ECLI:NL:GHSHE:2008:BG3715

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 103.009.999/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Gründemann
  • A. Bijleveld-van der Slikke
  • J. Schyns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep alimentatieplicht en draagkracht in echtscheidingszaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 16 november 2007, waarin de alimentatieplicht voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [Z.] is vastgesteld. De man heeft verzocht om vernietiging van deze beschikking, maar het hof heeft vastgesteld dat hij geen grieven heeft ingediend tegen de echtscheiding en de verdeling van de huwelijksgemeenschap. Het hof heeft de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken die betrekking hebben op deze punten.

De mondelinge behandeling vond plaats op 10 juli 2008, waarbij de man werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.A.E.A. Muurmans, en de vrouw door mr. Z. Gademan. De vrouw had in eerste aanleg verzocht om een bijdrage van € 350,-- per maand voor de kosten van verzorging en opvoeding van [Z.]. De rechtbank had echter bepaald dat de man € 303,-- per maand moest betalen, wat de man in beroep aanvecht.

Het hof heeft de financiële situatie van de man beoordeeld, waarbij hij aanvoert dat zijn inkomen is gedaald door omstandigheden die hij zelf heeft veroorzaakt. Het hof oordeelt dat de man in staat moet worden geacht om zijn inkomen te herstellen, gezien zijn opleiding en werkervaring. De man heeft zijn vorige baan bij DAF Trucks N.V. zelf opgezegd, wat volgens het hof zijn verantwoordelijkheid is. Het hof concludeert dat de man zijn draagkracht kan verhogen en dat de alimentatieplicht moet worden nagekomen.

Uiteindelijk bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank, waarbij de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [Z.] is vastgesteld op € 303,-- per maand, met ingang van de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het hof wijst het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

BL
4 september 2008
Sector civiel recht
Zaaknummer HV 103.009.999/01
Zaaknummer eerste aanleg 158791 / FA RK 07-1880
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M.A.E.A. Muurmans,
t e g e n
[Y.],
wonende te [woonplaats], doch feitelijk verblijvende te [plaatsnaam], gemeente [gemeentenaam],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. Stegeman,
als vervolg op de door dit hof op 19 juni 2008 gegeven tussenbeschikking.
6. De beschikking d.d. 19 juni 2008
De man heeft verzocht om de gehele beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 16 november 2007 te vernietigen.
Het hof heeft echter vastgesteld dat de man tegen de door de rechtbank uitgesproken echtscheiding, het bevel tot verdeling van de huwelijksgemeenschap met benoeming van een notaris en onzijdige personen, het gezag over de hierna te noemen [Z.] en diens hoofdverblijf geen enkele grief heeft gericht. Het hof heeft derhalve bij beschikking van 19 juni 2008 geoordeeld dat de man in zoverre niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het hof heeft voorts een datum bepaald voor de mondelinge behandeling van het hoger beroep van de man, gericht tegen de bij de bestreden beschikking vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [Z.].
7. De verdere loop van het geding in hoger beroep
7.1. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juli 2008.
Bij die gelegenheid zijn gehoord de man, bijgestaan door mr. M.A.E.A. Muurmans, en de vrouw, bijgestaan door mr. Z. Gademan.
7.2. Het hof heeft voorts kennis genomen van de inhoud van:
- de brief van de advocaat van de man d.d. 27 juni 2008, met bijlagen.
8. De verdere beoordeling
8.1. De vrouw heeft in eerste aanleg – voor zover thans van belang – verzocht te bepalen dat de man maandelijks een bedrag van € 350,-- zal voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [Z.], geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar].
De man heeft hiertegen verweer gevoerd.
8.2. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank – voor zover thans van belang – bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [Z.] aan de vrouw dient te betalen een bedrag van € 303,-- per maand, met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij komt hiervan in beroep.
Ingangsdatum
8.3. De door de rechtbank bepaalde ingangsdatum is tussen partijen niet in geschil.
Behoefte
8.4. De behoefte van [Z.] aan de vastgestelde bijdrage is evenmin in geschil.
Draagkracht
8.5.1. De man stelt dat zijn draagkracht ontoereikend is om de hem opgelegde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [Z.] te betalen.
8.5.2. Met betrekking tot de financiële situatie van de man gaat het hof uit van de navolgende gegevens. Voor zover die gegevens door de vrouw in hoger beroep zijn betwist, zal het hof daarop gemotiveerd ingaan bij het desbetreffende onderdeel.
A. Inkomen van de man
De man stelt in zijn beroepschrift dat zijn arbeidsovereenkomst (voor bepaalde tijd met DAF Trucks N.V. te [vestigingsplaats]) per 5 november 2007 is beëindigd. Hij ervoer destijds problemen door spanningen en gevoelens van onveiligheid, hetgeen de relatie tussen de man en zijn werkgever negatief heeft beïnvloed. De man heeft ter zitting van het hof daar aan toegevoegd dat hij op aanraden van de bedrijfsarts zijn werkzaamheden heeft gestaakt. Bij de bepaling van zijn draagkracht dient dan ook te worden uitgegaan van een netto inkomen van 75% van zijn laatstgenoten loon over de eerste twee maanden na beëindiging van zijn dienstverband en daarna bij voortduring van zijn werkloosheid van 70% van dat inkomen.
De man is per 1 februari 2008 bij [W.] B.V. te [plaatsnaam] in loondienst getreden. Uit de betreffende arbeidsovereenkomst blijkt dat hij met ingang van 1 februari 2008 een bruto salaris ontvangt van € 1.475,-- per maand.
De vrouw stelt in haar verweerschrift dat bij het bepalen van de draagkracht van de man dient te worden uitgegaan van het inkomen dat hij bij zijn vorige werkgever verdiende, nu uit de brief van die werkgever d.d. 30 oktober 2007 blijkt dat de man zelf zijn baan heeft opgezegd en het dus aan hem te wijten is dat hij zijn goed betaalde baan kwijt is.
Volgens de vrouw had de man zich, gelet op zijn verplichtingen jegens de vrouw en [Z.], behoren te onthouden van gedragingen die tot inkomstenvermindering leidden. De vrouw stelt dat het voor de man mogelijk moet zijn om weer een inkomen te genereren op het oude niveau en dat zulks van hem kan worden gevergd.
Het hof overweegt als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt het bij de bepaling van de draagkracht van de onderhoudsplichtige niet alleen aan op het inkomen dat hij verwerft, maar ook op het inkomen dat hij geacht kan worden zich redelijkerwijs in de naaste toekomst te kunnen verwerven.
Naar het oordeel van het hof is bij de man sprake van een situatie waarin hij zelf door zijn gedragingen een vermindering van zijn inkomen teweeg heeft gebracht. Zo valt uit de brief van de vorige werkgever van de man van 30 oktober 2007 niet af te leiden dat de man niet de mogelijkheid had de dienstbetrekking te continueren, nu de man volgens de inhoud van die brief zelf te kennen heeft gegeven wegens privé-omstandigheden niet meer in staat te zijn om te werken.
De stelling van de man dat hij zijn werkzaamheden om medische redenen heeft moeten staken is door de man op geen enkele wijze met stukken onderbouwd, ofschoon dit naar het oordeel van het hof wel op zijn weg had gelegen.
Of vermindering van het inkomen van de man bij het bepalen van zijn draagkracht buiten beschouwing moet blijven, zal in de eerste plaats afhangen van de vraag of hij redelijkerwijs in staat moet worden geacht zich opnieuw het oorspronkelijke inkomen te gaan verwerven en of dit ook van hem kan worden gevergd.
Het hof overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting van het hof niet, althans onvoldoende is komen vast te staan dat het voor de man niet mogelijk is om bij een andere werkgever dan [W.] een even hoog inkomen te verwerven als bij zijn vorige werkgever, DAF Trucks N.V. De man heeft evenmin aangetoond of aannemelijk gemaakt dat hij door medische en/of lichamelijke beperkingen geen baan zou kunnen vinden met een vergelijkbaar inkomen als bij DAF Trucks N.V.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het inkomen van de man herstelbaar is, temeer omdat hij een goede opleiding en werkervaring als tekenaar heeft een derhalve redelijkerwijs in staat kan worden geacht zich opnieuw het inkomen te gaan verwerven als bij DAF Trucks N.V. en dat de vrouw dit ook van hem kan vergen. Het hof laat de inkomensdaling van de man bij de bepaling van zijn draagkracht dan ook geheel buiten beschouwing en gaat bij de bepaling van de draagkracht van de man – evenals de rechtbank – uit van een gemiddeld inkomen uit arbeid van € 26.310,-- bruto per jaar, inclusief dienstentoeslag, te vermeerderen met vakantietoeslag, overwerkvergoeding en een zogenaamde veertiende periode.
B. Lasten van de man
1. WWb-Normbedrag, exclusief de ondergrens huurtoeslagcomponent voor een zelfstandig wonende alleenstaande ter voorziening in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud.
De onvoldoende gemotiveerde stelling van de vrouw dat de man in [Land] opnieuw gehuwd zou zijn, is door de man weersproken. Het hof houdt dan ook rekening met het normbedrag voor een alleenstaande.
2. € 246,-- per maand aan premie aan ziektekosten, vermeerderd met € 13,-- per maand terzake van verplicht eigen risico en verminderd met een bedrag van € 54,-- per maand, het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie ZVW;
3. € 655,-- per maand aan woonlasten tot 1 januari 2009; € 400,-- per maand met ingang van 1 januari 2009.
Met betrekking tot zijn hoge woonlasten stelt de man dat hij de echtelijke woning heeft moeten verlaten en noodgedwongen naar zijn huidige woning is verhuisd. Hij had geen andere keuze dan de woonruimte te accepteren.
De vrouw acht de woonlasten van de man onredelijk hoog, zeker gelet op het inkomen dat de man thans heeft.
Het hof is evenals de vrouw van oordeel dat er sprake is van onredelijk hoge woonlasten en dat deze woonlast geen hogere prioriteit heeft dan de onderhoudsverplichting van de man jegens [Z.].
Het hof acht het in verband met de dringende onderhoudsverplichting van de man jegens [Z.] en gelet op het feit dat hij alleenstaand is, redelijk en billijk dat hij op uiterlijk 1 januari 2009 zijn woonlasten verlaagt tot een bedrag van circa € 400,-- per maand.
Tot 1 januari 2009 gaat het hof evenals de rechtbank uit van een bedrag van € 655,-- per maand ter zake van woonlasten, nu tegen de door de rechtbank toegepaste korting wegens onredelijke woonlast niet is gegriefd.
Met ingang van 1 januari 2009 houdt hof bij de bepaling van de draagkracht van de man rekening met een (fictief) bedrag aan woonlasten van € 400,-- per maand.
4. € 45,-- per maand aan aflossing schulden.
Het hof houdt evenals de rechtbank rekening met een bedrag van € 45,-- per maand terzake van aflossing van schulden, nu tegen dit bedrag geen grief is gericht.
Vaststelling van de alimentatie
8.6. Op grond van hetgeen hierboven is overwogen en rekening houdend met alle relevante fiscale aspecten, is het hof van oordeel dat de man tot 1 januari 2009 in staat is tot betaling van een bedrag van € 427,-- per maand ter voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van [Z.] en dat de man met ingang van 1 januari 2009 in staat is tot betaling van een bedrag van € 580,-- per maand ter voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van [Z.].
Aangezien de vrouw geen grief heeft gericht tegen de door de rechtbank in de bestreden beschikking vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [Z.] van € 303,-- per maand, zal het hof de beschikking van de rechtbank in zoverre bekrachtigen.
9. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch d.d. 16 november 2007 voor zover daarbij de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de thans nog minderjarige [Z.], geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar], met ingang van de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, is vastgesteld op € 303,-- per maand, voor wat de nog niet verschenen termijnen betreft, bij vooruitbetaling te voldoen.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Gründemann, Bijleveld-van der Slikke en Schyns en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2008.