ECLI:NL:GHSHE:2008:BG4954
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- P. Pellis
- M. Lamers
- A. Smeenk-van der Weijden
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse appel en niet-ontvankelijkheid in omgangsregeling
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep tegen een tussenbeschikking van de rechtbank Maastricht. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 oktober 2008, waarbij de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. I.T.H.L. van de Bergh, en de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.F.G. Jeurissen, werden gehoord. Ook de Raad voor de Kinderbescherming was vertegenwoordigd door mr. W. Bekker. De rechtbank had eerder op 18 juni 2008 een beschikking gegeven waarin werd vastgesteld dat er een band tussen de man en het minderjarige kind bestond, wat leidde tot een verzoek om een omgangsregeling.
Het hof oordeelde dat de bestreden beschikking een tussenbeschikking was, omdat er geen einde aan het geding was gemaakt omtrent het door de man verzochte. Dit leidde tot de conclusie dat er geen tussentijds appel mogelijk was volgens artikel 358 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De zinsnede in de beschikking die aangaf dat beroep kon worden ingesteld, werd niet als toestemming voor tussentijds appel beschouwd. Hierdoor kon de vrouw niet worden ontvangen in haar hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Maastricht.
De uitspraak van het hof was dat de vrouw niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep. Dit besluit werd openbaar uitgesproken op 9 oktober 2008 door de rechters P. Pellis, M. Lamers en A. Smeenk-van der Weijden. De zaak benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent tussentijds appel in het civiele recht, vooral in zaken die betrekking hebben op personen- en familierecht.