ECLI:NL:GHSHE:2008:BG7125

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K07/0546
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • P.A.M. Hendriks
  • G.A.M. Stevens
  • W.J.B. Zeyl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering inzake valsheid in geschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 november 2008 uitspraak gedaan in een klacht ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klager, wonende te Roermond, had aangifte gedaan van valsheid in geschrift door beklaagde, wonende te Budel-Dorplein. De officier van justitie had besloten om de vervolging uit te stellen totdat er een uitspraak was gedaan in een civiele procedure. Klager diende op 11 december 2007 een klaagschrift in bij het hof, dat op 17 december 2007 werd ingekomen. De advocaat-generaal adviseerde het hof om het beklag af te wijzen, omdat er nog geen beslissing was genomen over de vervolging. Het hof heeft op 27 mei 2008 het klaagschrift behandeld en de zaak aangehouden om de advocaat-generaal in de gelegenheid te stellen een volledig dossier te overleggen.

Tijdens de behandeling op 19 augustus 2008 was beklaagde niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. Het hof heeft vastgesteld dat klager ontvankelijk is in zijn beklag, omdat de onbepaaldheid van de beslissing van de officier van justitie kan worden gezien als een weigering om een vervolgingsbeslissing te nemen. Het hof oordeelde dat er geen reden was voor het openbaar ministerie om te wachten op de uitkomst van de civiele procedure, gezien de ernst van het beweerdelijk gepleegde strafbare feit en de aanwijzingen in het dossier. Het hof verklaarde het beklag gegrond en beval de vervolging van beklaagde ter zake van valsheid in geschrift.

De beslissing van het hof houdt in dat de officier van justitie de vordering moet doen ex artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter mr. P.A.M. Hendriks en de raadsheren mr. G.A.M. Stevens en mr. W.J.B. Zeyl, in tegenwoordigheid van griffier mr. K.J.J. Jochems.

Uitspraak

K07/0546
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 18 november 2008 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
wonende te Roermond,
hierna te noemen: klager,
over de beslissing van de officier van justitie te 's-Hertogenbosch tot het niet vervolgen van:
[beklaagde],
wonende te Budel-Dorplein,
hierna te noemen: beklaagde,
wegens valsheid in geschrift.
De feitelijke gang van zaken.
Op 28 december 2006 heeft klager aangifte gedaan van valsheid in geschrift, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagde.
Aan klager is door de officier van justitie bericht dat, voordat een beslissing omtrent de vervolging wordt genomen, de uitspraak in de civielrechtelijke procedure wordt afgewacht.
Hierop heeft klager bij schrijven van 11 december 2007 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 17 december 2007, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 1 april 2008 het hof geraden het beklag af te wijzen, nu er nog geen beslissing is genomen over de (verdere) vervolging.
Op 27 mei 2008 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klager. Het hof heeft de behandeling van de zaak aangehouden, teneinde de advocaat-generaal in de gelegenheid te stellen het hof binnen een maand van een volledig dossier te voorzien, met de bepaling dat klager voor de nadere zitting wordt opgeroepen.
Op 19 augustus 2008 is het klaagschrift wederom in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klager.
De advocaat-generaal heeft het hof primair geadviseerd het beklag af te wijzen, daar nog geen beslissing is genomen over de (verdere) vervolging en subsidiair het hof geadviseerd het beklag af te wijzen, daar onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn op grond waarvan een vervolgingsbeslissing kan worden genomen.
Bij tussenbeschikking van 16 september 2008 heeft het hof bepaald dat beklaagde ingevolge artikel 12e van het Wetboek van Strafvordering zal worden opgeroepen om te worden gehoord over het in het beklag gedane verzoek en de gronden waarop dit berust.
Beklaagde is op 21 oktober 2008, ofschoon behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag.
De beoordeling.
Klager is werkzaam geweest bij de onderneming [onderneming], waarvan beklaagde directeur was. Klager is in een civiele procedure verwikkeld met het bedrijf betreffende zijn ontslag gedurende zijn proeftijd.
Klager stelt dat door of in opdracht van beklaagde documenten, die betrekking hebben op zijn dienstbetrekking en getuigenverklaringen, zijn vervalst.
Op 10 november 2005 heeft klager een loonsvordering van EUR 25.000,- toegewezen gekregen van de kantonrechter te Eindhoven. Beklaagde heeft hiertegen hoger beroep aangetekend. Het hoger beroep is geschorst wegens faillissement van het bedrijf op 9 mei 2007.
In deze civiele procedure is onder meer naar voren gekomen dat klager – ondanks een arbeidsovereenkomst – niet als werknemer bij de UWV, noch bij de belastingdienst was aangemeld, terwijl beklaagde een UWV-formulier als bewijs in de civiele procedure heeft ingebracht.
Uit het ambtsbericht van de officier van justitie van 12 maart 2008 blijkt dat het openbaar ministerie pas een beslissing omtrent vervolging van beklaagde zal nemen, nadat de civiele rechter uitspraak heeft gedaan. Dit ter voorkoming van het in de weg staan van een civiele oplossing. Uit het schriftelijk advies van de advocaat-generaal van 1 april 2008 blijkt dat de behandeling van de civiele zaak is aangehouden tot 8 april 2008. De advocaat-generaal is van mening dat er nog geen beslissing is genomen over de (verdere) vervolging en adviseert derhalve afwijzing van het beklag.
Het hof heeft ten tijde van het onderzoek in raadkamer op 27 mei 2008 reeds vastgesteld dat klager in zijn beklag ontvankelijk is, daar de onbepaaldheid van de beslissing van de officier van justitie kan worden beschouwd als een weigering om een vervolgingsbeslissing te nemen.
Het hof ziet geen aanleiding voor het openbaar ministerie om op de uitkomst van de civiele procedure te wachten en acht derhalve, gelet op de ernst en omvang van het beweerdelijk gepleegde strafbare feit en de zich in het dossier bevindende aanwijzingen, termen aanwezig om het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van beklaagde te bevelen, ter zake van valsheid in geschrift.
Tevens acht het hof, gelet op de complexiteit van de zaak, het gewenst dat de officier van justitie de vordering zal doen ex artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering.
Gelet op het vorenstaande zal het hof het beklag gegrond verklaren en de vervolging van beklaagde bevelen ter zake van het feit waarop het beklag betrekking heeft.
De beslissing.
Het hof verklaart het beklag gegrond en beveelt de vervolging van beklaagde ter zake van het feit waarop het beklag betrekking heeft.
Het hof geeft tevens de officier van justitie de last de vordering te doen ex artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering, een en ander zoals hiervoor overwogen.
Aldus gegeven door
mr. P.A.M Hendriks, als voorzitter,
mr. G.A.M. Stevens en mr. W.J.B. Zeyl, als raadsheer,
in tegenwoordigheid van mr. K.J.J. Jochems, als griffier.
op 18 november 2008.
Mr. W.J.B. Zeyl is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.