(i) Op 28 augustus 2006 vonden op het Verdiplein te Tilburg enkele opstootjes plaats. Uit videobeelden blijkt dat dit zich afspeelde tussen 20:05 en 20:09 uur, dat [slachtoffer] hier telkens bij betrokken was, en dat [slachtoffer] met een andere persoon, beiden op de fiets, het Verdiplein verliet (stam-pv, blz. 14). Die andere persoon was [getuige 5] ([getuige 6], blz. 402; [getuige 7], blz. 410).
(ii) Uit getuigenverklaringen blijkt dat [slachtoffer] op het Verdiplein slaande ruzie had met [getuige 11] en hem bedreigde (“Ik pak jou”, “Ik maak jullie dood, ik steek jou in je nek”) ([getuige 8], blz. 388-389; [getuige 9], blz. 393 en 397; [getuige 6], blz. 401-402; [getuige 10], blz. 414) en dat na die bedreiging twee Marokkaanse jongens terugriepen naar [slachtoffer] (“We zijn voorbereid, we pakken jou wel”) ([getuige 9], blz. 393). [slachtoffer] was aan het vechten met twee Marokkaanse broertjes ([getuige 9], blz. 397). Degene die hen uit elkaar haalde was de persoon die bij [slachtoffer] was, genaamd [naam getuige 5] ([getuige 6], blz. 402; [getuige 5], blz. 437).
(iii) [slachtoffer] heeft vervolgens thuis bij zijn moeder in de keuken een slagersbijltje gehaald (vgl. getuige [naam benadeelde], de moeder, blz. 698-699) althans hij had precies zo’n hakbijltje achter zijn broeksband toen hij door de politie werd aangetroffen (stam-pv, blz. 11).
(iv) Enige minuten later hebben [slachtoffer] en [getuige 11] elkaar weer getroffen. [slachtoffer] heeft daarbij [getuige 11] achtervolgd en bedreigd met een slagersbijltje ([getuige 12], blz. 666-667; [getuige 11], verklaring 5 april 2007; [getuige 13], blz. 662, die het van [getuige 11] heeft gehoord en het heeft doorverteld aan [verdachte] die hij kort daarna tegenkwam).
(v) Omstreeks 20:47 uur hebben [slachtoffer] en [verdachte] elkaar getroffen op het grasveld aan de Stokhasseltlaan. Toen heeft [verdachte] met een vuurwapen geschoten op [slachtoffer]. Daarbij is [slachtoffer] dodelijk getroffen (stam-pv blz. 10 en 13).
(vi) Volgens het deskundigenrapport van de patholoog Visser (NFI) van 22 maart 2007 is het intreden van de dood veroorzaakt door bij de sectie gebleken inschot in de romp, gepaard gaande met massale inwendige bloeduitstorting. Er is sprake van een inschot in de romp van de links zijwaartse zijde van de romp (ter hoogte van de bekkenkam) en een iets voetwaarts verlopend schotkanaal verlopend naar de rechts voor-zijwaarts zijde van de romp.
(vii) Blijkens het deskundigenrapport d.d. 3 januari 2007 van ing. Chang (NFI), het schotrestenonderzoek, zijn in de zakken en op de broeksband van de kleding van [slachtoffer] geen schotresten aangetroffen. De veronderstelling dat het slachtoffer een vuurwapen in de zakken of in de broeksband van zijn kleding gedragen heeft, kan hiermee niet worden ondersteund.
(viii) Blijkens het schotrestenonderzoek zijn rond de inschotbeschadiging in de linkerzijde van de trui van het slachtoffer sporen aangetroffen die wijzen op een schootsafstand van circa 0,5 en 1,5 meter.
(ix) Tenslotte blijkt uit het schotrestenonderzoek dat op de handen van het slachtoffer schotrestdeeltjes zaten. Deze kunnen worden verklaard ofwel door het zelf handelen met een vuurwapen, ofwel door afweren, ofwel door contact met inschotbeschadigingen.
(x) De [getuige 2] heeft (bij de raadsheer-commissaris op 26 juni 2008) verklaard dat [slachtoffer], nadat deze was neergeschoten, op de grond lag in een foetushouding en met een hand zijn middel vastpakte en kermde van de pijn.
(xi) [getuige 5] heeft - kort gezegd - verklaard dat hij met [slachtoffer] is vertrokken van het Verdiplein en met hem naar diens moeder is gegaan, dat ze daarna [getuige 11] zijn tegengekomen en dat hij heeft gezien dat [slachtoffer] achter [getuige 11] is aangerend, dat hij en [slachtoffer] daarna zijn doorgefietst en dat ze toen [verdachte] zagen staan, die [slachtoffer] wenkte (“kom maar”), dat [slachtoffer] naar [verdachte] toeliep, dat [verdachte] een beweging maakte alsof hij iets vanachter zijn broeksband haalde, dat hij daarna een pistool in de handen van [verdachte] zag, dat [slachtoffer] en [verdachte] begonnen te rennen, dat [verdachte] inliep op [slachtoffer], dat [verdachte] op de benen richtte en schoot en vervolgens op de rug mikte en nog een keer schoot vanaf een kleine afstand, waarbij het wapen net niet de rug van [slachtoffer] raakte, dat [slachtoffer] meteen hierna op de grond zakte en liggend op de grond een arm voor zijn lichaam hield, dat [verdachte] zoiets zei als “Je weet wat je gezegd hebt” en daarna wegliep, dat [verdachte] vervolgens het pistool op hem, [getuige 5] heeft gericht en daarna wegliep, dat even later [getuige 11] erbij kwam en tegen [slachtoffer] zei “boontje komt om zijn loontje” (verhoor [getuige 5], 29 augustus 2006, 14:24 uur, blz. 437-440).
(xii) De [getuige 14], die in een auto voorbij kwam rijden, heeft twee personen vlak achter elkaar zien lopen, met een tussenafstand van 1 – 2 meter, van wie de achterste een pistool in de hand had. De getuige heeft enkele tellen niet gekeken en zag vervolgens dat de voorste persoon, die kennelijk op de grond terecht gekomen was, een beweging omhoog maakte (blz. 467-468).
(xiii) De [getuige 15] (blz. 474), die bij de [getuige 14] in de auto zat, verklaart dat zij drie personen zag lopen, twee dicht bij elkaar en de derde iets op afstand. De voorste persoon werd gevolgd door de twee anderen. De getuige hoorde toen een knal en zag de voorste persoon op zijn knieën zakken en hem daarna weer opstaan.
(xiv) De [getuige 16] (blz. 725-727) heeft met [getuige 5] gesproken op 28 augustus 2006 kort na het schietincident. [getuige 5] vertelde toen dat [slachtoffer], na de ruzie op het Verdiplein, iets van een pistool wilde gaan halen, dat dit niet lukte en dat [slachtoffer] toen een kapmes is gaan halen, dat ze later [verdachte] zagen staan die naar [slachtoffer] wenkte om te komen, dat [slachtoffer] wegrende, dat [verdachte] wegrende, dat [verdachte] twee keer had geschoten, de eerste keer toen [slachtoffer] toen [slachtoffer] weg probeerde te komen en de tweede keer nadat [slachtoffer] gestruikeld was, dat [verdachte] [slachtoffer] in de rug schoot, dat [getuige 11] daarna nog bij [slachtoffer] had gestaan en iets tegen [slachtoffer] had gezegd.
(xv) De [getuige 17] (blz. 739 en 741-742) heeft [getuige 5] gesproken op 28 augustus 2006 kort na het schietincident. [getuige 5] vertelde dat “die Marokkaan” tweemaal op [slachtoffer] had geschoten en dat die jongen ook nog het pistool op hem, [getuige 5] had gericht.
(xvi) De [getuige 18] (blz. 734-735) heeft [getuige 5] gesproken op dinsdagochtend 29 augustus 2006, de dag na het schietincident. [getuige 5] vertelde dat een Marokkaan genaamd [verdachte] naar [slachtoffer] had gewenkt, dat [slachtoffer] naar [verdachte] ging, Dat [verdachte] een pistool trok, dat [slachtoffer] was weggerend, dat [verdachte] vier keer op [slachtoffer] had geschoten en dat [slachtoffer] in de rug was geraakt door het derde schot, dat [verdachte] ook nog op [getuige 5] had gericht en vervolgens was weggerend, dat de broer van [verdachte], [getuige 11] bij [slachtoffer] was gekomen en tegen [slachtoffer] zei “boontje komt om zijn loontje”.