ECLI:NL:GHSHE:2008:BG5012

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 103.002.134
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Etten
  • H. Den Hartog Jager
  • A. van den Bergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en woonbelang van een gehandicapte zoon in het kader van ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 november 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst. De zaak betreft een huurder die in zijn woning een hennepkwekerij exploiteerde, wat door de verhuurder, de stichting Woningstichting [Y.], werd aangevoerd als ernstige tekortkoming. De huurder, die een gehandicapte zoon [A.] heeft, heeft in de procedure gewezen op het woonbelang van zijn zoon. Het hof heeft eerder, in een tussenarrest van 28 augustus 2007, een deskundigenbericht gelast om de gevolgen van een eventuele ontbinding van de huurovereenkomst voor de zoon te onderzoeken.

De deskundige heeft gerapporteerd dat [A.] lijdt aan een ernstige cognitieve ontwikkelingsstoornis en dat een gedwongen verhuizing ingrijpende gevolgen voor hem zou hebben. Het hof heeft in zijn beoordeling het woonbelang van de huurder en zijn zoon zwaar laten wegen. Het hof concludeert dat de ontbinding van de huurovereenkomst in dit geval niet gerechtvaardigd is, ondanks de ernstige tekortkoming van de huurder. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van de stichting af. Tevens veroordeelt het hof de stichting in de kosten van beide instanties, inclusief de kosten van het deskundigenonderzoek.

De uitspraak benadrukt het belang van het woonbelang van kwetsbare personen, zoals gehandicapte kinderen, in het huurrecht. Het hof geeft aan dat de huurder niet vrijgesteld is van zijn verplichtingen en dat herhaalde tekortkomingen in de toekomst tot andere afwegingen kunnen leiden. Deze uitspraak is een belangrijke overweging in de balans tussen de rechten van verhuurders en de bescherming van kwetsbare huurders.

Uitspraak

zaaknr. HD 103.002.134
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
Sector civiel recht
zevende kamer, van 18 november 2008,
gewezen in de zaak van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
verder te noemen: huurder,
advocaat: mr. N.J.W.M. de Leeuw,
tegen:
de stichting WONINGSTICHTING [Y.],
gevestigd te [vestigingsplaats], gemeente [gemeentenaam],
geïntimeerde,
verder te noemen: de stichting,
advocaat: mr. H.J. ter Meulen,
als vervolg op het door de hof gewezen tussenarresten van 23 januari 2007 en 28 augustus 2007 in het hoger beroep van het door de rechtbank te Breda, sector kanton, locatie Tilburg onder zaaknummer 340456-CV-05/829 gewezen vonnis van 18 mei 2005 tussen de stichting als eiseres en huurder en zijn ex-partner mevrouw [Z.] als gedaagden.
9. Het tussenarrest van 28 augustus 2007
Bij genoemd arrest heeft het hof een deskundigenbericht gelast en is iedere verdere beslissing aangehouden.
10. Het verdere verloop van de procedure
Na ontvangst van het deskundigenbericht hebben partijen respectievelijk een conclusie en een memorie van antwoord na deskundigenbericht genomen.
Vervolgens hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
11. De verdere beoordeling
11.1. In het tussenarrest van 23 januari 2007 heeft het hof overwogen dat de aanwezigheid en de exploitatie van een hennepkwekerij in de door huurder gehuurde woning een ernstige tekortkoming oplevert in de nakoming van zijn verplichtingen jegens de stichting, die de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen in beginsel rechtvaardigt.
Het hof heeft voorts, onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Hoge Raad, overwogen dat voor de beantwoording van de vraag of een uitzondering op dit beginsel gerechtvaardigd is, alle omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen waarbij, in het geval van een ontbindingsvordering inzake woonruimte, aan het woonbelang van de huurder een bijzonder gewicht wordt toegekend.
11.2. In de onderhavige zaak heeft huurder in het bijzonder gewezen op het woonbelang van zijn gehandicapte zoon [A.]. Het hof heeft in verband hiermee bij tussenarrest van 28 augustus 2007 een deskundigenbericht gelast. Aan de kinder- en jeugdpsychiater Bonroy is gevraagd te rapporteren omtrent de stoornis van [A.] en omtrent (kort gezegd) de eventuele gevolgen voor [A.] van een ontbinding en ontruiming.
11.3. De deskundige heeft op 13 februari 2008 gerapporteerd.
In het deskundigenrapport wordt voor wat betreft de stoornis van [A.] vermeld dat er sprake is van een ernstig zwakzinnig cognitief ontwikkelingsniveau met tevens kenmerken van een algemene autistische ontwikkelingsstoornis.
De overige conclusies van de deskundige komen erop neer dat een eventuele (gedwongen) verhuizing als gevolg van de ontbinding van de huurovereenkomst voor [A.], gelet op zijn stoornis, ingrijpende gevolgen zal hebben. Volgens de deskundige dient naar verwachting rekening gehouden te worden met een emotionele catastrofale beleving bij [A.]. De kans dat deze problemen zich voordoen wordt zeer groot geacht.
Weliswaar woont [A.] een deel van de week (drie dagen per week) in een zorghuis van de stichting Prisma, maar een definitieve overgang van het ouderlijk huis naar het zorghuis zal volgens de deskundige nog veel tijd vragen. Naar de mening van de deskundige kunnen de voorspelde / voorzienbare gevolgen niet vooraf worden voorkomen door het nemen van specifieke maatregelen op het terrein van hulpverlening aan [A.].
11.4. Het hof is gelet op de conclusies van deskundige van oordeel dat aan het woonbelang van huurder, en dan in het bijzonder aan het woonbelang van zijn zoon [A.], een zodanig gewicht moet worden toegekend, dat de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen in dit geval niet gerechtvaardigd is.
11.5. Het hof merkt hierbij ten overvloede op dat het voorgaande niet betekent dat huurder een vrijbrief heeft om opnieuw over te gaan tot het kweken van hennep. Bij een herhaalde tekortkoming van huurder op dit punt zal hij rekening dienen te houden met een andere afweging.
11.6. Het voorgaande betekent dat vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven. Het hof zal opnieuw rechtdoende de vorderingen van de stichting afwijzen.
De stichting zal worden veroordeeld in de kosten van beide instanties, waaronder de kosten van het deskundigenonderzoek.
12. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van de stichting af;
veroordeelt de stichting in de kosten van beide instanties en begroot die kosten aan de zijde van huurder op € 270,- voor gemachtigdensalaris eerste aanleg, op € 244,- voor griffierecht hoger beroep, op € 773,50 voor kosten deskundigen- onderzoek en op € 1.341,- voor salaris advocaat in hoger beroep;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Den Hartog Jager en Van den Bergh en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 november 2008.