zaaknr. HD 103.004.378/01
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
zevende kamer, van 15 april 2008,
gewezen in de zaak van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante bij exploot van dagvaarding van 20 november 2006,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.W.J. Schoonbrood te Heerlen,
procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven,
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J.E.H.R. Vluggen te Kerkrade,
procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann,
als vervolg op het op 16 januari 2007 gewezen tussenarrest (comparitie na aanbrengen) op het hoger beroep van het onder zaaknummer 111894/HA ZA 06-628 door de rechtbank Maastricht gewezen (verstek)vonnis van 23 augustus 2006 tussen de vrouw als eiseres en de man als gedaagde.
5. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
5.1. De comparitie van partijen is gehouden op 16 februari 2007. Proces-verbaal is opgemaakt. Partijen zijn toen niet tot een schikking gekomen.
5.2. Bij memorie van grieven heeft de vrouw 3 grieven aangevoerd, haar eis gewijzigd en vermeerderd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot veroordeling, bepaling en benoeming als in het petitum uitgewerkt.
5.3. Ter rolle van 18 september 2007 heeft de procureur van de man verklaard dat hij niet in staat is gesteld verder te procederen. Hem is akte verleend van die verklaring.
5.4. De vrouw heeft daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
6. De gronden van het hoger beroep
Voor de inhoud van de grieven en de toelichting daarop verwijst het hof naar de memorie van grieven.
7.1. Het gaat in dit hoger beroep om aspecten van de financiële afwikkeling van het huwelijk van partijen.
7.1.2. Partijen zijn op 28 december 1974 te Warschau, Polen, gehuwd.
7.1.3. Bij beschikking van de rechtbank Maastricht van 13 april 2005 is tussen partijen zowel de echtscheiding als de scheiding van tafel en bed uitgesproken. Inschrijving van de echtscheiding vond plaats op 4 november 2005.
7.1.4. Bij inleidende dagvaarding heeft de vrouw gevorderd, kort gezegd, primair:
de man te veroordelen om informatie te verstrekken omtrent banktegoeden;
een taxateur te benoemen die de waarde vaststelt van de onroerende zaak [adres] te [plaatsnaam];
de man te veroordelen om justificatoire gegevens te verstrekken omtrent de waarde van een personenauto en van de onderneming [A.] Artistique;
en subsidiair de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap vast te stellen.
7.1.5. De man is in eerste aanleg niet verschenen.
7.1.6. De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep een taxateur benoemd en de man veroordeeld om gegevens te verstrekken met betrekking tot de personenauto en de onderneming. De vordering tot informatieverstrekking omtrent banktegoeden is afgewezen.
7.2. Het huwelijksgoederenrecht
7.2.1. Partijen hebben zich niet uitgelaten over de vraag of Pools dan wel Nederlands huwelijksvermogensrecht van toepassing is. In de door de vrouw overgelegde echtscheidingsbeschikking van 13 april 2005 heeft de rechtbank overwogen dat Nederlands recht van toepassing is. De man heeft deze overweging niet weersproken, zodat het hof daarvan uit zal gaan.
7.3. Grief 1 luidt:
Appellante wenst het geschil zover het betreft de primaire vorderingen in eerste aanleg in volle omvang aan het hof ter beoordeling voor te leggen.
7.3.1. Deze grief voldoet niet aan de eisen die aan een grief gesteld mogen worden, namelijk dat wordt aangegeven door welke overweging of beslissing van de rechtbank de vrouw zich bezwaard voelt, en op welke gronden en hoe, gegrondbevinding van de grief tot een andere beslissing (dictum) kan leiden, vgl. HR 3 februari 2006, NJ 2006/120.
7.4. Grief 2 luidt:
Appellante verzoekt Uw hof een andere dan de door de rechtbank benoemde taxateur te benoemen. Voorts verzoekt zij dat het voorschot inclusief omzetbelasting door de Staat wordt betaald casu quo wordt voorgeschoten.
7.4.1. De vrouw spreekt in de grief en het petitum van een voorschot. Daarbij sluit de vrouw kennelijk aan bij de gebruikelijke gang van zaken bij een benoeming van deskundige binnen een procedure (art. 194 Rv). Daarvan is hier geen sprake. De onderhavige benoeming is gegrond op artikel 679 Rv.
Het hof merkt hierbij op dat de vrouw in eerste aanleg de boedelverdeling subsidiair heeft gevorderd, naar het gewone juridische spraakgebruik in de betekenis van: voor het geval de primaire vordering wordt afgewezen. Dat laatste is niet het geval zodat boedelverdeling niet aan de orde is. Ook in hoger beroep is de eis niet vermeerderd met een vordering tot verdeling van de boedel binnen welk kader een deskundigenrapportage kan worden gelast.
7.4.2. Door de vrouw wordt geen rechtsgrond genoemd op grond waarvan het honorarium van de taxateur ten laste van de Staat zou kunnen worden gebracht. Het hof kent ook geen wettelijke bepaling die daarin voorziet. In het bijzonder biedt de Wet op de rechtsbijstand geen soelaas.
7.4.3. De vrouw verzoekt als taxateur makelaar [B.] te benoemen. Het hof ziet geen aanleiding voor honorering van dit verzoek. Als de vrouw wil dat deze taxateur een waardering geeft, dan staat het haar vrij die makelaar zelf opdracht te geven. Het gaat immers om een braak stuk land, dat kan worden gewaardeerd zonder de medewerking van de man. De vrouw mist derhalve belang bij haar verzoek.
7.4.4. Daarbij komt dat de vrouw in eerste aanleg benoeming van een onafhankelijk makelaar heeft gevraagd. Aan dat verzoek heeft de rechtbank voldaan. Nu aan het verzoek is voldaan, staat daartegen geen hoger beroep open, vgl. HR 4 juni 1999, NJ 1999/535
7.4.5. De grief faalt mitsdien en hetgeen wordt gevorderd in punt 4 van het petitum zal worden afgewezen.
7.5. Grief 3 wordt niet geformuleerd, maar het hof begrijpt dat deze grief zich keert tegen de volgende overweging en daarop gegronde beslissing van de rechtbank in het vonnis waarvan beroep:
De door eiseres gevorderde veroordeling van gedaagde tot het verstrekken van informatie omtrent de saldi van de banktegoeden (onder andere bij de ABN AMRO bank), welke in de huwelijksgemeenschap zijn gevallen, per 2001 en 2002 alsmede omtrent het verloop van deze tegoeden, ontbeert naar het oordeel van de rechtbank een grondslag in de dagvaarding, zodat deze vordering zal worden afgewezen.
7.5.1. De vrouw verlangt kennelijk rekening (en verantwoording). Zij specificeert de periode niet. Naar het hof begrijpt over de periode ná eind 2001, want de vrouw geeft aan dat partijen toentertijd beschikten over een spaartegoed van fl. 298.000,-.
7.5.2. Het hof overweegt dienaangaande dat de verplichting tot het doen van rekening en verantwoording een rechtsverhouding tussen partijen veronderstelt krachtens welke de een jegens de ander verplicht is zich omtrent de behoorlijkheid van enig vermogensrechtelijk beleid te rechtvaardigen. Zodanige verplichting bestaat niet tussen in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten, HR 3 december 1971, NJ 1972/338. Het hof ziet geen aanleiding om hier anders te oordelen.
7.5.3. De vrouw stelt dat zij met de man de afspraak heeft gemaakt om 31 december 2001 als peildatum – naar het hof begrijpt – voor de verdeling te nemen. Zij biedt dat te bewijzen aan en tevens biedt zij te bewijzen aan dat de man op die datum beschikte over aanzienlijke banktegoeden. Voor bewijslevering van de gemaakte afspraak is geen plaats omdat deze afspraak door de man in rechte niet is weersproken. Ook bewijslevering van de stelling dat de man over een aanzienlijk banktegoed beschikte is op die grond geen plaats.
7.5.4. De vrouw heeft bovendien geen belang bij de door haar gevraagde inlichtingen. Voor wat betreft de periode ná eind 2001 niet, omdat die periode valt ná de peildatum. De vrouw is kennelijk bekend met het saldo bij de ABN-AMRO bank eind 2001 zodat zij ook daarover geen verdere informatie behoeft. Dit banksaldo is bovendien niet weersproken.
7.5.5. De verlangde informatie over saldi bij ‘andere banken’ kan, als te vaag niet worden toegewezen.
7.5.6. Grief 3 wordt mitsdien afgewezen.
7.6. Vermeerdering van eis.
7.6.1. De vrouw heeft gesteld dat de man begin 1997 een perceel bouwgrond nabij het centrum van [plaatsnaam] aan [adres] heeft gekocht. Dat stuk grond is thans onbebouwd. De vrouw vraagt machtiging om het perceel bouwgrond te verkopen en aan een derde over te dragen.
7.6.2. De vrouw heeft geen rechtsgrondslag voor haar vordering gegeven. Naar het hof begrijpt doelt de vrouw op artikel 3:174 lid 1 BW (artikel 3:299 BW mist toepassing). Voor honorering van het verzoek is vereist dat het te gelde maken geschiedt ten behoeve van de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld (dat wordt niet gesteld) of om een andere gewichtige reden.
Het hof begrijpt dat de weigering van de man om medewerking te verlenen tot een boedelverdeling te komen als gewichtige reden heeft te gelden. De man heeft deze reden niet weersproken.
7.6.3. De vordering kan als niet weersproken worden toegewezen. Het hof zal wel aanvullend bepalen dat de verkoopopbrengst onder de transporterende notaris of de boedelnotaris (op de derdenrekening) dient te blijven totdat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling dan wel totdat bij rechterlijke beslissing die verdeling is vastgesteld, hetzij onherroepelijk, hetzij uitvoerbaar bij voorraad.
7.7. De vrouw vordert tevens van de man justificatoire bescheiden te verstrekken omtrent de waarde van de Renault Master 2.8T met kenteken [kentekennummer].
7.7.1. Het hof ziet geen aanleiding om deze vordering te honoreren. De vrouw kan aan de hand van bijvoorbeeld een ANWB-opgave deze waarde zelf begroten. Bovendien is verdeling nog niet aan de orde. Ten slotte heeft de vrouw niet de peildatum opgegeven, zodat deze vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.8. Mitsdien zal als volgt worden beslist.
8.1. bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
8.2. recht doende op de eisvermeerdering:
8.2.1. machtigt de vrouw tot het te gelde maken van het perceel bouwgrond gelegen aan [adres] te [plaatsnaam] tegen een prijs van tenminste 90% van een door een makelaar getaxeerde waarde, en
8.2.2. bepaalt dat, indien de man medewerking weigert aan het transport dit arrest dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van de man;
8.2.3. bepaalt dat de verkoopopbrengst onder de transporterende notaris of onder de boedelnotaris (op de derdenrekening) dient te blijven totdat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling dan wel totdat bij rechterlijke beslissing die verdeling is vastgesteld, hetzij onherroepelijk, hetzij uitvoerbaar bij voorraad;
8.2.4. wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
8.2.5. verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
8.3. compenseert de proceskosten aldus dat elk van partijen haar eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Den Hartog Jager en Van Gink en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 15 april 2008.