Familiebedrijf
4.16. Ter zitting van het hof is komen vast te staan dat de vader van de man in het verleden een keten van hotels heeft opgericht. Ieder hotel is in een besloten vennootschap ondergebracht. Thans is sprake van drie hotels ( [H1 BV] te [vestigingsplaats 1], [H2 BV] te [vestigingsplaats 2] en [H3 BV] te [vestiginsplaats 3] ). [Vestigingsplaats 2] zal een vierde hotel gebouwd gaan worden, zo heeft de man ter zitting laten weten.
Enig aandeelhouder van deze hotels is een holdingmaatschappij, [I BV], waarvan alle aandelen worden gehouden door een stichting administratiekantoor. De man is sedert 1 augustus 2002 voorzitter van deze stichting en conform het door de vrouw overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel, dat door de man niet is weersproken ter zitting van het hof, alléén bevoegd om in en buiten rechte op te treden. De secretaris en de penningmeester van deze stichting zijn twee volle neven van de man, de heer [C.] respectievelijk de heer [D.]. [C.] is directeur van de holdingmaatschappij.
Het familiebedrijf is door de vader van de man, tot aan diens overlijden in 2002, geleid. Na diens overlijden is er, onder meer door onenigheid in de familie, onduidelijkheid ontstaan over de uitoefening van de bevoegdheden in het bedrijf.
Vaststaat dat de man manager is van het hotel dat is ondergebracht in [H1 BV], te [vestigingsplaats 1], dat hij woont in een woning van het hotel en rijdt in een auto met een waarde van circa € 70.000,00 die door het hotel is gefinancierd.
De man heeft geen inzage verstrekt in de geconsolideerde jaarstukken van het familieconcern. Hij stelt dat zijn inkomen niet hoger is dan hetgeen hij maandelijks van de BV krijgt uitgekeerd. Dat inkomen bedraagt sedert 1 januari 2007 ongewijzigd
€ 1.273,31 bruto per maand. Het bruto jaarinkomen bedraagt
€ 21.157,00 bruto, waarin is begrepen de als loon in natura aangemerkte woonkosten ad € 475,00 per maand.
De man heeft ter zitting van het hof, zonder nadere onderbouwing, gesteld dat hij geen enkele zeggenschap heeft over de vaststelling van zijn salaris. Dit gebeurt volgens hem door zijn neven. Omdat de zaken de afgelopen jaren minder goed zijn gegaan, is het niet mogelijk geweest de salarissen jaarlijks te verhogen, aldus de man. Uit de, door de vrouw in eerste aanleg overgelegde, brieven van de controller van Atlas Hotel Eurotel B.V. van 23 augustus 2005 en 6 september 2005 gericht aan de gemeente [gemeentenaam], blijkt echter niet alleen dat de man als manager van [H1 BV] werkzaam is maar ook dat hij mededirecteur is van alle [H] hotels en als zodanig bevoegd om namens [H1 BV] allerlei verstrekkende beslissingen te nemen aangaande werknemers.
In deze brieven staat bovendien vermeld dat de man als voorzitter van de Stichting Administratiekantoor alleen en zelfstandig bevoegd is.
De man heeft niet betwist dat dit ook thans nog de geldende situatie is.
Nu de man heeft geweigerd inzage te geven in stukken van het familiebedrijf, ondanks herhaaldelijke verzoeken hiertoe van de vrouw (vanaf januari 2007), heeft het hof geen inzicht kunnen krijgen op welke manier de geldstromen in het familiebedrijf lopen, welke winst in het familieconcern wordt gegenereerd, welke rekening-courantverhoudingen er zijn en welk salaris aan de neven wordt uitgekeerd.
De man heeft zich beperkt tot het overleggen van jaaropgaven en heeft in eerste aanleg dan wel op grond van het verweer- schrift van de vrouw in hoger beroep, geen aanleiding gezien om stukken over te leggen aangaande het familiebedrijf.
In dit stadium van de procedure is het in strijd met een behoorlijke procesorde alsnog dergelijke stukken in het geding te (laten) brengen. Het hof acht het overigens ongeloofwaardig dat de man feitelijk jarenlang hetzelfde salaris heeft genoten zelfs zonder jaarlijkse toepassing van de wettelijke indexeringen.