4.8. Uitgangspunt is dat de onderhavige arbeidsongeschiktheidsverzekering in beginsel dekking biedt ingeval van ziekte en/of ongeval na het verstrijken van een wachttijd van 365 dagen (art. 1 bijzondere bepalingen). Uitgesloten is de aanspraak op uitkering voortvloeiend uit een ziekte die zich binnen 365 dagen na de ingangsdatum van de verzekering heeft voorgedaan (art. 4, sub b bijzondere bepalingen).
4.8.1. Nu de arbeidsongeschiktheid van [appellant] is ingetreden binnen 365 dagen na de ingangsdatum van de verzekering, heeft [appellant] dus in beginsel geen recht op uitkering, tenzij zich de uitzonderingssituatie voordoet dat de aanspraak op uitkering voortvloeit uit of verband houdt met een ongeval, zoals bepaald in art. 4, sub b tweede zin van de bijzondere bepalingen.
4.8.2. De betekenis van een omstreden beding in een schriftelijke overeenkomst moet door de rechter worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Uit een en ander volgt dat redelijkheid en billijkheid hierbij een rol spelen (vgl. HR 12 januari 2001, NJ 2001,199).
4.8.3. In de algemene verzekeringsvoorwaarden zijn de begrippen "ziekte" en "ongeval" scherp omschreven. Onder het begrip ziekte wordt begrepen "een ........ lichamelijke of geestelijke aandoening", terwijl onder "ongeval" wordt begrepen "een op het lichaam... inwerkend geweld" dat "lichamelijk letsel tengevolge heeft". Nu in de definitie van het begrip ziekte een onderscheid wordt gemaakt tussen lichamelijke en geestelijke aandoening, wordt in de algemene verzekeringsvoorwaarden, anders dan [appellant] ongemotiveerd stelt, wel degelijk onderscheid gemaakt tussen het tastbare lichaam en de psyche.
4.8.4. Het standpunt van [appellant] dat in het algemeen gesproken onder het lichaam ook de psyche is begrepen en dat onder lichamelijk letsel ook psychisch letsel valt, verwerpt het hof. Het standpunt is niet gemotiveerd en bovendien in strijd met het algemeen spraakgebruik waarbij "lichamelijk" en "psychisch" juist als termen met een tegengestelde betekenis hebben te gelden.
Voorts is dat standpunt niet verenigbaar met het bepaalde in art. 6:106, lid 1, sub b BW, waar ook de wetgever onderscheid maakt tussen de situatie dat de benadeelde "lichamelijk letsel" heeft opgelopen, geschaad is in zijn eer of goede naam of "op andere wijze in zijn persoon is aangetast".
4.8.5. Het hof is daarom van oordeel dat aan de hand van de onder 4.8.2. vermelde maatstaf moet worden geconcludeerd dat het standpunt van [appellant] onjuist is. Het hof volgt daarom het oordeel van de rechtbank en de door deze gebezigde motivering. De definitie van "ongeval" in de verzekeringsvoorwaarden kan niet worden uitgelegd in de door [appellant] bepleite zin. Indien [appellant], naar hij stelt, die definitie bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst heeft opgevat in de door hem bepleite zin, had het, gelet op het bovenstaande, op zijn weg gelegen Cardif er op te wijzen dat hij die definitie aldus opvatte. Nu hij dat niet heeft gedaan, is de - afwijkende - uitleg die [appellant] geeft aan het begrip "ongeval" geen onderdeel geworden van de overeenkomst tussen partijen zodat [appellant] zich daarop tegenover Cardif niet kan beroepen.