ECLI:NL:GHSHE:2008:BD6231

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.003.955
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Gründemann
  • A. de Klerk-Leenen
  • P. Pouw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 juni 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellante [X.]. De zaak betreft een vordering van het Zorgkantoor tot terugbetaling van een Persoons Gebonden Budget (PGB) dat door [X.] niet correct is aangewend. Het Zorgkantoor had aan [X.] een PGB ter beschikking gesteld voor de zorg van haar minderjarige zoon, maar uit de verantwoordingen van [X.] bleek dat zij de gelden voor andere doeleinden had gebruikt. Dit leidde tot een vordering van € 17.211,28 van het Zorgkantoor, die door het hof als een aanzienlijke nieuwe schuld werd aangemerkt.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 mei 2008 is [X.] gehoord, bijgestaan door haar advocaat mr. M.A.E.A. Muurmans. De bewindvoerder, mevrouw J.J.H.M. Slaats, was niet ter zitting verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de argumenten van [X.], die aanvoerde dat de schuld niet aan haar te verwijten viel, omdat zij een adreswijziging had doorgegeven en het Zorgkantoor niet had gereageerd op haar verantwoordingen.

Het hof oordeelde dat [X.] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Het hof concludeerde dat de ernst van de tekortkoming geen aanleiding gaf om deze buiten beschouwing te laten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, die eerder had geoordeeld dat de schuldsaneringsregeling terecht was beëindigd zonder toekenning van de 'schone lei'.

Uitspraak

DvdH
4 juni 2008
Sector civiel recht
Zaaknummer: HV 200.003.955/01
Zaaknummer eerste aanleg 04/724 R
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Arrest
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [X.],
procureur: mr. M.A.E.A. Muurmans.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 26 maart 2008, waarvan de inhoud bij [X.] bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 1 april 2008, heeft [X.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de schuldsaneringsregeling wordt beëindigd met verlening van de schone lei, eventueel onder nader te stellen voorwaarden die het hof juist acht.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 mei 2008. Bij die gelegenheid is [X.] gehoord, bijgestaan door haar advocaat mr. M.A.E.A. Muurmans.
Hoewel behoorlijk opgeroepen is mevrouw J.J.H.M. Slaats, hierna te noemen: de bewindvoerder, niet ter zitting verschenen.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- de stukken van de eerste aanleg, binnengekomen ter griffie van het hof op 3 april 2008;
- de brieven met bijlagen d.dis 9 april 2008 en 16 mei 2008 van de procureur van [X.].
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Bij vonnis van 27 september 2004 is ten aanzien van [X.] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Het sanerings¬plan is vastgesteld op 29 september 2004.
4.2.1. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Faillissementswet (Fw) vastgesteld dat de [X.] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft verstaan dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de sluituitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van [X.] eindigden op 29 september 2007. Omdat inmiddels de looptijd van de schuldsaneringsregeling was verstreken heeft de rechtbank tevens haar eindoordeel gegeven. De rechtbank heeft daarbij geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw aan [X.] geen 'schone lei' is verleend.
4.2.2. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de terugvordering door het Zorgkantoor van het Persoons Gebonden Budget (hierna: PGB) van € 17.211,28 vanwege een onjuiste aanwending van deze gelden, dient te worden aangemerkt als een aanzienlijke bovenmatige nieuwe schuld van [X.]. De rechtbank is van oordeel dat deze nieuwe schuld verwijtbaar is ontstaan aangezien uit de rapportage van de verzekeringsarts is gebleken dat [X.] over voldoende en adequate cognitieve vermogens heeft beschikt om de materie omtrent het PGB en een verantwoorde besteding daarvan te doorgronden. Het is de rechtbank voorts gebleken dat bij de toekenning van het PGB de voorwaarden die daaraan verbonden zijn, ook schriftelijk, aan [X.] zijn medegedeeld en dat ook daarna verschillende instanties haar hierop hebben gewezen.
4.3. [X.] kan zich met voormeld vonnis niet verenigen en is hiervan in beroep gekomen. In haar beroepschrift heeft [X.] aangevoerd dat de nieuwe ontstane schuld aan het Zorgkantoor wegens de terugvordering van het PGB haar niet te verwijten valt. Sinds januari 2006 is [X.] niet meer woonachtig op het adres dat in alle correspondentie van het Zorgkantoor is gebruikt, terwijl zij een adreswijziging heeft doorgegeven. Verder stelt [X.] dat het Zorgkantoor – indien die instelling niet akkoord was met de door [X.] verstrekte verantwoording – direct de verdere verstrekking van het PGB had dienen op te schorten. Het Zorgkantoor is, door dat niet te doen, voor een aanzienlijk deel verantwoordelijk voor het doen van uitbetalingen van een budget dat blijkbaar niet correct werd aangewend, aldus [X.].
4.4. Het hof komt tot de volgende beoordeling.
4.4.1. Bij het einde van de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, dient op de voet van artikel 354 lid 1 Fw te worden vastgesteld of de schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Bij deze vaststelling geldt als maatstaf of een tekortkoming, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een duidelijke aanwijzing vormt dat bij de schuldenaar de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling heeft ontbroken. Ingevolge artikel 354 lid 2 Fw dient het hof voorts na te gaan of aanleiding bestaat een tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing te laten.
4.4.2. Bij toekenningsbeschikking van 18 februari 2005 heeft het Zorgkantoor een PGB ter beschikking gesteld aan [X.] ten behoeve van haar minderjarige zoon [Y.] die een indicatie had gekregen voor vier dagdelen activerende begeleiding in dagactiviteit voor de duur van twee jaar.
In de toekenningsbeschikking wordt als één van de verplichtingen genoemd dat het PGB alleen mag worden gebruikt om zorg in te kopen als bedoeld in de regeling en dat met de zorgverlener overeengekomen dient te worden dat op diens ondertekende declaratie het aantal betaalde uren, het uurtarief, het sofi-nummer en de naam van de zorgverlener staan vermeld.
Uit de door [X.] in 2006 ingediende schriftelijke verantwoordingen blijkt dat zij het PGB aan andere uitgaven heeft besteed dan waarvoor het PGB is bedoeld, als gevolg waarvan die verantwoordingen door het Zorgkantoor in hun geheel zijn afgekeurd.
Het Zorgkantoor heeft aldus op [X.] een vordering tot terugbetaling vanwege de onjuiste aanwending van het PGB verkregen, die inmiddels is opgelopen tot € 17.211,28.
4.4.3. Verder constateert ook het hof dat de verzekeringsarts heeft gerapporteerd (op 23 november 2007) dat [X.] naar het oordeel van deze arts over voldoende en adequate cognitieve vermogens beschikt om haar eigen verantwoordelijkheid in verband met het toegekende PGB te kunnen dragen.
4.4.4. Onder genoemde omstandigheden moet naar het oordeel van het hof worden geconcludeerd dat [X.] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één van haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen door het laten ontstaan van genoemde omvangrijke schuld aan het Zorgkantoor, hetgeen ook door het hof als een bovenmatige nieuwe schuld wordt aangemerkt.
4.4.5. Op grond hiervan is het hof met de rechtbank van oordeel dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X.] terecht is beëindigd zonder toekenning van de ‘schone lei’, wegens door haar toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Het hof vindt, gelet op de ernst van de tekortkoming, geen aanleiding om op de voet van artikel 354 lid 2 Fw te bepalen dat deze gezien hun bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijft.
Het hof merkt daarbij op dat aan voormelde toerekenbare tekortkoming niet afdoet dat het Zorgkantoor enerzijds mogelijk niet geheel zorgvuldig heeft gehandeld door voort te gaan met het betaalbaar stellen van het PGB zonder consequenties te verbinden aan de inhoud van de afgelegde verantwoording zoals door [X.] ingediend en anderzijds dat het Zorgkantoor de verantwoordingsformulieren mogelijk naar een onjuist adres heeft gestuurd.
4.4.6. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gegeven door mrs. Gründemann, De Klerk-Leenen en Pouw en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 4 juni 2008 in tegen¬woordigheid van de griffier.