetgeen ter zitting en uit de stukken naar voren is gekomen oordeelt het hof alsvolgt.
4.5.1. De door de rechtbank in de bestreden beschikking verleende machtiging tot plaatsing van [geintimeerde] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling staat in hoger beroep niet ter discussie.
Door [geintimeerde], de moeder en de advocaat van [geintimeerde] is aangegeven dat [geintimeerde] niet in een JJI wil worden geplaatst. Er is echter geen hoger beroep ingesteld door [geintimeerde] dan wel haar moeder tegen de bestreden beschikking.
In hoger beroep is derhalve uitsluitend aan de orde de afwijzing van de rechtbank van het verzoek van de stichting tot tenuitvoerlegging van voornoemde machtiging in een JJI.
Instemmingsvereiste
4.5.2. Ingevolge het bepaalde in artikel VII lid 6 wijzigingswet Wjz gesloten jeugdzorg heeft de jeugdige, ten aanzien van wie een machtiging tot gesloten plaatsing is verleend, tot 1 januari 2010 geen aanspraak op verblijf en de gedurende dat verblijf te verlenen jeugdzorg ingevolge de Wjz in - kort gezegd - een daartoe aangewezen accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
Dit hangt samen met de omstandigheid dat tot 1 januari 2010 geleidelijk aan het aantal benodigde plaatsen dient te worden uitgebreid. Tot die datum zal nog gebruik worden gemaakt van de voor 1 januari 2008 daarvoor beschikbare plaatsen in JJI's.
4.5.3. Ingevolge het bepaalde in artikel VII lid 3 wijzigingswet Wjz gesloten jeugdzorg is dan ook bepaald dat de verleende machtiging ten uitvoer kan worden gelegd in een JJI. Hieraan is echter de voorwaarde gekoppeld van instemming van de jeugdige en degene die het gezag over hem uitoefent. Zowel [geintimeerde] als haar moeder heeft aangegeven dat zij geen instemming verlenen voor een verblijf van [geintimeerde] in een JJI. Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
4.5.4. De voor dit onderwerp verantwoordelijke ministers hebben inmiddels aangegeven dat met betrekking tot de vereiste instemming sprake is van een onvolkomenheid in de overgangsbepalingen van artikel VII wijzigingswet Wjz gesloten jeugdzorg.
Mede in verband hiermee is op 29 februari 2008 bij de Tweede Kamer ingediend het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de jeugdzorg en de Wet van 20 december 2007, Stb. 578 (Reparatiewet gesloten jeugdzorg), nr. 31.373.
Bij dit wetsvoorstel wordt onder meer voorgesteld artikel VII lid 3 wijzigingswet Wjz gesloten jeugdzorg aldus te wijzigen dat de vereiste instemming van de jeugdige en diens gezaghebbende ouder met een verblijf in een JJI komt te vervallen.
Op 13 maart 2008 heeft de Tweede Kamer dit wetsvoorstel zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen. Daarna heeft de Eerste Kamer, op 15 april 2008, na beraadslaging het wetsvoorstel eveneens zonder stemming aangenomen.
4.5.5. Het hof ziet aanleiding om te anticiperen op de inwerkingtreding van het voorgaande voorstel van wetswijziging. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het hier een tijdelijke overgangsfase betreft van een situatie die tot 1 januari 2008 weliswaar niet als ideaal werd beschouwd, maar die niettemin algemeen werd geaccepteerd.
Het hof acht het bovendien, mede gelet op de in de memorie van toelichting genoemde belangen van de jeugdige, bij afweging van de belangen van [geintimeerde] van groter belang dat de voor haar te verlenen machtiging ten uitvoer wordt gelegd in de JJI De Hunnerberg, locatie De Maasberg, dan dat [geintimeerde] als gevolg van een strikte handhaving van dit artikelonderdeel verstoken zal blijven van de voor haar meest aangewezen verblijfplek en behandelplek.
Het oorspronkelijke verzoek van de stichting om ten aanzien van [geintimeerde] de machtiging tot plaatsing in een accommodatie zorgaanbieder 24 uurs met een gesloten karakter ten uitvoer te leggen in een JJI dient derhalve alsnog te worden toegewezen op de wijze zoals hierna is vermeld.
4.5.6. Het hof heeft ter zitting kennisgenomen van de recente positieve ontwikkelingen ten aanzien van [geintimeerde] sedert 17 maart jongstleden en van het feit dat het persoonlijkheidsonderzoek vooralsnog ambulant zal plaatsvinden. Nu evenwel geen hoger beroep is ingesteld tegen de machtiging tot gesloten plaatsing op zich, kan het hof aan een en ander geen consequenties verbinden.
4.5.7. Het vorenstaande leidt tot de bekrachtiging van de bestreden beschikking met verbetering van de gronden waarop deze berust ten aanzien van de tenuitvoerlegging in een JJI.
5. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 17 maart 2008 met verbetering van de gronden.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Smeenk-van der Weijden, Pellis en Van Zinnen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 8 mei 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.