ECLI:NL:GHSHE:2008:BG6901

• Datum uitspraak: 9 december 2008
• Publicatiedatum: 5 april 2013
• Zaaknummer: 20-004572-07
• Instantie: Gerechtshof 's-Hertogenbosch
• Type: Uitspraak
• Rechtsgebied: Strafrecht
• Procedures: Hoger beroep
• Rechters: H.D. Bergkotte; A.M.G. Smit; N.J.M. Ruyters
• Vindplaatsen: Rechtspraak.nl

AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd

Hoger beroep dat als cassatie wordt verstaan tegen vrijspraak en onttrekking van in beslag genomen voorwerpen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Maastricht. De verdachte was vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit en er was een aantal in beslag genomen voorwerpen aan het verkeer onttrokken. Het hof heeft het door de verdachte ingestelde hoger beroep echter verstaan als cassatie, omdat volgens artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, er voor de verdachte die van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken, geen hoger beroep openstaat. Het hof overweegt dat degene die tegen een vonnis een rechtsmiddel instelt, in het algemeen geacht moet worden het openstaande rechtsmiddel te willen aanwenden. In dit geval, waarin de verdachte van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken, stond er voor hem enkel beroep in cassatie open. Het hof heeft geen omstandigheden aangetroffen die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. Daarom heeft het hof besloten het hoger beroep te verstaan als cassatie en de stukken ter behandeling te zenden aan de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier R.H. Boekelman en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 20-004572-07

Uitspraak : 9 december 2008

TEGENSPRAAK

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht van 30 november 2007 in de strafzaak met parketnummer 03-630183-06 tegen:

[naam verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

wonende te [woonplaats], [adres],

waarbij de verdachte werd vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit en waarbij onder meer drie in beslag genomen personenauto’s aan het verkeer werden onttrokken.

Hoger beroep

De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof zich onbevoegd zal verklaren en het ingestelde hoger beroep zal verstaan als cassatie.

De verdediging heeft zich wat betreft de bevoegdheid van het hof gerefereerd aan diens oordeel.

Beoordeling

i

Blijkens het bepaalde bij artikel 404, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, staat voor de verdachte, die van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken, geen hoger beroep open.

ii

Met betrekking tot het door de verdachte ingestelde hoger beroep overweegt het hof het volgende.

Degene die tegen een vonnis een rechtsmiddel instelt moet in het algemeen geacht worden het conform de wet openstaande rechtsmiddel te hebben willen aanwenden.

iii

In het onderhavige geval, dat zich daardoor kenmerkt dat de verdachte van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken met onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen, stond voor de verdachte beroep in cassatie open.

iv

Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan de hierboven onder ii weergegeven regel uitzondering zou moeten lijden.

Het hof zal daarom het hoger beroep verstaan als cassatie en bevelen dat de stukken ter behandeling zullen worden gezonden aan de Hoge Raad.

BESLISSING

Het hof:

Verstaat het ingestelde beroep als cassatie.

Beveelt dat de stukken zullen worden gezonden aan de griffier van de Hoge Raad der Nederlanden.

Aldus gewezen door

mr. H.D. Bergkotte, voorzitter,

mr. A.M.G. Smit en mr. N.J.M. Ruyters,

in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,

en op 9 december 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.