ECLI:NL:GHSHE:2008:BG4954

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.012.913/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. Pellis
  • M. Lamers
  • A. Smeenk-van der Weijden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse appel en niet-ontvankelijkheid in omgangsregeling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep tegen een tussenbeschikking van de rechtbank Maastricht. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 oktober 2008, waarbij de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. I.T.H.L. van de Bergh, en de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.F.G. Jeurissen, werden gehoord. Ook de Raad voor de Kinderbescherming was vertegenwoordigd door mr. W. Bekker. De rechtbank had eerder op 18 juni 2008 een beschikking gegeven waarin werd vastgesteld dat er een band tussen de man en het minderjarige kind bestond, wat leidde tot een verzoek om een omgangsregeling.

Het hof oordeelde dat de bestreden beschikking een tussenbeschikking was, omdat er geen einde aan het geding was gemaakt omtrent het door de man verzochte. Dit leidde tot de conclusie dat er geen tussentijds appel mogelijk was volgens artikel 358 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De zinsnede in de beschikking die aangaf dat beroep kon worden ingesteld, werd niet als toestemming voor tussentijds appel beschouwd. Hierdoor kon de vrouw niet worden ontvangen in haar hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Maastricht.

De uitspraak van het hof was dat de vrouw niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep. Dit besluit werd openbaar uitgesproken op 9 oktober 2008 door de rechters P. Pellis, M. Lamers en A. Smeenk-van der Weijden. De zaak benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent tussentijds appel in het civiele recht, vooral in zaken die betrekking hebben op personen- en familierecht.

Uitspraak

DvdH
9 oktober 2008
Sector civiel recht
Zaaknummer: HV 200.012.913/01
Zaaknummer eerste aanleg: 127166 / FA RK 08-285
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. I.T.H.L. van de Bergh,
t e g e n
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. A.F.G. Jeurissen.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Maastricht van 18 juni 2008, waarvan de inhoud bij partijen bekend is. Bij die beschikking heeft de rechtbank overwogen dat aannemelijk is geworden dat er een band tussen de man en de minderjarige bestaat die kan worden aangemerkt als “family life”. De rechtbank heeft de man dan ook ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling en een informatie- en consultatieplicht tussen hem en het minderjarige kind van partijen. De rechtbank heeft voorts de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te verrichten naar de omgangsregeling en de informatie en consultatieregeling en daarover advies uit te brengen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 2 september 2008, heeft de vrouw verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en de man alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling en tot vaststelling van een regeling terzake consultatie- en informatieplicht met veroordeling van de man in de kosten van de procedures in beide instanties.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 24 september 2008, heeft de man verzocht de vrouw in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans die verzoeken af te wijzen als zijnde rechtens ongegrond en/of onbewezen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2008. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, mr. I.T.H.L. van de Bergh;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.F.G. Jeurissen;
- de Raad voor de Kinderbescherming, vertegenwoordigd door mr. W. Bekker.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg van 30 mei 2008.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
Het hof stelt vast dat de bestreden beschikking een tussenbeschikking is, nu in het dictum niet een einde aan het geding tussen partijen omtrent (enig deel van) het door de man verzochte wordt gemaakt. Derhalve is ingevolge artikel 358 lid 4 Rv geen tussentijds appel mogelijk. De zinsnede onder aan de beschikking dat tegen deze uitspraak beroep kan worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak, kan niet worden aangemerkt als een bepaling van de rechter dat tussentijds appel van deze tussenbeschikking mogelijk is. Hoger beroep van deze tussenbeschikking kan dan ook slechts worden ingesteld tegelijk met hoger beroep van de eindbeschikking.
De vrouw kan derhalve niet worden ontvangen in haar beroep tegen de bestreden beschikking.
5. De beslissing
Het hof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Maastricht van 18 juni 2008.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pellis, Lamers en Smeenk-van der Weijden en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2008.