4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. Op 6 juni 1996 heeft [gemachtigde] - verder [gemachtigde] -, handelend als gemachtigde van [appellant] , aan [geïntimeerde] "verkocht" 4696,8 kilogram ammoniakrechten voor een prijs van f 305.292,00 (f 65,- per kilogram).
In het daarvan opgemaakte geschrift (prod. 4 inl. dagv.) is in artikel 5 vermeld:
"Deze overeenkomst is zonder rechterlijke tussenkomst ontbonden indien, op grond van een verbod van overheidswege (o.a. provincie of gemeente), het niet mogelijk is voornoemde ammoniakrechten te leveren/verplaatsen."
b. [appellant] had een pluimveehouderij aan de [adres 1] te [plaats 1]. [gemachtigde] was door [appellant] gemachtigd op grond van een tussen hen gesloten overeenkomst d.d. 3 juni 1996 (prod. 3 inl. dagv.) om in totaal 5416 kilogram ammoniakrechten te verkopen voor een prijs van f 50,- per kilogram. Van deze 5416 kilogram heeft [gemachtigde] 4696,8 kilogram verkocht aan [geïntimeerde], zoals onder a. vermeld, en 719,2 kilogram aan [persoon 1].
c. [geïntimeerde] is varkenshouder en heeft een bedrijf aan de [adres 2] te [plaats 2] (gemeente [gemeente]).
d. Ter uitvoering van de onder a. vermelde overeenkomst heeft [appellant] bij brief van 1 juli 1996 (prod. 5 inl. dagv., kennelijk ondertekend door de hierna onder rov. 4.4. genoemde M. [persoon 2]) aan het College van B & W van de gemeente [plaats 1] verzocht de milieuvergunning, verleend voor de inrichting aan de [adres 1] te [plaats 1], gedeeltelijk in te trekken. In de brief is vermeld dat de intrekking, betrekking hebbende op 8098 kippen (4696,8 kilogram ammoniak), van kracht dient te worden, indien en zodra op de aanvraag om een milieuvergunning van [geïntimeerde], [adres 2] te [plaats 2] "welke zo spoedig mogelijk zal worden ingediend" positief door het betreffende bevoegd gezag is beslist en deze vergunning onherroepelijk is geworden (prod. 2 inl. dagv.).
e. Bij beschikking van 27 augustus 1996 heeft het College van B & W van de gemeente [plaats 1] overeenkomstig voormeld verzoek de vergunning van [appellant] gedeeltelijk ingetrokken "ten behoeve en voor zover een onherroepelijke vergunning is verleend voor (.....) [adres 2] te [plaats 2] " (prod. 2 inl. dagv.).
f. Ter uitvoering van de onder a. vermelde overeenkomst heeft [geïntimeerde] een bedrag van f 305.292,00 aan [gemachtigde] betaald.
g. Voorts heeft [geïntimeerde] op 15 januari 1997 een aanvraag voor een milieuvergunning ingediend bij het College van B & W van de gemeente [gemeente] . Bij beschikking van 1 december 1997 heeft het College van B & W van de gemeente [gemeente] de door [geïntimeerde] aangevraagde milieuvergunning geweigerd (prod. 8 inl. dagv.).
h. [geïntimeerde] had ook al eerder, nl. op 20 januari 1995, een aanvraag voor een milieuvergunning ingediend ter uitbreiding van zijn bedrijf (zie rov. 4.1.6. van het hierna onder j genoemde arrest van het Hof 's-Hertogenbosch). Deze aanvraag heeft [geïntimeerde] op 2 september 1997 ingetrokken.
i. Bij brief van 19 december 1997 (prod. 9 inl. dagv.) heeft [geïntimeerde] aan [gemachtigde] bericht dat de gemeente heeft geweigerd de door hem op 19 januari 1997 aangevraagde vergunning te verlenen en een beroep gedaan op de ontbinding als bedoeld in artikel 5 van de koopovereenkomst.
j. [geïntimeerde] heeft [gemachtigde] op 8 april 1998 gedagvaard en (terug)betaling gevorderd van het bedrag van f 305.292,00. Bij vonnis d.d. 8 september 2000 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch die vordering toegewezen (prod. 5 inl. dagv.).
Bij arrest van het Hof 's-Hertogenbosch d.d. 13 juni 2002 (prod. 6 cva) is dit vonnis van de rechtbank vernietigd, is de vordering van [geïntimeerde] afgewezen en is [geïntimeerde] veroordeeld tot terugbetaling van het op basis van het vernietigde vonnis door [gemachtigde] aan [geïntimeerde] betaalde bedrag van f 379.820,92.
Bij arrest van de Hoge Raad van 2 april 2004 (prod. 7, op een na laatste stuk, cva) is het cassatieberoep tegen voormeld arrest van het hof verworpen.
k. [gemachtigde] heeft op haar beurt [appellant] op 5 maart 2001 gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch en betaling gevorderd van het bedrag van f 305.292,00 (= het door [geïntimeerde] aan [gemachtigde] betaalde bedrag), subsidiair f 234.840,- ( = het door [gemachtigde] aan [appellant] op 3 oktober 1996 doorbetaalde bedrag). Bij repliek heeft [gemachtigde] deze vordering verminderd tot f 270.800,- (plus rente).
De rechtbank heeft in deze procedure een tussenvonnis d.d. 22 februari 2002 gewezen met bevel tot overlegging van het onder j. vermelde arrest van het Hof 's-Hertogenbosch en een tussenvonnis d.d. 18 december 2002 met bevel tot overlegging van het onder j. vermelde arrest van de Hoge Raad. Na overlegging van die arresten heeft de rechtbank bij vonnis d.d. 2 juni 2004 de vordering van [gemachtigde] afgewezen (prod. 7 cva).
l. Tijdens de onder j. vermelde procedure tussen [geïntimeerde] en [gemachtigde] voor de rechtbank 's-Hertogenbosch heeft [geïntimeerde] bij brief van 19 november 1998 (prod. 11 inl. dagv.) aan [appellant] bericht dat die procedure aanhangig was, dat hij bij brief d.d. 19 december 1997 de ontbinding van de koopovereenkomst heeft ingeroepen en dat hij tegen [gemachtigde] is gaan procederen in de veronderstelling dat er een koopovereenkomst was gesloten tussen hem en [gemachtigde] .
m. Bij brief d.d. 25 november 2002 (prod. 13 inl. dagv.) aan [appellant] heeft [geïntimeerde] (andermaal) een beroep gedaan op ontbinding van de koopovereenkomst als bedoeld in art. 5 van die overeenkomst en aanspraak gemaakt op vergoeding van de door hem betaalde koopprijs van f 305.292,00.
Bovendien heeft [geïntimeerde] zich in die brief erop beroepen dat de ammoniakrechten zijn vervallen als gevolg van de indiening van een melding 8.19 Wet milieubeheer door [appellant] aan de gemeente [plaats 1] . [geïntimeerde] heeft daarbij verwezen naar de brief van de gemeente [plaats 1] d.d. 16 juli 2002 (prod. 12 inl. dagv.) waarin wordt medegedeeld dat de ammoniakrechten, die in feite niet ingetrokken waren, alsnog door die melding zijn vervallen.