Parketnummer : 20-003316-07
Uitspraak : 4 juli 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24 augustus 2007 in de strafzaak met parketnummer 01-820684-07 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis, waarbij verdachte ter zake van “Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht” is veroordeeld tot een geldboete van € 600,00 subsidiair 12 dagen hechtenis en waarbij verdachte voorwaardelijk de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is ontzegd voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, zal bevestigen.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 februari 2007 te Deurne, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Molenstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, gekomen ter hoogte van de inrit/uitrit van zwembad “De Wiemel” (gelegen aan die Molenstraat) - terwijl hij, verdachte, verblind werd door de laagstaande zon, althans terwijl de laagstaande zon zijn, verdachtes, zicht op de weg belemmerde - linksaf te slaan, althans doende te zijn geweest linksaf te slaan, en/of daarbij zich er niet, althans niet voldoende, van heeft vergewist of de weg ter plaatste verkeersvrij was en/of aldus doende geen voorrang heeft verleend aan een hem op diezelfde weg (de Molenstraat) tegemoetkomende en/of op korte afstand genaderde motorfietser, waardoor, althans mede waardoor, een aanrijding of botsing is ontstaan tussen dat door verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) en die motorfiets, waardoor de bestuurder van die motorfiets (genaamd [naam slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een verrekking van het acromioclaviculair gewricht links en/of een processus coronoideus fractuur rechter elleboog en/of een kneuzing van de rechter hand, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 februari 2007 te Deurne, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Molenstraat, gekomen ter hoogte van de inrit/uitrit van zwembad “De Wiemel” (gelegen aan die Molenstraat) - terwijl hij, verdachte, verblind werd door de laagstaande zon, althans terwijl de laagstaande zon zijn, verdachtes, zicht op de weg belemmerde - linksaf is geslagen, althans doende is geweest linksaf te slaan, en/of daarbij zich er niet, althans niet voldoende, van heeft vergewist of de weg ter plaatste verkeersvrij was en/of aldus doende geen voorrang heeft verleend aan een hem op diezelfde weg (de Molenstraat) tegemoetkomende en/of op korte afstand genaderde motorfietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 03 februari 2007 te Deurne als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Molenstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend, gekomen ter hoogte van de inrit van zwembad “De Wiemel” (gelegen aan die Molenstraat) linksaf te slaan en daarbij zich er niet voldoende van heeft vergewist of de weg ter plaatste verkeersvrij was en aldus doende geen voorrang heeft verleend aan een hem op diezelfde weg (de Molenstraat) tegemoetkomende en op korte afstand genaderde motorfietser, waardoor een aanrijding is ontstaan tussen dat door verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) en die motorfiets, waardoor de bestuurder van die motorfiets (genaamd [naam slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Zijdens verdachte is kort en zakelijk weergegeven aangevoerd dat van schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 geen sprake is en dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is het navolgende naar voren gekomen.
Verdachte reed op 3 februari 2007 als bestuurder van een personenauto over de Molenstraat, zijnde een tweebaansweg, te Deurne. Verdachte constateerde dat hij tijdens het rijden werd verblind door de laagstaande zon en heeft om dat effect te verminderen de zonneklep van zijn voertuig naar beneden gedaan. Gekomen ter hoogte van de inrit van zwembad “De Wiemel” wilde verdachte met zijn voertuig die inrit inrijden. Hij gaf daartoe richting aan en bracht zijn voertuig tot stilstand. Hij constateerde dat het ter plaatse druk was, met auto’s fietsers en voetgangers. Hij kon de inrit niet inrijden, omdat andere auto’s die inrit blokkeerden. Hij nam tegemoetkomende auto’s op de Molenstraat waar en verleende daaraan voorrang. Vervolgens is verdachte genoemde inrit met enige vaart ingereden toen deze vrij was. Bij het afslaan heeft verdachte geen voorrang verleend aan een hem tegemoetkomende en reeds op korte afstand genaderde motorrijder. Ten gevolge hiervan is een aanrijding met die motorrijder ontstaan.
Uit de omstandigheid dat verdachte tegemoetkomend verkeer kon waarnemen leidt het hof af dat verdachte op dat moment niet werd verblind door de zon. Het hof wil wel aannemen dat hij daardoor gehinderd werd. Gelet op alle genoemde omstandigheden had verdachte naar ’s hofs oordeel extra voorzichtig en oplettend moeten zijn bij het uitvoeren van de onderhavige bijzondere manoeuvre. Door desondanks de tegenligger niet op te merken en geen voorrang te verlenen bij het afslaan zoals verdachte dat heeft gedaan, is naar ’s hofs oordeel in casu sprake van schuld als bewezen verklaard. De door de raadsman aangevoerde omstandigheid dat van de bestuurder van de motorfiets meer oplettendheid had mogen worden verwacht doet daaraan niet af. Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en strafbaar gesteld bij artikel 175, eerste lid, aanhef en onder b van die wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, en de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht.
In strafmatigende zin heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 19 juni 2008 niet eerder is veroordeeld, met de omstandigheid dat verdachte er blijk van heeft gegeven zich te bekommeren om de gevolgen van het bewezen verklaarde voor het slachtoffer en met de omstandigheid dat het bewezen verklaarde ook voor verdachte een ongelukkig ongeval betreft.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Op te leggen bijkomende straf
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof ter zake van het bewezen verklaarde en voor een duur als hieronder vermeld aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
In hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen ziet het hof evenwel aanleiding te bepalen dat deze bijkomende straf voorwaardelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd.
Met oplegging van een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 600,00 (zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 (twaalf) dagen hechtenis.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt, dat de bijkomende straf van ontzegging niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. F. van Es, voorzitter, mr. H. Eijsenga en mr. W.E.C.A. Valkenburg,
in tegenwoordigheid van mr. T. Tanghe, griffier,
en op 20 juni 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.