ECLI:NL:GHSHE:2008:BG7128

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K08/0274
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • G.A.M. Stevens
  • P.A.M. Hendriks
  • F.J.M. Walstock
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering inzake valsheid in geschrift en wegmaken van bewijsstukken

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 december 2008 uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klager, wonende te Roosendaal, had een klaagschrift ingediend tegen de beslissing van de officier van justitie te Breda om niet over te gaan tot vervolging van diverse verbalisanten van de politie Midden en West Brabant. Klager beschuldigde hen van valsheid in geschrift en het wegmaken van bewijsstukken, specifiek een ontlastende verklaring van een getuige die niet in het dossier was opgenomen.

Het hof oordeelde dat er sprake was van nalatigheid bij het wegmaken van bewijsstukken, maar dat er geen opzet was aangetoond. Dit betekende dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen van klager. Het hof wees het beklag af, zowel ten aanzien van het wegmaken van bewijsstukken als de beschuldigingen van valsheid in geschrift met betrekking tot de mutaties van een inbraak bij klagers ouderlijke woning. Het hof concludeerde dat de geautomatiseerde systemen van de politie geen strafbaar feit hadden opgeleverd, maar eerder een gevolg waren van het systeem dat door de politie werd gehanteerd.

De beslissing van het hof was dat het beklag op alle punten werd afgewezen, en dit werd ondertekend door de voorzitter en de raadsheren, met de griffier aanwezig. Klager had eerder een aangifte gedaan, maar het hof concludeerde dat er geen bewijs was voor de opzet van de beklaagden, en dat klager niet benadeeld was, aangezien zijn advocaat de ontlastende verklaring had voorgehouden tijdens de zitting.

Uitspraak

K08/0274
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 2 december 2008 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
wonende te Roosendaal,
hierna te noemen: klager,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. J.W. Soeteman, advocaat te Amsterdam,
over de beslissing van de officier van justitie te Breda tot het niet vervolgen van:
diverse verbalisanten van de politie Midden en West Brabant,
hierna te noemen: beklaagden,
wegens valsheid in geschrift en het wegmaken van bewijsstukken.
De feitelijke gang van zaken.
Middels een schrijven heeft klager aangifte gedaan van valsheid in geschrift, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagde.
Op 29 november 2007 is door de hoofdofficier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd, omdat geen sprake van opzet is geweest en geen verdere aanknopingspunten zijn om nader onderzoek te plegen.
Hierop heeft klager bij schrijven van 4 juli 2008 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 4 juli 2008, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 1 augustus 2008 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Op 4 november 2008 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld. Klager is, zonder kennisgeving daarvan, niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag.
De beoordeling.
Klager stelt in zijn schriftelijke aangifte dat beklaagden zich schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrift en aan het wegmaken van bewijsstukken. Klager stelt dat in zijn strafzaak getuige [getuige] is gehoord door beklaagde [beklaagde 1] en beklaagde [beklaagde 2]. Deze verklaring zou voor klager ontlastend zijn, maar is niet in het dossier opgenomen. Als gevolg hiervan is klager gedagvaard voor het plegen van valsheid in geschrift. Klager stelt dat [beklaagde 1] en [beklaagde 2], evenals de officier van justitie, er van op de hoogte waren dat er sprake was van een ontlastende verklaring. Op grond hiervan stelt klager dat beklaagden opzettelijk bewijsmiddelen hebben weggemaakt.
Ten tweede stelt klager dat bij zijn ouderlijke woning is ingebroken. Een aantal mutaties omtrent deze inbraak zijn volgens klager valselijk opgesteld door beklaagden [beklaagde 3], [beklaagde 4] en [beklaagde 5].
Ten derde stelt klager dat bij een melding van een ruzie van 10 oktober 2003 een verkeerd tijdstip in het proces-verbaal is vermeld, waardoor dit tevens valselijk is opgemaakt.
Uit het dossier blijkt dat naar aanleiding van de aangifte van klager opdracht is gegeven tot een intern strafrechtelijk onderzoek.
Ten aanzien van de getuigenverklaring van [getuige] is gebleken dat [getuige] inderdaad een getuigenverklaring heeft afgelegd. [Beklaagde 2] bevestigt dit, maar weet niet waarom deze niet aan het dossier is toegevoegd. Dit is tot op heden dan ook onduidelijk. Wel is gebleken dat beklaagden dit niet bewust hebben gedaan, waardoor geen sprake van opzet is geweest. Klager is hierdoor niet benadeeld, daar zijn advocaat ter zitting van 24 november 2004 de verklaring van [getuige] heeft voorgehouden, waarna klager is vrijgesproken.
Ten aanzien van de mutaties omtrent de inbraak is uit onderzoek gebleken dat het geautomatiseerd computersysteem van politie Midden en West Brabant (BPS-proces) alle persoonlijke en administratieve gegevens, zelfs indien deze later zijn ingevoerd, weergeeft in reeds eerder opgemaakte mutaties. Hierdoor is blijkens het onderzoek geen sprake van valsheid in geschrifte.
Ten aanzien van de melding van de ruzie blijkt uit het onderzoek dat de melding waarover klager spreekt een andere melding betreft dan die van 10 oktober 2003, waardoor hier eveneens geen sprake van valsheid in geschrift is.
Ten aanzien van het wegmaken van bewijsstukken, te weten de voor klager ontlastende verklaring, is het hof van oordeel dat er sprake is van nalatigheid. Echter, van opzet is naar het oordeel van het hof niet gebleken, zodat geen sprake is van het vereiste wettig en overtuigend bewijs. Derhalve dient het beklag ten aanzien van het wegmaken van bewijsstukken te worden afgewezen.
Ten aanzien van de mutaties omtrent de inbraak bij klagers ouderlijke woning is het hof van oordeel dat terzake geen sprake is van een strafbaar feit. Het feit dat de mutaties op een dergelijke wijze zijn geautomatiseerd, is het gevolg van het systeem dat landelijk door de politie wordt gehanteerd. Derhalve dient het beklag ten aanzien van valsheid in geschrift terzake van de mutaties te worden afgewezen.
Ten aanzien van de melding van de ruzie stelt klager dat een verkeerd tijdstip in het
proces-verbaal is genoteerd. Het hof is van oordeel dat, gezien het intern onderzoek, er sprake is van twee verschillende incidenten, waardoor ook hier geen sprake is van een strafbaar feit, doch van een misverstand.
Gelet op het vorenstaande dient het beklag op alle punten te worden afgewezen.
De beslissing.
Het hof wijst het beklag op al haar onderdelen af.
Aldus gegeven door
mr. G.A.M. Stevens, als voorzitter,
mr. P.A.M. Hendriks en mr. F.J.M. Walstock, als raadsheer,
in tegenwoordigheid van mr. K.J.J. Jochems, als griffier.
op 2 december 2008.
Mr. F.J.M. Walstock is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.