4.1 Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende.
a) [appellante], weduwe van [persoon 1], is de moeder van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2].
b) Bij notariële akte van 25 februari 2003 is de nalatenschap van [persoon 1] verdeeld. [appellante] heeft daarbij de juridische eigendom verkregen van de woning aan [adres 1] te [plaats], [geïntimeerde sub 2] van de naastgelegen woning aan de [adres 2] en [geïntimeerde sub 1] van de daarnaast gelegen woning aan de [adres 3].
c) In de akte is in artikel 7 onder meer opgenomen:
"Ter meerdere uitvoering van het bepaalde in de overeenkomst tot verdeling worden bij deze gevestigd en aangenomen de volgende erfdienstbaarheden:
(...)
3. ten behoeve en ten laste van registergoed 2 [[adres 3]), 3 [[adres 2]] en 8 [[adres 1]] alsmede het gedeelte van gemeld perceel [nummer] dat aan de volmachtgever sub 1 [[appellante]] is toebedeeld, over en weer, de erfdienstbaarheid van overpad om met alle voertuigen danwel te voet over een strook grond ter breedte van ongeveer drie meter te komen en te gaan van en naar de [naam straat] (...)."
d) In de periode van oktober 2003 tot maart 2004 heeft [appellante] op haar erf verschillende werkzaamheden doen uitvoeren waardoor voor [geïntimeerde sub 1 c.s.] geen strook grond ter breedte van ongeveer drie meter beschikbaar was voor het gebruik maken van het recht van overpad.
e) [geïntimeerde sub 1 c.s.] heeft in het najaar van 2004 in kort geding veroordeling van [appellante] gevorderd tot verwijdering van alle objecten die het recht van overpad belemmeren. In reconventie heeft [appellante] wijziging van de erfdienstbaarheid gevorderd. Bij vonnis van 14 januari 2005 is de vordering van [geïntimeerde sub 1 c.s.] afgewezen en de vordering van [appellante] toegewezen in die zin dat, kort gezegd, de erfdienstbaarheid wordt beperkt tot een breedte van ongeveer één meter, totdat in een door [appellante] aanhangig te maken bodemprocedure over de erfdienstbaarheid onherroepelijk zal zijn beslist (prod. 6 mvg).
f) [appellante] heeft vervolgens een bodemprocedure aanhangig gemaakt waarbij zij in conventie heeft gevorderd, samengevat, opheffing van de erfdienstbaarheid dan wel beperking daarvan tot een breedte van één meter. In reconventie heeft [geïntimeerde sub 1 c.s.] gevorderd de verwijdering van alle objecten en barrières die het ongestoord gebruik van de erfdienstbaarheid als bepaald in de akte belemmeren, op verbeurte van een dwangsom. Na een tussenvonnis en een descente annex comparitie van partijen heeft de rechtbank bij vonnis van 4 oktober 2006 de vordering van [appellante] in conventie afgewezen en de vordering van [geïntimeerde sub 1 c.s.] in reconventie als volgt toegewezen (prod. 13 mvg):
"veroordeelt verweerster [[appellante]] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis over te gaan tot verwijdering van alle objecten en barrières die het ongestoord gebruik van de erfdienstbaarheid zoals bepaald in artikel 7 van de door notaris Marks te Oirschot opgestelde notariële akte d.d. 25 februari 2003 belemmeren, met uitzondering van de uitbouw van de garage, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 1,000,-- voor elke dag dat verweerster nalatig blijft om aan dit vonnis te voldoen, tot een maximum te verbeuren dwangsom van € 40.000,--;"
Tegen dit vonnis is geen rechtsmiddel aangewend.
g) Het vonnis van 4 oktober 2006 is op 17 oktober 2006 aan [appellante] betekend. Bij brief van 14 december 2006 aan [appellante] heeft de raadsman van [geïntimeerde sub 1 c.s.] gesteld dat sprake zou zijn van diverse belemmeringen die de uitoefening van de erfdienstbaarheid verhinderen en is [appellante] gesommeerd die belemmeringen te verwijderen.
h) Op 15 december 2006 heeft [appellante] haar woning aan [adres 1] verkocht.
i) Op 7 maart 2007 is vervolgens aan [appellante] een betalingsbevel voor het bedrag van € 40.000,= met kosten betekend (prod. 8 inl. dagv.).