ECLI:NL:GHSHE:2008:BD5794

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 103.004.642
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Brandenburg
  • A. Meulenbroek
  • J. Keizer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke ontbinding koopovereenkomst wegens wanprestatie bij overdracht handelsnaam en klantendatabestand

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een geschil tussen twee vennootschappen over de gedeeltelijke ontbinding van een koopovereenkomst. De appellanten, waaronder de vennootschap onder firma Gall & Gall, hadden in 2005 een slijterij/wijnhandel overgenomen van de geïntimeerden. De koopovereenkomst omvatte de overdracht van een registergoed, voorraad, goodwill, handelsnaam en klantendatabestand. Na de overdracht bleef de verkoper echter de handelsnaam gebruiken en verzond hij mailings naar klanten die in het klantendatabestand stonden, wat leidde tot de vordering van de appellanten tot ontbinding van de overeenkomst voor de onderdelen goodwill, handelsnaam en klantendatabestand.

Het hof oordeelde dat de exclusiviteit van de handelsnaam en het klantendatabestand essentieel was voor de overdracht. Het voortgezet gebruik van de handelsnaam door de verkoper werd gekwalificeerd als wanprestatie, omdat dit niet voldeed aan de verplichtingen uit de koopovereenkomst. Het hof stelde vast dat de verkoper zich de handelsnaam opnieuw had toegeëigend, wat niet was toegestaan. Ook het gebruik van het klantendatabestand door de verkoper werd als wanprestatie aangemerkt, omdat de koper het exclusieve recht had om dit bestand te gebruiken.

De rechtbank had eerder geoordeeld dat de wanprestatie van de verkoper de gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigde. Het hof bevestigde dit oordeel en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij het een schadevergoeding van € 20.000,= toekende aan de appellanten. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij. De uitspraak werd gedaan op 13 mei 2008.

Uitspraak

typ. CB
rolnr. HD 103.004.642
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
vierde kamer, van 13 mei 2008,
gewezen in de zaak van:
1. de vennootschap onder firma [APPELLANTE SUB 1],
h.o.d.n. GALL & GALL,
gevestigd te [plaats],
2. [APPELLANT SUB 2],
wonende te [plaats],
3. [APPELLANT SUB 3],
wonende te [plaats],
appellanten in het principaal appel bij exploot van dagvaarding van 21 december 2006,
geïntimeerden in het incidenteel appel,
verder in enkelvoud: [appellante sub 1 c.s.],
procureur: mr. J.A.J. Dappers,
tegen:
1. de vennootschap onder firma [GEÏNTIMEERDE SUB 1],
gevestigd te [plaats],
2. [GEÏNTIMEERDE SUB 2],
wonende te [plaats],
3. [GEÏNTIMEERDE SUB 3],
wonende te [plaats],
geïntimeerden in het principaal appel bij gemeld exploot,
appellanten in het incidenteel appel,
verder in enkelvoud: [geïntimeerde sub 1 c.s.],
procureur: mr. J.E. Benner,
op het hoger beroep van het door de rechtbank Breda gewezen vonnis van 27 september 2006 tussen [appellante sub 1 c.s.] als eiser en [geïntimeerde sub 1 c.s.] als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 151073/HA ZA 05-1563)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 23 november 2005.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 [appellante sub 1 c.s.] is van het eindvonnis van 27 september 2006 tijdig in hoger beroep gekomen. Bij memorie van grieven tevens houdende akte vermeerdering van eis heeft [appellante sub 1 c.s.] onder overlegging van twee producties (nrs. 9 en 10) vier grieven aangevoerd, haar eis gewijzigd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde sub 1 c.s.] tot betaling van € 90.000,= met rente en kosten.
2.2 Bij antwoordakte vermeerdering van eis heeft [geïntimeerde sub 1 c.s.] te kennen gegeven geen bezwaar te maken tegen de vermeerdering van eis.
2.3 Bij memorie van antwoord tevens houdende memorie van eis in incidenteel appel heeft [geïntimeerde sub 1 c.s.] de grieven van [appellante sub 1 c.s.] bestreden, in het incidenteel appel vijf grieven aangevoerd en geconcludeerd, kort gezegd, tot algehele afwijzing van de vorderingen van [appellante sub 1 c.s.].
2.4 Bij memorie van antwoord in het incidenteel appel heeft [appellante sub 1 c.s.] onder overlegging van vijf producties de grieven van [geïntimeerde sub 1 c.s.] bestreden en geconcludeerd tot verwerping ervan.
2.5 Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
In het principaal appel en in het incidenteel appel
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de desbetreffende memories.
4. De beoordeling
In het principaal appel en in het incidenteel appel
4.1 Afgezien van een kwestie die bij de behandeling grief I in het principaal appel aan de orde komt, is de vaststelling van de feiten in het vonnis waarvan beroep niet bestreden zodat het hof in zoverre ook van deze feiten uitgaat.
4.2 Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende.
a) [geïntimeerde sub 1 c.s.] heeft tot 28 februari 2005 onder die naam een slijterij/wijnhandel geëxploiteerd aan het [adres] te [plaats].
b) Bij notariële akte van 28 februari 2005 heeft [geïntimeerde sub 1 c.s.] aan [appellante sub 1 c.s.] overgedragen en geleverd het registergoed met dit adres, een winkel/woonhuis, en de daarin gedreven onderneming.
c) In de leveringsakte en in de daaraan ten grondslag liggende koopovereenkomst van december 2004 is als koopprijs vermeld:
- voor het registergoed € 398.000,=
- voor de voorraad maximaal € 75.000,= excl. btw
- voor de goodwill, handelsnaam en klantendatabestand € 50.000,= excl. btw
- voor de inventaris € 50.000,= excl. btw.
d) [appellante sub 1 c.s.] heeft in het pand een slijterij/ wijnhandel gevestigd als onderdeel van de franchiseketen Gall & Gall.
e) In februari 2005 hebben partijen gezamenlijk een brief gestuurd aan de relaties uit het klantendatabestand met de mededeling dat [geïntimeerde sub 1 c.s.] de exploitatie zou beëindigen en dat [appellante sub 1 c.s.] deze zou voortzetten. Ook hebben zij een advertentie met deze strekking geplaatst.
f) In mei 2005 heeft [geïntimeerde sub 1 c.s.] zich per brief gewend tot een aantal van haar voormalige klanten met de mededeling dat zij weer in wijn ging handelen en hoe deze besteld kon worden. Hierbij werd de aanduiding '[geïntimeerde sub 1 c.s.]' gebruikt.
g) Volgens een uittreksel uit het handelsregister van 4 juli 2005 stond op die datum de vennootschap onder firma [geïntimeerde sub 1 c.s.] ingeschreven met als bedrijfsomschrijving 'Wijnhandel (verkoop vanuit een gesloten huis). Op 1 september 2005 is de inschrijving van de naam [geïntimeerde sub 1 c.s.] als handelsnaam van deze onderneming geëindigd.
h) Bij brief van 20 juni 2005 heeft de raadsman van [appellante sub 1 c.s.] aan [geïntimeerde sub 1 c.s.] meegedeeld dat deze tekortgeschoten was in de nakoming van de koopovereenkomst van december 2004 doordat [geïntimeerde sub 1 c.s.] nog steeds onder die naam handelde en in mei 2005 een brief had gestuurd aan klanten die waren opgenomen in het gekochte klantendatabestand. Op grond daarvan ontbond [appellante sub 1 c.s.] de koopovereenkomst gedeeltelijk, namelijk voor zover deze betrekking heeft op de goodwill, de handelsnaam en het klantendatabestand.
4.3 In eerste aanleg stelde [appellante sub 1 c.s.] dat deze wanprestatie van [geïntimeerde sub 1 c.s.] de gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigde, zodat [geïntimeerde sub 1 c.s.] het bedrag van € 50.000,= dat is betaald voor goodwill, handelsnaam en klantendatabestand dient te restitueren. Daarnaast vorderde [appellante sub 1 c.s.] een bedrag van € 7.000,= aan gemaakte kosten. [geïntimeerde sub 1 c.s.] heeft de vordering van [appellante sub 1 c.s.] gemotiveerd weersproken. Volgens haar rechtvaardigt een eventuele tekortkoming aan haar zijde niet een gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst en een restitutie van het betaalde bedrag.
4.4 In het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank geoordeeld dat [geïntimeerde sub 1 c.s.] met betrekking tot de handelsnaam en het klantendatabestand wanprestatie heeft gepleegd en dat deze tekortkomingen zodanig ernstig zijn dat zij een gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst ten aanzien van die onderdelen rechtvaardigen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval met betrekking tot de goodwill. De rechtbank begrootte naar redelijkheid en billijkheid het bedrag dat met het klantendatabestand is gemoeid op € 14.000,= en het bedrag voor de handelsnaam op € 6.000,=. De kostenpost van € 7.000,= werd niet toewijsbaar geoordeeld. In totaal werd aldus toegewezen een bedrag van € 20.000,= vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2005.
4.5 In hoger beroep heeft [appellante sub 1 c.s.] haar vordering ten aanzien van de kostenpost van € 7.000,= ingetrokken zodat deze niet langer aan de orde is. Grief I in het principaal appel betreft de vermelding onder 'de feiten' van een bedrag van € 50.000,= in de overeenkomsten als koopsom voor goodwill, handelsnaam en klantendatabestand. De grieven II en III betreffen het oordeel van de rechtbank over de goodwill en de vierde grief (door [appellante sub 1 c.s.] abusievelijk ook als grief III aangeduid) betreft de hoogte van het toegewezen bedrag. Volgens [appellante sub 1 c.s.] dienen de bedragen voor inventaris, goodwill, handelsnaam en klantendatabestand als één geheel te worden gezien en is van dit totaalbedrag van € 100.000,= door [geïntimeerde sub 1 c.s.] slechts een waarde van € 10.000,= overgedragen zodat [appellante sub 1 c.s.] aanspraak maakt op restitutie van € 90.000,=. Tot dat bedrag vermeerdert zij haar eis in hoger beroep.
4.6 De grieven van [geïntimeerde sub 1 c.s.] in het incidenteel appel richten zich tegen het oordeel van de rechtbank over de kwesties van de handelsnaam en het klantendatabestand en tegen de hoogte van het toegewezen bedrag. Volgens [geïntimeerde sub 1 c.s.] is de mailing van mei 2005 van geringe betekenis en is het voortgezet gebruik van de handelsnaam desgevraagd gestaakt, waarbij zij aantekent dat [appellante sub 1 c.s.] niet van plan was deze aanduiding zelf als handelsnaam te gaan gebruiken. [geïntimeerde sub 1 c.s.] wijst erop dat tussen partijen geen concurrentiebeperkende afspraken zijn gemaakt, zodat het haar vrij stond zich opnieuw met de handel in wijnen te gaan bezighouden. [geïntimeerde sub 1 c.s.] wilde voor de onderneming een bedrag van € 100.000,= ontvangen, waarbij het haar niet uitmaakte of en hoe dit bedrag over bepaalde posten werd verdeeld.
4.7 [appellante sub 1 c.s.] is in haar memorie van antwoord in het incidenteel appel tevens ingegaan op het antwoord van [geïntimeerde sub 1 c.s.] in het principaal appel. Nu deze memorie alleen bestemd was voor een antwoord in het incidenteel appel en niet tevens voor een nadere memorie in het principaal appel, zal het hof het gedeelte van deze memorie dat uitsluitend betrekking heeft op het principaal appel buiten beschouwing laten.
4.8 In hoger beroep betrekt [appellante sub 1 c.s.] ook de post 'inventaris' bij haar vordering. Echter, gesteld noch gebleken is dat [appellante sub 1 c.s.] met betrekking tot deze post de koopovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden, terwijl zij evenmin de gerechtelijke ontbinding van dit deel van de koopovereenkomst vordert. Dat betekent dat reeds om deze reden geen grond bestaat voor een ongedaanmakingsvordering bestaande in de restitutie van het voor de inventaris betaalde bedrag. Ook in hoger beroep is derhalve alleen de ontbinding van de koopovereenkomst met betrekking tot het onderdeel goodwill, handelsnaam en klantendatabestand aan de orde.
4.9 Door beide partijen is aangegeven dat het in feite ging om de betaling van een bedrag van € 100.000,= waarbij de verdeling over een post inventaris en een post goodwill, handelsnaam en klantendatabestand kennelijk alleen verband hield met de financieringsmogelijkheden. Voor inventaris was dat wel mogelijk, voor de andere onderdelen niet. Wat hier ook van zij, voor de onderhavige procedure is dit gegeven niet relevant. Immers, partijen hebben uiteindelijk de koopsom bepaald op de wijze als hiervoor in 4.2 onder c) is aangehaald. Daarmee staat deze tussen hen vast, zodat met betrekking tot het onderdeel goodwill, handelsnaam en klantendatabestand alleen het daarbij opgenomen bedrag van € 50.000,= aan de orde is. Of de inventaris meer of minder waard was dan het daarbij opgenomen bedrag van € 50.000,= is voor deze procedure niet van belang aangezien dat onderdeel gelet op het hiervoor in r.o. 4.8 overwogene niet ter discussie staat. Het gaat in dit hoger beroep derhalve alleen om de vraag of het handelen van [geïntimeerde sub 1 c.s.] een gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigt, te weten met betrekking tot het onderdeel goodwill, handelsnaam en klantendatabestand ten bedrage van € 50.000,=.
4.10 Grief I in het principaal appel wordt verworpen nu de vermelding waar deze grief zich tegen richt niet alleen juist is als feitelijke constatering, maar ook als uitgangspunt voor de verdere beoordeling.
4.11 Volgens [appellante sub 1 c.s.] werd de overgedragen goodwill bepaald door de persoon van geïntimeerde sub 2, door de plaats van de onderneming aan [adres] en door de handelsnaam en het klantendatabestand (mvg blz. 6, 2e alinea). Door [appellante sub 1 c.s.] is in dit verband evenwel niets gesteld dat kan dienen als onderbouwing van haar stelling dat de overgedragen goodwill ziet op al deze elementen. Enige berekening of weerslag van onderhandelingen op dit punt heeft [appellante sub 1 c.s.] niet overgelegd. Normaal gesproken wordt met goodwill bij de overdracht van een onderneming gedoeld op de contante waarde van de overwinst van de onderneming. Daaromtrent is evenwel niets naar voren gebracht. Wil er sprake zijn van wanprestatie met betrekking tot de overdracht van goodwill, dient vast te staan dat de verweten gedragingen verband houden met de inhoud van wat had moeten worden overgedragen. Uit hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht kan niet anders worden afgeleid dan dat een onderneming is verkocht aan [adres] te [plaats] die aldaar een goede naam op het gebied van wijnen had verkregen. Daarin lag kennelijk de meerwaarde die in de ogen van partijen als goodwill voor vergoeding in aanmerking kwam. In die zin is de goodwill ook daadwerkelijk overgedragen zodat van wanprestatie op dit onderdeel niet gesproken kan worden en een ontbinding van de koopovereenkomst op dit punt, vanwege het handelen van [geïntimeerde sub 1 c.s.], niet gerechtvaardigd is.
4.12 Met betrekking tot de beide andere onderdelen van de post waar het hier om gaat, de handelsnaam en het klantendatabestand, overweegt het hof het volgende. Voor de overdracht van deze beide onderdelen geldt dat exclusiviteit een essentieel element is. Wanneer de verkoper van een handelsnaam deze na de overdracht toch zelf blijft gebruiken, heeft hij zich deze zonder enig recht opnieuw toegeeigend. Een dergelijke schijnoverdracht kan niet worden beschouwd als een voldoen aan de verplichting die uit de koopovereenkomst voortvloeit: in feite heeft [geïntimeerde sub 1 c.s.] de handelsnaam dus niet geheel overgedragen, hoewel zij daartoe uit hoofde van de koopovereenkomst wel gehouden was. Of [appellante sub 1 c.s.] al dan niet van plan was de handelsnaam zelf te gaan gebruiken en of zij al dan niet (veel) nadeel heeft ondervonden van het voortgezet gebruik van de handelsnaam door [geïntimeerde sub 1 c.s.] doet bij dit alles niet ter zake. Het gaat de verkoper immers niets aan wat de koper met het door hem gekochte wenst te doen.
4.13 Voor de overdracht van het klantendatabestand geldt in grote lijnen hetzelfde. Vast staat dat [geïntimeerde sub 1 c.s.] onder die naam een mailing heeft verzonden naar een aantal adressen die ook voorkomen in het overgedragen klantendatabestand. Volgens [geïntimeerde sub 1 c.s.] is het aan [appellante sub 1 c.s.] om een vergelijking te maken tussen de mailinglist en het klantendatabestand (mva/mvg punt 31), maar dat verweer gaat niet op. [geïntimeerde sub 1 c.s.] heeft het klantendatabestand aan [appellante sub 1 c.s.] verkocht, zodat uitsluitend deze gerechtigd was ten behoeve van de onderneming van het bestand gebruik te maken. Wanneer er sprake was van een zekere overlap tussen persoonlijke en zakelijke relaties in het klantendatabestand, had het op de weg van [geïntimeerde sub 1 c.s.] gelegen deze van de verkoop uit te zonderen. Wanneer [geïntimeerde sub 1 c.s.] derden wilde benaderen in verband nieuwe initiatieven op het gebied van de wijnhandel, waartoe zij op zichzelf gerechtigd was gezien het ontbreken van afspraken op dat punt, diende zij zich ervan te vergewissen dat zij daarbij geen adressen gebruikte die zij juist aan [appellante sub 1 c.s.] had verkocht. Het gebruik van een dergelijk klantendatabestand dient na de verkoop ervan in zijn geheel voorbehouden te zijn aan de koper. Doordat de verkoper een aantal adressen ervan alsnog gebruikt, is aan de koper in feite niet het volledige en exclusieve gebruik geleverd.
4.14 Het hof deelt op grond van deze overwegingen de conclusie van de rechtbank dat [geïntimeerde sub 1 c.s.] met betrekking tot de onderdelen handelsnaam en klantendatabestand jegens [appellante sub 1 c.s.] wanprestatie heeft gepleegd en dat deze van een zodanige ernst is dat deze de gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst op deze onderdelen rechtvaardigt.
4.15 Resteert de vraag op welk bedrag deze onderdelen gesteld kunnen worden. Nu voorafgaande aan de koopovereenkomst kennelijk geen berekeningen op de verschillende onderdelen zijn gemaakt en ook in de procedure geen concrete aanknopingspunten voorhanden zijn gekomen voor een min of meer exacte vaststelling van de koopsommen hiervoor, resteert niets anders een globale schatting. Vanzelfsprekend is deze altijd arbitrair. Dat geldt voor de bedragen die [appellante sub 1 c.s.] noemt, dat geldt ook voor het bedrag van € 5.000,= dat [geïntimeerde sub 1 c.s.] als redelijke vergoeding noemt (mva/mvg punt 38). Het hof wil niet de ongerechtvaardigde schijn van exactheid wekken en geeft toe dat de bepaling van het bedrag in dit geval goeddeels intuïtief gebeurt. Dat kan nu eenmaal niet anders. Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen is het hof van oordeel dat het bedrag dat door de rechtbank voor beide onderdelen samen is toegewezen, € 20.000,=, als een redelijke koopsom hiervoor kan worden aangemerkt. Het hof neemt dit bedrag over, zonder dit overigens per post uit te splitsen.
4.16 De consequentie van dit alles is dat zowel in het principaal appel als in het incidenteel appel alle grieven worden verworpen. Het vonnis waarvan beroep wordt bekrachtigd. [appellante sub 1 c.s.] wordt in het principaal appel als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten; voor [geïntimeerde sub 1 c.s.] geldt dat in het incidenteel appel.
5. De uitspraak
Het hof:
in het principaal appel en in het incidenteel appel
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante sub 1 c.s.] in de kosten van het principaal appel, tot op deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde sub 1 c.s.] begroot op € 2.700,= aan verschotten en op € 1.631,= aan salaris procureur;
veroordeelt [geïntimeerde sub 1 c.s.] in de kosten van het incidenteel appel, tot op deze uitspraak aan de zijde van [appellante sub 1 c.s.] begroot op € 579,= aan salaris procureur;
verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Meulenbroek en Keizer en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 13 mei 2008.