4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. Partijen zijn buren. [appellant] woont in het pand aan de [adres a] (kadastraal bekend gemeente […], sectie […] nr. [A] en [B]) en [geïntimeerde] in het pand aan de [adres b] (kadastraal bekend gemeente […], sectie […], nr. C).
b. De kadastrale grens tussen de percelen waarop voormelde panden staan loopt, gezien vanuit de [dijk], pal langs de linkerbuitenmuur van het pand van [geïntimeerde] (nr. [b]) in een rechte lijn naar achter tot het einde van de percelen in de richting van de […]straat (prod. 1 inl. dagv.).
c. Partijen verschillen van mening over de eigendom van een strook grond van wisselende breedte, gelegen langs deze kadastrale grens aan de zijde van [appellant]. Deze strook vormt onderdeel van het kadastrale perceel sectie [… A en B].
d. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 17 augustus 2005 deze omstreden strook grond verdeeld in een strook A, strook B en strook C. Het hof zal deze indeling en de afbakening van deze stroken door de rechtbank aanhouden nu ook partijen in hoger beroep daarvan uitgaan.
Strook A en B zijn in kleur aangegeven op een situatietekening die [appellant] als productie 12 bij memorie van grie¬ven heeft overgelegd. Het hof zal daarnaar hierna verwijzen. De betwisting van deze tekening door [geïntimeerde] (mva pag. 9) passeert het hof, nu de betwisting betrekking heeft op punten die niet terzake dienende zijn.
e. Strook A (groen met een geel hoekje op voormelde productie 12) betreft de grond, bestraat met klinkers, gelegen tussen beide panden vanaf de voorzijde van de panden tot het punt waar de woning van [geïntimeerde] inspringt. Onder deze strook grond loopt de riolering en de waterleiding, ook ten behoeve van het pand van [geïntimeerde].
f. Strook B (blauw met een geel hoekje op voormelde productie 12) betreft de grond vanaf het punt waar de woning van [geïntimeerde] inspringt tot het punt waar de eerste conifeer staat van de coniferenhaag die begint ter hoogte van achterzijde van het schuurtje (van [appellant]), welk schuurtje is voorzien van houten zijwanden. Deze strook ligt tussen bedoeld schuurtje (door de rechtbank aangeduid als houten schutting) en de kadastrale grens.
g. Strook C betreft de strook grond tussen de kadastrale grens en het midden van een greppel. Deze greppel is ge¬legen tussen voormelde coniferenhaag op het perceel van [appellant] en de ligusterhaag die [geïntimeerde] heeft geplant. Op voormelde situatietekening (prod. 12 mvg) is de ligging van deze laatste strook niet aangegeven.
h. Genoemde drie stroken zijn hetzij geheel of gedeeltelijk onderdeel van kadastraal perceel [… A] en [… B], vermeld op de kadastrale tekening die is opgenomen in het relaas van bevindingen, opgemaakt op 16 oktober 2003 (prod. 11 conclusie na enquête d.d. 29 maart 2006).
i. De achtereenvolgende eigenaren van het pand van [appellant] (nr. a) zijn:
- [appellant], eigenaar sinds 18 september 1990;
- [eigenaar 1], eigenaar sinds 3 oktober 1989;
- [eigenaar 2], eigenaar sinds 28 februari 1989;
- [eigenaar 3], eigenaar sinds enige datum voor 1940;
j. De achtervolgende eigenaren van het pand van [geïntimeerde] (nr. b) zijn:
- [geïntimeerde], eigenaar sinds 30 januari 1987;
- [eigenaar 4], eigenaar sinds 11 augustus 1983;
- [eigenaar 5], eigenaar sinds oktober 1974;
- [eigenaar 6], eigenaar (in ieder geval) sinds 1946, die het pand van 1946 tot oktober 1974 had verhuurd aan [huurder].