ECLI:NL:GHSHE:2008:BG2111

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.004.796
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Everaars-Katerberg
  • A. Smeenk-van der Weijden
  • J. van der Velden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming curator in het belang van de dochter met geestelijke stoornis

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 augustus 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een curator voor een dochter met een geestelijke stoornis. De moeder van de dochter had verzocht om tot curator benoemd te worden, maar de kantonrechter had dit verzoek afgewezen. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 juni 2008, waarbij zowel de dochter als de moeder aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaat, mr. J.A.P. Jacobs. De curator, mr. drs. X.Z.J.W.M. van der Aa, was ook aanwezig als belanghebbende. Het openbaar ministerie heeft schriftelijk aangegeven niet ter zitting te verschijnen.

De kantonrechter had eerder overwogen dat het in het belang van de dochter was om een derde tot curator te benoemen, omdat er gegronde redenen waren om de moeder niet tot curator te benoemen. De moeder had zich in het verleden weliswaar ingezet voor het welzijn van haar dochter, maar er waren zorgen over haar grensoverschrijdend gedrag tijdens de behandeling van de dochter in een GGZ-instelling. Dit gedrag had een negatieve invloed op de behandeling van de dochter, die een ernstige psychiatrische stoornis had.

In hoger beroep voerden appellanten aan dat de kantonrechter ten onrechte de moeder niet tot curator had benoemd, en dat de vertrouwensrelatie tussen de dochter en de moeder aanwezig was. Het hof oordeelde echter dat er gegronde redenen waren om de moeder niet tot curator te benoemen, en dat het voor een vruchtbare samenwerking tussen curatoren benodigde vertrouwen tussen de moeder en de huidige curator ontbrak. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter, waarbij de moeder niet tot curator werd benoemd, en oordeelde dat de huidige curator zijn functie diende te behouden.

Uitspraak

MB
7 augustus 2008
Sector civiel recht
Zaaknummer HV 200.004.796/01
Zaaknummer eerste aanleg 523576 / 07-474
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
en
[Y.],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna: de dochter en de moeder,
procureur: mr. J.A.P. Jacobs,
t e g e n
het openbaar ministerie,
te ’s-Hertogenbosch,
geïntimeerde.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie ’s-Hertogenbosch, van 22 januari 2008, waarvan de inhoud bij appellanten bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 21 april 2008, hebben de dochter en de moeder verzocht de beschikking waarvan beroep te vernietigen met benoeming van de moeder tot curator van de dochter, subsidiair de moeder naast de bestaande curator te benoemen tot curator van de dochter.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 juni 2008.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de dochter en de moeder, bijgestaan door hun advocaat mr. J.A.P Jacobs;
- mr. drs. X.Z.J.W.M. van der Aa, curator van de dochter, tevens belanghebbende, hierna: de curator.
Het openbaar ministerie heeft schriftelijk te kennen gegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- de brief van 28 april 2008 van de curator;
- de brief met bijlagen van de advocaat van appellanten d.d. 4 juni 2008;
- de brief met bijlagen van het openbaar ministerie d.d. 9 juni 2008;
- de faxbrief met bijlagen van de curator d.d. 26 juni 2008;
- de faxbrieven van de advocaat van appellanten d. dis 26 juni, 4 juli en 11 juli 2008.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Bij beschikking van 10 juli 2007 heeft de kantonrechter in de rechtbank ’s-Hertogenbosch, met ingang van 10 juli 2007, een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan de dochter en mevrouw mr. L. Stam tot bewindvoerder benoemd.
4.2. Bij het inleidend verzoekschrift heeft de officier van justitie te ’s-Hertogenbosch namens het openbaar ministerie verzocht het meerderjarigenbewind van de dochter om te zetten in een ondercuratelestelling met benoeming van mr. Stam tot curator.
4.3. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de dochter onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis en is mr. drs. X.Z.J.W.M. van der Aa tot curator benoemd.
4.4. De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat - uit het verhandelde ter zitting van 8 november 2007 en het verhoor van 6 december 2007 - genoegzaam is gebleken dat het in het belang van de dochter is om een derde tot curator te benoemen. Het verzoek van de moeder, om haar tot curator te benoemen, is door de kantonrechter afgewezen. Ten aanzien van de benoeming van twee curatoren heeft de kantonrechter geoordeeld dat dit voor de bevoegdheidsuitoefening ongewenste complicaties kan veroorzaken. Er dient voorts tussen de dochter en een curator een vertrouwensrelatie te bestaan, aldus de kantonrechter.
De kantonrechter heeft de benoeming van mr. Stam tot curator achterwege gelaten, aangezien de dochter ter zitting van 6 december 2007 heeft aangegeven ingeval er een onder curatele stelling wordt uitgesproken, zij wenst dat een derde, niet zijnde mr. Stam, tot curator wordt benoemd.
4.5. Appellanten hebben in het beroepschrift aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte de moeder niet tot curator heeft benoemd.
Tijdens het verhoor van 6 december 2007 heeft de dochter aan de kantonrechter haar uitdrukkelijke voorkeur voor de benoeming van haar moeder tot curator uitgesproken.
De moeder heeft daarnaast ter zitting van 8 november 2007 aangegeven hiertoe bereid te zijn. De kantonrechter heeft vervolgens zonder nadere motivering afgezien van de benoeming van de moeder tot curator, aldus appellanten. Daartoe bestonden geen gegronde redenen.
Appellanten stellen dat de door de kantonrechter aangehaalde vertrouwensrelatie tussen de dochter en de te benoemen curator bij uitstek aanwezig is tussen de dochter en de moeder.
Daarbij komt dat de moeder zich in de afgelopen jaren immer heeft ingezet voor het welzijn van haar dochter en zich heeft beziggehouden met de behartiging van de belangen van haar dochter.
De dochter meent dat de huidige curator haar belangen niet naar behoren behartigt. Hij stelt haar, ondanks schriftelijke verzoeken daartoe, niet op de hoogte van haar financiële situatie. Ook verkrijgt zij geen inzicht in zijn handelwijze.
De dochter heeft geen enkel vertrouwen in de curator en acht het van belang dat de moeder alsnog tot haar curator wordt benoemd. Indien het hof desondanks bepaalt dat de huidige curator zijn functie dient te behouden, verzoeken appellanten dat de moeder als tweede curator naast de huidige curator wordt benoemd.
4.6. Namens het openbaar ministerie heeft de advocaat-generaal te ’s-Hertogenbosch, mr. H. van der Meijden, bij brief van 9 juni 2008 verklaard in te stemmen met de beslissing van de kantonrechter en heeft verzocht om, althans zo begrijpt het hof, de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De advocaat-generaal verwijst naar het proces-verbaal van 22 november 2007, opgemaakt in verband met het verzoek tot ondercuratelestelling, waarin is opgenomen dat zowel de psychiater als de maatschappelijk werker (beiden verbonden aan het GGZ Oost Brabant) hebben verklaard dat het niet in het belang van de dochter was de moeder tot curator te benoemen.
De beschikking waarvan beroep is - hoewel naar de uiterlijke verschijningsvorm niet gemotiveerd - wel degelijk gebaseerd op de mening van deskundigen die verbonden zijn aan het GGZ en andere betrokkenen, aldus de advocaat-generaal.
4.7. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting oordeelt het hof als volgt.
4.7.1. Ter zitting van het hof hebben de dochter en de moeder hun beroep beperkt tot de persoon van de benoemde curator. Niet (meer) in geschil is dat voldaan is aan de criteria voor de ondercuratelestelling van de dochter.
4.7.2. Artikel 1:383 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de rechter bij de benoeming van de curator de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende volgt, tenzij gegronde redenen zich daartegen verzetten. Naar het oordeel van het hof is er sprake van gegronde redenen om de moeder niet tot (mede-)curator te benoemen op grond van het volgende.
4.7.3. Het is het hof duidelijk geworden dat de moeder zich volledig inzet voor haar dochter, haar bijstaat in moeilijke tijden en het beste met haar voor heeft.
Zo heeft zij, ten tijde van het verblijf van de dochter in een GGZ-instelling de woning van de dochter beheerd en onder meer forse huurachterstanden van de dochter voldaan.
In die zin behartigt de moeder vol overtuiging de belangen van haar dochter.
Uit de overgelegde verklaringen van de behandelend psychiaters begrijpt het hof echter dat de moeder in haar zorg voor de dochter waar het betreft haar medische behandeling grensoverschrijdend is, doordat zij zich te pas en te onpas tijdens de behandeling opdringt. In verband daarmee is de moeder op 22 februari 2008 voor de duur van een maand de toegang ontzegd tot het terrein van de GGZ-instelling waar de dochter op dat moment voor behandeling verbleef. Een en ander heeft een negatieve invloed op de behandeling van de dochter en op de beslissingen die in het kader van die behandeling genomen moeten worden, aldus de psychiater.
Dit klemt naar het oordeel van het hof temeer nu er bij de dochter sprake is van een ernstige psychiatrische stoornis die langdurige behandeling zal vereisen.
4.7.4. In een schriftelijke reactie op de na de zitting overgelegde medische verklaringen hebben de dochter en de moeder het gestelde ontkend en gesteld dat (één van) de verklaringen niet de waarheid bevat. Het zou slechts gaan om een niet onderbouwde verklaring van één van de vele behandelend psychiaters van de dochter. De moeder heeft zich juist telkenmale grote zorgen gemaakt om de behandeling van de dochter, mede vanwege de wisseling van behandelend psychiaters.
Het hof acht de overgelegde verklaringen wel in rechte geloof verdienende bescheiden. Dat deze door twee verschillende psychiaters zijn afgelegd, doet daaraan niet af. Integendeel, het bevestigt dat meerdere psychiaters hetzelfde beeld van de moeder hebben.
4.7.5. Voor wat betreft het verzoek om de moeder naast de reeds benoemde curator tot curator te benoemen, geldt daarenboven dat de wet in beginsel slechts de benoeming van één curator toestaat. Weliswaar kan dit beginsel doorbroken worden met een beroep op artikel 8 EVRM (zie Hoge Raad 1 december 2000, NJ 2001/390), maar zoals het hof hiervoor reeds heeft overwogen bestaan er gegronde redenen om de moeder niet tot curator te benoemen.
Het hof oordeelt daarnaast dat het voor een vruchtbare samenwerking tussen curatoren benodigde vertrouwen tussen de moeder en de huidige curator ontbreekt.
Hoewel de curator ter zitting bij het hof heeft verklaard een poging te willen doen om met de moeder samen te werken heeft hij tevens aangegeven dat de moeder hem tot nu toe heeft tegengewerkt. Daarnaast heeft de moeder verklaard dat de dochter geen normaal leven kan leiden zolang mr. van der Aa curator is.
Een toekomstige werkbare situatie wordt door het hof niet aannemelijk geacht. Het hof wijst ook om die reden het subsidiaire verzoek - om de moeder, naast de curator, tot curator te benoemen - af.
4.7.6. Het hof zal derhalve de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
5. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie ’s-Hertogenbosch van 22 januari 2008 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Everaars-Katerberg, Smeenk-van der Weijden en Van der Velden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 7 augustus 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.