ECLI:NL:GHSHE:2008:BG3733

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 103.009.983/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Gründemann
  • A. Kranenburg
  • J. Pouw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op basis van artikel 350 lid 3 sub c en d Faillissementswet

In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van echtgenoten [X.] en [Y.], die in hoger beroep zijn gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Breda. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 september 2008, waarbij de appellanten en hun bewindvoerder, mevrouw D. van der Heijden, aanwezig waren. De rechtbank had op 12 februari 2008 de schuldsaneringsregeling beëindigd op verzoek van de bewindvoerder, omdat er onvoldoende vertrouwen bestond dat de appellanten hun verplichtingen zouden nakomen. De rechtbank stelde vast dat er een boedelachterstand was ontstaan door verkeerde prioriteiten van de appellanten, ondanks eerdere waarschuwingen van de rechter.

De appellanten betwistten de conclusies van de rechtbank en stelden dat de bewindvoerder niet adequaat had gehandeld. Ze voerden aan dat een rekening die door de bewindvoerder als spaarrekening werd aangeduid, in werkelijkheid op naam van hun zoon stond en dat zij zich voldoende hadden ingespannen om werk te vinden. De bewindvoerder daarentegen stelde dat de appellanten niet voldoende hadden gedaan om hun verplichtingen na te komen en dat zij zelfs een bedrag van € 954,93 niet naar de boedelrekening hadden overgemaakt.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de appellanten gedurende de schuldsaneringsregeling niet de vereiste inzet en motivatie hebben getoond. Het hof concludeerde dat de appellanten hun verplichtingen niet naar behoren zijn nagekomen en dat de rechtbank terecht de schuldsaneringsregeling heeft beëindigd. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank met aanpassing van de gronden, waarmee de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling werd bevestigd.

Uitspraak

BL
24 september 2008
Sector civiel recht
Zaaknummer HV 103.009.983/01
Zaaknummers eerste aanleg R 07/357 en R 07/358
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Arrest
in de zaak in hoger beroep van:
[X.] en [Y.],
echtelieden, beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna te noemen: respectievelijk [appellanten],
advocaat: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Breda van 12 februari 2008, waarvan de inhoud bij [appellanten] bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 18 februari 2008, hebben [appellanten] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en te bepalen dat de schuldsaneringsregelingen op hen van toepassing blijven.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 september 2008.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [X.], bijgestaan door mr. J. van Boekel;
- mevrouw D. van der Heijden, de bewindvoerder.
[Y.] is met de minderjarige dochter van [appellanten] ter zitting van het hof verschenen. [Y.] en de dochter hebben de zittingsruimte echter aan het begin van de behandeling verlaten. Mr. Van Boekel heeft namens [Y.] het woord gevoerd.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 29 januari 2008;
- de stukken van de eerste aanleg;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 29 mei 2008;
- de beschikking van Sociale Zaken van de gemeente Tilburg van 28 augustus 2008, ter zitting door de bewindvoerder overgelegd;
- de door mr. Van Boekel ter zitting overgelegde stukken, waaronder sollicitatiebrieven over de periode februari tot en met augustus 2008.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Bij vonnissen van 10 april 2007 is ten aanzien van [appellanten] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
4.2.1. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 350 lid 3 sub c en e Faillissementswet (Fw) de toepassing van de schuldsaneringsregelingen op verzoek van de bewindvoerder d.d. 9 augustus 2007 beëindigd, nu bij de rechtbank onvoldoende vertrouwen bestaat dat [appellanten] hun verplichtingen uit de schuldsaneringsregelingen naar behoren zullen nakomen.
4.2.2. De rechtbank heeft daartoe – kort gezegd – overwogen, dat er een boedel¬achterstand is ontstaan, doordat [appellanten] de verkeerde prioriteiten hebben gesteld, ondanks dat zij door de rechter tijdens de zitting van 30 oktober 2007 expliciet daarop zijn gewezen. Zo blijkt uit de brief van de afdeling personeelsdiensten en re-integratie van de gemeente [gemeentenaam] (het re-integratieproject Sag Enn) van 14 januari 2008, dat [X.] op ongeoorloofde wijze afwezig is geweest en bestaan er bij de bewindvoerder en de rechtbank ten aanzien van de door [appellanten] verrichte sollicitaties grote twijfels. Voorts overweegt de rechtbank dat de bewindvoerder ter zitting van de rechtbank van 29 januari 2008 heeft verklaard dat, hoewel er een boedelachterstand bestaat, [appellanten] een spaarrekening hebben waarop een bedrag van ongeveer €1.400,-- staat.
4.3.1. [appellanten] kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij komen hiervan in hoger beroep.
Zij stellen dat de door de bewindvoerder genoemde rekening geen spaarrekening, maar een rekening op naam van hun zoon is. Op deze rekening worden de kinderbijslag en de betaling van de IB Groep gestort. De betalingen van de IB Groep worden aangewend ten behoeve van het school gaan van de kinderen. Een bedrag als door de bewindvoerder genoemd heeft volgens [appellanten] echter nooit op deze rekening gestaan.
Met betrekking tot de waarschuwing van het re-integratieproject stelt [X.] dat hij zich destijds ziek heeft gemeld en dat hij bij zijn huisarts is geweest in verband met astmatische klachten. Overigens, zo stelt [X.], is hij thans weer werkzaam bij het re-integratieproject.
Voorts stellen [appellanten] dat zij gesolliciteerd hebben. Dat zij daarbij gebruik hebben gemaakt van standaard sollicitatiebrieven is gelegen in het feit dat zij de Nederlandse taal nog niet voldoende machtig zijn.
Met betrekking tot de informatieplicht stellen [appellanten] dat de bewindvoerder onvoldoende actie heeft ondernomen om hen te rappelleren.
4.3.2. De bewindvoerder stelt dat [appellanten] zich niet voldoende hebben ingezet om hun verplichtingen uit de schuldsaneringsregelingen na te komen.
Hoewel [appellanten] voldoende sollicitatiebrieven hebben gestuurd, hebben zij zich volgens de bewindvoerder niet daadwerkelijk ingespannen om een baan te krijgen, nu zij gesolliciteerd hebben op niet passende functies en functies waarbij de afstand tussen de woon- en de werkplek behoorlijk groot is. Bovendien heeft [X.] geen medewerking verleend aan een traject van Sociale zaken.
De bewindvoerder stelt [appellanten] vanaf de aanvang van de schuldsaneringsregelingen diverse malen op hun afdrachtverplichting te hebben gewezen; desondanks hebben zij een bedrag van € 954,93, welk bedrag zij in augustus 2007 van de uitkerende instantie hebben ontvangen, niet naar de boedelrekening overgemaakt en hebben zij de bewindvoerder hieromtrent ook niet geïnformeerd. De boedelachterstand bedraagt thans € 995,07 en tot op heden hebben [appellanten] deze achterstand niet ingelopen of getracht een regeling te treffen. Voorts stelt de bewindvoerder dat [appellanten] haar niet hebben geïnformeerd over de bankrekening op naam van hun zoon, op welke rekening op 1 oktober 2007 een bedrag van €1.446,37 stond.
4.3.3. Ter zitting heeft de bewindvoerder hier nog onweersproken aan toegevoegd dat [appellanten] zes weken op vakantie zijn geweest. Doordat zij gedurende deze zes weken geen arbeid hebben kunnen verrichten, zijn zij in de maand augustus 2008 op hun WWB uitkering gekort.
Voorts stelt de bewindvoerder onweersproken dat [appellanten] een waarborgsom van € 437,-- van de woningbouwvereniging hebben ontvangen, welk bedrag is verrekend met de huur van augustus 2008. Volgens de bewindvoerder had dit bedrag echter ten goede moeten komen aan de boedel.
4.4. Het hof komt tot de volgende beoordeling.
4.5.1. Als maatstaf voor de vraag of grond bestaat tot (tussentijdse) beëindiging van de schuldsaneringsregeling geldt op basis van artikel 350 (nieuw) lid 3 sub c en d Fw of schuldenaren, ieder afzonderlijk of beiden, één of meer van hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomen of door hun doen of nalaten de uitvoering van de schuldsaneringsregeling anderszins belemmeren dan wel frustreren en of zij bovenmatige nieuwe schulden doen of laten ontstaan. Het hof is van oordeel dat in onderhavige zaak van een dergelijke situatie sprake is.
4.5.2. Ter zitting van het hof is komen vast te staan dat [appellanten] gedurende de schuldsaneringsregeling zes weken op vakantie zijn geweest en dat zij als gevolg van het feit dat zij gedurende deze periode niet hebben kunnen werken, in augustus 2008 op hun WWB uitkering zijn gekort.
Ter zitting is eveneens gebleken dat bij beschikking van 28 augustus 2008 is bepaald dat de leenbijstand van de gemeente [gemeentenaam] ten bedrage van € 1.481,76 niet wordt omgezet in een schenking omdat [X.] zich onvoldoende heeft ingezet om een betaalde baan te vinden. Het hof merkt deze lening aan als een nieuwe schuld, maar plaatst daarbij wel de kanttekening dat de beschikking thans nog niet onherroepelijk is.
Voorts heeft [X.] ter zitting erkend dat [appellanten] de rekeningen op naam van hun zoon in stand houden zonder dat zij de bewindvoerder hieromtrent geïnformeerd hebben. Uit een door de bewindvoerder overgelegd bankafschrift blijkt dat op deze rekening op 1 oktober 2007 het door de bewindvoerder genoemde bedrag van € 1.446,37 stond. Ondanks de boedelachterstand hebben [appellanten] het blijkbaar niet op hun weg zien liggen het saldo van de rekening op naam van hun zoon ten dele aan te wenden om de boedelachterstand in te lopen.
In onderling verband en samenhang bezien komt het hof tot de conclusie dat het [appellanten] heeft ontbroken aan de vereiste inzet en motivatie om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen.
4.5.3. Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat [appellanten] hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zijn nagekomen, dan wel door hun nalaten de uitvoering van de schuldsaneringsregeling anderszins hebben belemmerd of gefrustreerd. De toepassing van de schuldsaneringsregeling is door de rechtbank dan ook terecht beëindigd en het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd met aanpassing van de gronden zoals hierboven vermeld.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep met aanpassing van gronden.
Dit arrest is gewezen door mrs. Gründemann, Kranenburg en Pouw en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2008.