ECLI:NL:GHSHE:2008:BG3768
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. Lamers
- A. Draijer-Udo
- J. Keizer
- Rechtspraak.nl
Ontheffing van ouderlijk gezag na langdurige uithuisplaatsing van een minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 oktober 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontheffing van het ouderlijk gezag van de vrouw over haar minderjarige zoon [Y.]. De vrouw was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank, waarin was besloten dat zij ontheven zou worden van het gezag over [Y.]. De rechtbank had geoordeeld dat de vrouw ongeschikt of onmachtig was om haar plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, en dat de belangen van het kind beter gediend waren met een perspectiefbiedend pleeggezin.
Het hof overwoog dat, op grond van artikel 1:268, lid 2, sub a BW, een ontheffing van het ouderlijk gezag niet kan worden uitgesproken bij verzet van de ouder, tenzij er gegronde vrees bestaat dat de uithuisplaatsing onvoldoende is om de dreiging van de belangen van het kind af te wenden. Het hof concludeerde dat, gezien de langdurige uithuisplaatsing van meer dan één jaar en zes maanden, de vrouw niet in staat was om de zorg voor [Y.] op zich te nemen. De vrouw had erkend dat thuisplaatsing niet meer tot de mogelijkheden behoorde en dat het belang van [Y.] bij continuïteit van de opvoedingssituatie zwaarwegende betekenis had.
De vrouw had verklaard dat zij in de toekomst zou instemmen met de verlenging van de maatregel van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, maar het hof oordeelde dat deze bereidheid niet in het belang van het kind was. Het hof benadrukte dat het voor [Y.] van groot belang was dat hij onbelast contact met zijn moeder kon hebben, maar dat de ontheffing van het gezag noodzakelijk was om zijn belangen te waarborgen. Uiteindelijk bekrachtigde het hof de beschikking van de rechtbank, waarmee de ontheffing van het ouderlijk gezag werd bevestigd.