Parketnummer: 20-012097-05
Uitspraak : 18 november 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter
in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 25 november 2005 in de strafzaak met parketnummer 01-075175-04 tegen:
[verdachte],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats], [adres].
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van EUR 2.000,--.
Gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde is gekomen, zal het hof het beroepen vonnis vernietigen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op 13 en/of 14 maart 2004 te omstreeks 23.55 tot 00.20 uur te [woonplaats], in elk geval in Nederland, als degene die een inrichting als bedoeld in artikel 2 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, gelegen [adres], dreef, al dan niet opzettelijk, er niet voor heeft zorggedragen dat een of meer voorschriften die zijn opgenomen in de bij het genoemde besluit behorende bijlage, werden nageleefd, immers bedroeg toen daar het equivalente geluidniveau (LAeq) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en/of toestellen en/of door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en/of activiteiten, op de gevel van de woning [adres] te [woonplaats], ongeveer 59 dB(A), in elk geval meer dan 45 dB(A).
2.
zij op 24 en/of 25 januari 2004 te omstreeks 23.15 tot 00.30 uur te [woonplaats], in elk geval in Nederland, als degene die een inrichting als bedoeld in artikel 2 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, gelegen [adres], dreef, al dan niet opzettelijk, er niet voor heeft zorggedragen dat een of meer voorschriften die zijn opgenomen in de bij het genoemde besluit behorende bijlage, werden nageleefd, immers bedroeg toen daar het equivalente geluidniveau (LAeq) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en/of toestellen en/of door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en/of activiteiten, op de gevel van de nabij gelegen pastoriewoning, ongeveer 59 dB(A), in elk geval meer dan 45 dB(A).
3.
zij op 16 mei 2004 te omstreeks 00.05 tot 00.30 uur te [woonplaats], in elk geval in Nederland, als degene die een inrichting als bedoeld in artikel 2 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, gelegen [adres], dreef, al dan niet opzettelijk, er niet voor heeft zorggedragen dat een of meer voorschriften die zijn opgenomen in de bij het
genoemde besluit behorende bijlage, werden nageleefd, immers bedroeg toen daar het equivalente geluidniveau (LAeq) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en/of toestellen en/of door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en/of activiteiten, op de gevel van een nabij gelegen woning, ongeveer 67 dB(A), in elk geval meer dan 45 dB(A).
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
A.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging, nu in de onderhavige zaak had moeten worden gemeten overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01" (hof: de meetmethode 1981) en het niet toegestaan is om daarvan af te wijken.
B.
Het hof zal dit verweer meenemen in de navolgende overwegingen ten aanzien van de verslaglegging/rapportage van de geluidmetingen.
C.
Op 1 oktober 1998 is in werking getreden het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, hierna: het Besluit. Per 1 januari 2008 is dit Besluit vervallen.
Artikel 1 van het Besluit luidde - voorzover hier van belang – ten tijde van het tenlastegelegde als volgt.
"In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: (...)
g. equivalent geluidniveau: het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in de loop van een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01", Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 1981; (...)"
Op grond van deze bepaling behoorde het equivalente geluidsniveau LAeq (verder ook: LAeq) ten tijde van de tenlastegelegde feiten te worden gemeten en beoordeeld overeenkomstig de daartoe in de Handleiding in de versie van 1981 gegeven regels. In de Bijlage bij het Besluit zijn de maximumnormen voor het equivalente geluidniveau neergelegd.
D1.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het volgende komen vast te staan.
D2. tenlastelegging onder 2.
Meting 24/25 januari 2004
In de nacht van 24 op 25 januari 2004 zijn tussen 23.00 uur en 00.30 uur door de heer [betrokkene 1], werkzaam bij de politie DAS [het hof begrijpt: Deurne Asten Someren], mevrouw [betrokkene 2] [het hof begrijpt ing. [betrokkene 2] werkzaam bij de gemeente Deurne als beleidsondersteuner A] en de heer [betrokkene 3], technisch medewerker milieu bij de gemeente Deurne, geluidmetingen uitgevoerd betreffende de inrichting [naam inrichting], gelegen aan de [adres] te [woonplaats].
Het op 26 januari 2004 hieromtrent door [betrokkene 3], opgemaakte milieucontrolerapport houdt in dat dit rapport naar waarheid is opgemaakt. Het rapport houdt voorts in dat de metingen en beoordeling dient te geschieden volgens de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01" (hof: de meetmethode 1981) (dossierpag. 13) alsmede dat de gemeten waarden zijn beoordeeld overeenkomstig "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01" (hof: de meetmethode 1981) (dossierpag. 14). De conclusie van het rapport luidt dat het gemeten equivalente geluidsniveau, gecorrigeerd volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01 (vervangen door de versie van 1999), de norm van 45 dB(A) overschrijdt met 14 dB(A).
D3. tenlastelegging onder 1.
Meting 13/14 maart 2004
In de nacht van 13 maart 2004 op zondag 14 maart 2004 zijn tussen 23.55 uur en 00.30 uur door de heer [betrokkene 4], werkzaam bij de politie Deurne Asten Someren en de heer [betrokkene 3], technisch medewerker milieu bij de gemeente Deurne, geluidmetingen uitgevoerd betreffende de inrichting [naam inrichting], gelegen aan de [adres] te [woonplaats].
Het op 15 maart 2004 hieromtrent door [betrokkene 3], opgemaakte milieucontrolerapport houdt in dat dit rapport naar waarheid is opgemaakt. Het rapport houdt voorts in dat de metingen en beoordeling dient te geschieden volgens de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01" (hof: de meetmethode 1981) (dossierpag. 27-28) alsmede dat de gemeten waarden zijn beoordeeld overeenkomstig "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01" (hof: de meetmethode 1981) (dossierpag. 29). De conclusie van het rapport luidt dat het gemeten equivalente geluidsniveau, gecorrigeerd volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01 (vervangen door de versie van 1999), de norm van 45 dB(A) overschrijdt met 14 dB(A).
D4. tenlastelegging onder 3.
Meting 16 mei 2004
Op 16 mei 2004 zijn tussen 00.05 uur en 00.30 uur door de heer [betrokkene 1], werkzaam bij de politie DAS [het hof begrijpt: Deurne Asten Someren], en de heer [betrokkene 3], technisch medewerker milieu bij de gemeente Deurne, geluidmetingen uitgevoerd betreffende de inrichting [naam inrichting], gelegen aan de [adres] te [woonplaats].
Het op 17 mei 2004 hieromtrent door [betrokkene 3], opgemaakte milieucontrolerapport houdt in dat dit rapport naar waarheid is opgemaakt. Het rapport houdt voorts in dat de metingen en beoordeling dient te geschieden volgens de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01" (hof: de meetmethode 1981) (dossierpag. 18) alsmede dat de gemeten waarden zijn beoordeeld overeenkomstig "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01" (hof: de meetmethode 1981) (dossierpag. 18). De conclusie van het rapport luidt dat het gemeten equivalente geluidsniveau, gecorrigeerd volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01 (vervangen door de versie van 1999), de norm van 45 dB(A) overschrijdt met 22 dB(A).
D5.
Op 6 april 2005 is door ing. [betrokkene 2], beleidsondersteuner A van de gemeente Deurne, een aanvullend proces-verbaal opgemaakt over de voornoemde meetrapporten. In dat aanvullend proces-verbaal relateert voornoemde [betrokkene 2]:
“In de rapporten (d.d. 26-01-2004, 15-03-2004 en 17-05-2004) wordt onder het kopje ‘Normstelling’ aangegeven dat de metingen en de beoordeling dient te geschieden volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai van maart 1981. In de paragraaf “Meetcondities” onder het kopje “Meetgegevens” wordt aangegeven dat het een directe immissiemeting betreft. Gelet op hetgeen onder deze paragraaf en onder paragraaf ‘Situering’ is beschreven, moge het duidelijk zijn dat het hier gaat om methode A.
“Er zijn in totaal drie geluidmetingen (eind januari 2004, medio maart 2004 en medio mei 2004) uitgevoerd volgens methode A van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai.” (het hof begrijpt: de meetmethode 1981).
D6.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 21 augustus 2007 heeft het hof het onderzoek gesloten. Bij tussenarrest van 4 september 2007 heeft het hof het onderzoek heropend en bevolen dat – mede tegen de achtergrond van het verweer dat meetmethode A niet de geëigende meetmethode was in de onderhavige situatie - [betrokkene 3], [betrokkene 2] en [betrokkene 4] als getuige dienen te worden gehoord over de door hen verrichte geluidsmetingen, in het bijzonder waarom zij gebruik hebben gemaakt van methode A als bedoeld in "Handleiding meten en rekenen industrielawaai van maart 1981 (IL-HR-13-01). Voorts heeft het hof verzocht de door deze verbalisanten ingevulde “Rapportageformulieren voor methode A1 en A2” aan het dossier toe te voegen.
D7.
Hierop is ter griffie van het hof op 19 november 2007 ingekomen een proces-verbaal van bevindingen van de regiopolitie Brabant-Zuid-Oost, afdeling Deurne Someren Asten, mutatienummer PL2203/04-010334, gedateerd 11 november 2007, opgemaakt door [betrokkene 1], brigadier van regiopolitie Brabant-Zuid-Oost, met daaraan gehecht drie “Rapportageformulieren voor methode A1 en A2”. De drie rapportageformulieren betreffen geluidsmetingen, respectievelijk verricht op 24 januari 2004 en 25 januari 2004, op 13 maart 2004 en 14 maart 2004 en op 16 mei 2004. Onderaan alle formulieren staat vermeld: “Aldus naar waarheid opgemaakt, [betrokkene 3], 12-11-2007”.
D8.
Ter gelegenheid van de terechtzitting hoger beroep d.d. 27 november 2007 zijn de getuigen
[betrokkene 3], [betrokkene 2] en [betrokkene 4]gehoord.
Bij die gelegenheid heeft de getuige [betrokkene 3] onder ede verklaard: “Ik heb telkens gemeten volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999. De rapportageformulieren voor methode A1 en A2 die naar uw hof zijn gezonden, zijn ongeveer twee weken geleden opgemaakt op basis van de resultaten van de geluidsmetingen die in 2004 hebben plaatsgevonden. Wij meten altijd volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999. Op verzoek van ons afdelingshoofd zijn in deze zaak de gegevens die wij aldus hebben verkregen omgezet volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1981.”
De getuige [betrokkene 2]heeft onder ede het volgende verklaard: “De rapportageformulieren voor methode A1 en A2 zijn rond 6 of 7 november van dit jaar opgemaakt. De voorzitter houdt mij voor dat dit het hof verbaast, omdat het hof ervan uitging dat dit originele rapportageformulieren waren, die in 2004 zijn opgemaakt. Mijn afdelingshoofd had mij verzocht om onze gegevens “om te zetten” naar de rapportageformulieren voor methode A1 en A2. Bij de geluidsmetingen in 2004 is telkens gemeten volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999. Bij dergelijke geluidsmetingen maken wij nooit gebruik van de formulieren uit de handleiding. Wij meten altijd volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999.”
De getuige [betrokkene 4] heeft onder ede verklaard dat hij de Handleidingen meten en rekenen industrielawaai uit 1981 en 1999 niet kent.
Bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 27 november 2007 is voorts deskundige [naam deskundige] gehoord. Hij heeft bij die gelegenheid onder meer verklaard:
“Ik heb de rapportageformulieren voor methode A1 en A2 gezien, die onlangs aan het dossier zijn toegevoegd. Ik ken zowel de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1981 als de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999. De voorzitter vraagt mij wat ik vind van de werkwijze waarbij gegevens die zijn verkregen op basis van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 zijn “omgezet” naar de rapportageformulieren voor methode A1 en A2. Ik vind dit een twijfelachtige werkwijze.”
E.
Op basis van het vorenstaande is naar het oordeel van het hof gebleken dat de inhoud van de (aanvullende) processen-verbaal, waarvan is gesteld dat zij naar waarheid zijn opgemaakt door de (opsporings-)ambtenaren die de geluidsmetingen in 2004 hebben verricht, op essentiële punten afwijken van hun verklaringen onder ede afgelegd ter zitting in hoger beroep. Het hof stelt vast dat op grond van de ter zitting in hoger beroep afgelegde getuigenverklaringen (uiteindelijk) is komen vast te staan dat bij het doen en beoordelen van de geluidsmetingen in 2004 uitvoering is gegeven aan de Handleiding HRMI, 1999 [het hof: de meetmethode 1999] en dus niet is gewerkt volgens “meetmethode 1981”, als bedoeld in de hiervoor onder D2, D3 en D4 genoemde rapporten. De rapporteurs hebben voor die werkwijze geen verklaring, laat staan een inhoudelijke rechtvaardiging gegeven en aldus essentieel inzicht daarop aan belanghebbenden, onder wie verdachte onthouden. Dit acht het hof bezwaarlijk. Dit geldt te meer, nu de betrokken (opsporings)ambtenaren ter zake kundig waren.
Het hof overweegt dat de verslaglegging/rapportering van de in casu uitgevoerde geluidsmetingen van essentieel belang is voor de beoordeling van de strafzaak, meer in het bijzonder voor de beoordeling van de resultaten van de verrichte geluidsmetingen.
Door deze onvoldoende heldere gang van zaken met betrekking tot de verslaglegging/ rapportering van de geluidsmetingen zijn zowel de verdediging als het gerechtshof (aanvankelijk) op het verkeerde been gezet. Dit levert evenwel naar het oordeel van het hof niet een ernstige schending van beginselen van een goede procesorde op, waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van verdachtes belangen is tekort gedaan aan diens recht op een behoorlijke behandeling van de zaak.,in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat aldus voor verdachte ongunstiger meetresultaten zijn gerapporteerd.
Derhalve dient het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te worden verworpen.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie, is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging.
Gelet op het hiervoor overwogene vindt het hof in de geschetste gang van zaken wel aanleiding om - gelet op het nadeel dat daardoor voor verdachte wordt veroorzaakt - bewijsuitsluiting toe te passen met betrekking tot alle door de (opsporings-) ambtenaren opgemaakte (aanvullende) processen-verbaal.
Als gevolg van bewijsuitsluiting van alle door de opsporingsambtenaren opgemaakte (aanvullende) processen-verbaal, komt het hof ten aanzien van de feiten zoals onder 1, 2 en 3 ten laste zijn gelegd tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Dientengevolge dient verdachte van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. A. de Lange, voorzitter,
mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend en mr. F.L. Muskens,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.A. van Ham, griffier,
en op 18 november 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.