4.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
a.[geïntimeerde] is eigenaar van een bedrijfsruimte aan de [adres] te Eindhoven (hierna de bedrijfsruimte) en van de daarboven gelegen woning aan de [de woning]. Deze woning werd tot eind 2002
bewoond door [geïntimeerde].
b.[geïntimeerde] heeft de bedrijfsruimte vanaf 1 mei 1997 verhuurd aan (de rechtsvoorganger van) [appellant]. In artikel 1.2. van de huurovereenkomst is bepaald dat de bedrijfsruimte uitsluitend gebruikt mag worden als bedrijfs- en magazijnruimte ten behoeve van bakkerijbenodigdheden.
c.[geïntimeerde] heeft bij brieven van haar raadsman van
22 maart 2004 en 5 mei 2004 [appellant] gesommeerd onder meer het gebruik door [appellant] van de bedrijfsruimte ten behoeve van de handel in tweedehandse auto's te staken.
d.[geïntimeerde] heeft op 2 juli 2004 [appellant] in kort geding gedagvaard en gevorderd, voor zover thans nog van belang, dat [appellant] op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld tot het staken en gestaakt houden van de autohandel vanuit de bedrijfsruimte.
e.De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 27 juli 2004 [appellant] veroordeeld, voor zover thans van belang, tot het staken en gestaakt houden van alle activiteiten in het kader van het uitoefenen van een autohandel vanuit het gehuurde pand aan de [woning] te Eindhoven, met dien verstande dat alle gestalde auto's uit het pand, van het terrein en van de naast het terrein gelegen terreinen worden afgevoerd, het bord met de aanduiding [appellant] Auto's van de gevel wordt verwijderd, het adverteren met auto's vanaf genoemde locatie op welke wijze dan ook wordt gestaakt [...]; op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 2.000,- per dag.
f.Het vonnis van 27 juli 2004 is op 4 augustus 2004 aan [appellant] betekend.
g.[geïntimeerde] heeft bij brief van 11 augustus 2004 aan [appellant] medegedeeld dat [geïntimeerde] had geconstateerd dat de autohandel nog niet was gestaakt. Tevens heeft [geïntimeerde] bij deze brief aanspraak gemaakt op de dwangsommen indien niet tijdig geheel aan het vonnis zou worden voldaan. [geïntimeerde] heeft deze mededelingen bij brief van 17 augustus 2004 herhaald. Bij brief van 26 augustus 2004 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] medegedeeld dat dwangsommen waren verbeurd omdat stalling en verkoop van auto's onverminderd bleven doorgaan. Bij brief van 2 september 2004 heeft [geïntimeerde] haar standpunt toegelicht dat [appellant] niet aan de veroordeling bij vonnis van 27 juli 2004 voldeed.
h.Bij exploot van 15 september 2004 is een betalingsbevel ter zake verbeurde dwangsommen over de periode aan [appellant] betekend.
i.Op vordering van [appellant] heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 4 november 2004 onder meer de executie van het vonnis van de voorzieningenrechter van 27 juli 2004 geschorst, [geïntimeerde] veroordeeld de door haar gelegde beslagen op te heffen en [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor zover zij in strijd handelt met de in dat vonnis vermelde geboden.
j.Op het daartegen door [geïntimeerde] ingestelde hoger beroep heeft dit hof bij arrest van 13 september 2005, voor zover thans van belang, het vonnis van 4 november 2004 vernietigd en alsnog de vordering tot schorsing van de executie en de vordering tot opheffing van de gelegde beslagen afgewezen.
k.[appellant] heeft een bedrag van EUR 28.000,- inzake verbeurde dwangsommen aan [geïntimeerde] betaald.
4.2. [appellant] heeft [geïntimeerde] thans in een bodemprocedure gedagvaard en primair gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat [appellant] geen dwangsommen heeft verbeurd, althans dat de rechtbank deze dwangsommen opheft of vermindert, althans matigt, en [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling aan [appellant] van een bedrag van EUR 28.970,90, althans een redelijk bedrag, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.