ECLI:NL:GHSHE:2008:BG4967

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.008.417/01 & HV 200.008.420/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Klerk-Leenen
  • A. Gründemann
  • J. Pouw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregelingen van echtpaar wegens tekortkomingen in verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 oktober 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de schuldsaneringsregelingen van een echtpaar, hierna aangeduid als de man en de vrouw. De rechtbank had eerder op 21 mei 2008 besloten de schuldsaneringsregelingen van de appellanten te beëindigen, omdat zij tekortgeschoten waren in hun verplichtingen. De man en de vrouw hadden een boedelachterstand van € 15.604,00 laten ontstaan, wat door de rechtbank werd aangemerkt als een ernstige tekortkoming. Ondanks herhaalde waarschuwingen van hun bewindvoerder, mevrouw N.B. Damme, hadden zij zich onvoldoende ingespannen om hun financiële situatie te verbeteren en de achterstand in te lopen. Het hof heeft vastgesteld dat er een boedelachterstand van circa € 11.000,00 bestaat en dat de appellanten niet in staat zijn om deze achterstand binnen de looptijd van de schuldsaneringsregeling in te lopen.

Het hof heeft de door de schuldenaren voorgestelde manier om de boedelachterstand in te lopen, waarbij zij het surplus boven het vastgestelde maandelijkse vrij te laten bedrag zouden aanwenden, verworpen. Het hof oordeelde dat deze aanpak geen steun vindt in de Faillissementswet, aangezien de kernverplichtingen van de schuldsaneringsregeling ook tijdens een verlenging onverkort blijven gelden. De appellanten hebben bovendien erkend dat zij tekort zijn geschoten in hun informatieplicht door niet tijdig hun administratie te overleggen aan de bewindvoerder. Het hof concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de schuldsaneringsregelingen van de man en de vrouw beëindigd moesten worden en dat de termijn van toepassing van deze regelingen terecht is verkort. Het hof bekrachtigt derhalve de vonnissen waarvan beroep.

Uitspraak

MB
13 oktober 2008
Sector civiel recht
Zaaknummers HV 200.008.417/01 en HV 200.008.420/01
Zaaknummers eerste aanleg 06/817 R en 06/818 R
GERECHTSHOF ’S-HERTOGENBOSCH
Arrest
in de zaken in hoger beroep van:
[X.],
en
[Y.],
echtelieden,
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna: de man en de vrouw,
advocaat: mr. M.F.A.M. Collart.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de vonnissen van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 21 mei 2008, waarvan de inhoud bij de man en de vrouw bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschriften, ingekomen ter griffie op 28 mei 2008, hebben de man en de vrouw ieder afzonderlijk verzocht voormelde vonnissen te vernietigen en te bepalen dat de schuldsaneringsregelingen alsnog worden voortgezet.
2.2. Gelet op de verknochtheid van de voormelde onder HV 200.008.417/01 en HV 200.008.420/01 ter griffie ingeschreven zaken heeft het hof de voeging daarvan gelast, opdat zij gezamenlijk zullen worden behandeld en beslist.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 september 2008.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man en de vrouw, bijgestaan door mr. M.F.A.M. Collart;
- de bewindvoerder, mevrouw N.B. Damme.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg d.d. 23 april 2008;
- de stukken van de eerste aanleg, afkomstig van de griffie van de rechtbank
’s-Hertogenbosch;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 29 augustus 2008;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de man en de vrouw d.d. 18 september 2008.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van de beroepschriften.
4. De beoordeling
4.1. Bij vonnissen van 8 september 2006 is ten aanzien van zowel de man als de vrouw de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Tevens zijn per deze datum de saneringsplannen vastgesteld.
4.2.1. Bij vonnissen waarvan beroep heeft de rechtbank met toepassing van artikel 345 lid 1 Faillissementswet (Fw) (oud) op voordracht van de rechter-commissaris d.d. 4 februari 2008 de toepassing van de schuldsaneringsregelingen beëindigd door te bepalen dat de termijn gedurende welke deze regelingen van kracht zijn wordt verkort. Voorts heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Fw vastgesteld dat de man en de vrouw toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregelingen voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft daarbij geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw geen 'schone lei' is verleend. De rechtbank heeft conform de voordracht van de rechter-commissaris de saneringsplannen gewijzigd en bepaald dat daarbij de termijn als bedoeld in artikel 343 lid 2 Fw (oud) zal worden beperkt tot de reeds verstreken tijdsduur.
4.2.2. De rechtbank heeft daartoe overwogen, dat de schuldenaren in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende kernverplichtingen zijn tekortgeschoten. Hiertoe heeft de rechtbank - kort samengevat - vastgesteld dat de man en de vrouw een boedelachterstand van € 15.604,00 hebben laten ontstaan. De rechtbank ziet dit als een ernstige tekortkoming in de nakoming van de afdrachtplicht. Daarnaast hebben de man en de vrouw zich onvoldoende ingespannen om, ondanks hierop door de bewindvoerder te zijn gewezen, de belastingteruggave alsmede de zorg- en huurtoeslag stop te laten zetten, aldus de rechtbank.
Het is de rechtbank voorts gebleken dat er onvoldoende financiële ruimte is om de boedelachterstand alsmede de te verwachten terugvordering van de Belastingdienst binnen de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling te voldoen. Tot slot heeft de rechtbank gelet op het structureel tekortschieten in het naleven van de informatieplicht aanleiding gezien de schuldenaren niet, ook niet middels een verlenging van de termijn alsnog in de gelegenheid te stellen deze tekortkomingen te compenseren.
4.3. Het hof komt tot de volgende beoordeling.
4.3.1. Uit de stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is gebleken dat de rechtbank haar beslissing om de schuldsanering te beëindigen zonder verlening van de schone lei op goede gronden, waarnaar het hof verwijst en die het hof overneemt, heeft genomen.
4.3.2. Als maatstaf voor de vraag of grond bestaat tot beëindiging van de schuldsaneringsregelingen geldt of, in het licht van de overige omstandigheden van het geval, het niet voldoen aan de verplichtingen op grond van de schuldsaneringsregeling een duidelijke aanwijzing vormt dat bij de schuldenaren de van hen te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregelingen ontbreekt. Een en ander is ingevolge artikel 354 lid 1 Fw mede van belang voor de verlening van de 'schone lei'.
4.3.3. Het hof neemt de volgende omstandigheden in aanmerking.
Boedelachterstand
Ter zitting van het hof is gebleken, hetgeen ook door de bewindvoerder is bevestigd, dat er thans een boedelachterstand van circa € 11.000,00 bestaat en dat de man en de vrouw niet in staat zullen zijn om binnen de looptijd van de huidige schuldsaneringsregeling dan wel binnen een eventuele verlenging daarvan deze achterstand in te lopen.
De door de schuldenaren in hun beroepschriften en ter zitting van het hof voorgestelde en toegelichte wijze om deze boedelachterstand alsnog in te lopen, door tijdens een verlengingsperiode het surplus boven het vastgestelde maandelijkse vrij te laten bedrag aan te wenden om de boedelachterstand in te lopen, vindt geen steun in enige bepaling van de Faillissementswet:
ook in de periode van een (eventuele) verlenging van de schuldsaneringsregeling blijven de kernverplichtingen van deze regeling immers onverkort gelden.
Aan de stelling van de appellanten dat zij niet wisten op welke wijze zij de aan de boedel over te maken bedragen dienden te berekenen en dat zij vervolgens op advies van een andere bewindvoerder een berekening van hun bewindvoerder hebben afgewacht gaat het hof voorbij. Het is de verantwoordelijkheid van de man en de vrouw om een actieve houding aan te nemen wat betreft het nakomen van hun verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat - indien zij niet begrepen op welke wijze zij het maandelijks af te dragen bedrag moesten berekenen - zij op dat moment contact hadden moeten opnemen met de bewindvoerder. Het feit dat zij uiteindelijk, doch pas met ingang van 25 maart 2008 gemiddeld € 200,00 per week hebben overgemaakt aan de boedel, doet daaraan niet af.
Teruggaven Belastingdienst
Daar komt nog bij dat de man en de vrouw, ondanks het feit dat de bewindvoerder hen hier herhaaldelijk op heeft gewezen, ten onrechte teruggaven alsmede zorg- en huurtoeslag van de Belastingdienst hebben ontvangen en zich onvoldoende hebben ingespannen om deze teruggaven te laten aanpassen dan wel stop te laten zetten. Het feit dat zij deze bedragen (grotendeels) hebben overgemaakt op de boedelrekening laat het vorenstaande onverlet.
Informatieplicht
Tot slot zijn appellanten tekort geschoten in het voldoen aan hun informatieplicht, hetgeen zij hebben erkend. Zij hebben niet tijdig de bewindvoerder geïnformeerd, noch (tijdig) hun administratie overgelegd. De door hen gestelde oorzaak hiervan, namelijk de drukte in hun gezin, ontslaat de man en de vrouw niet van deze verplichting.
4.3.4. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregelingen ten aanzien van de man en de vrouw terecht heeft beëindigd en dat de termijn gedurende welke de schuldsaneringsregelingen van toepassing waren terecht is verkort. Ook het hof stelt vast dat de man en de vrouw toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun uit de schuldsaneringsregelingen voortvloeiende verplichtingen en het ziet geen aanleiding te bepalen dat deze tekortkomingen gezien de bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijven.
4.3.5. De vonnissen waarvan beroep zullen worden bekrachtigd.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. De Klerk-Leenen, Gründemann en Pouw en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2008.