Parketnummer : 20-004105-07
Uitspraak : 23 december 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de Rechtbank Breda van 26 oktober 2007 in de strafzaak met parketnummer 02-607870-06 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947,
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd en aldus niet te zijn gericht tegen de door de eerste rechter gegeven vrijspraken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep op 16 september 2008 en 9 december 2008, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd, dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 3 subsidiair ten laste gelegde (uitlokking van diefstal) bewezen zal verklaren en de verdachte ter zake daarvan zal veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
3. hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2006 tot en met 20 juni 2006 te Udenhout, gemeente Tilburg, opzettelijk een (personen)auto (BMW, kenteken [...]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan BMW Group Financial Services, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten middels een operational lease overeenkomst, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden,
dat één of meer onbekende(n) in of omstreeks de periode van 18 juni 2006 tot en met 19 juni 2006 te Vught, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een (personen)auto (BMW, kenteken [...]), geheel of ten dele toebehorend aan BMW Financial Services, in elk geval aan een ander of anderen dan die onbekende(n), welk feit hij, verdachte, opzettelijk heeft uitgelokt door het geven van gelegenheid, immers heeft hij, verdachte, die (personen)auto op of omstreeks 18 of 19 juni 2006 (gedurende ongeveer 18 uren, althans geruime tijd), onafgesloten en/of onbewaakt en/of met de bij die (personen)auto behorende sleutels in de auto, achtergelaten;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden:
hij in of omstreeks de periode van 18 juni 2006 tot en met 19 juni 2006 te Udenhout, gemeente Tilburg, en/of te Vught, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (BMW, kenteken [...]), in elk geval een goed, geheel of ten dele toebehorende aan BMW Group Financial Services, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of heeft beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt en/of heeft weggemaakt, doordat hij, verdachte, die (personen)auto onafgesloten en/of onbewaakt, althans met de sleutels in de auto, heeft achtergelaten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. In het bijzonder leest het hof in het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde het jaartal “2007” als “2006”, zijnde “2007” een kennelijke verschrijving.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 3, primair, subsidiair en meer subsidiair, ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Het hof heeft hiertoe het volgende overwogen. Uit het dossier blijkt, kort samengevat, dat verdachte de in de tenlastelegging bedoelde personenauto leasede van BMW Financial Services BV. Aangezien verdachte niet voldeed aan zijn betalingsverplichting jegens de leasemaatschappij, wilde de laatste de lease-overeenkomst met verdachte beëindigen. Verdachte heeft toen met een medewerker van de leasemaatschappij afgesproken, dat hij de auto op maandag 19 juni 2006 zou afleveren bij een horecagelegenheid in Vught.
Aangezien verdachte die dag echter niet in de gelegenheid was om de auto te brengen, heeft hij volgens zijn zeggen de auto de dag daarvóór, op zondag 18 juni 2006, onafgesloten op de parkeerplaats van het etablissement achtergelaten met de sleutels opgeborgen achter de zonneklep. De getuige [getuige] heeft dit ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd. Verdachte heeft dit niet gemeld aan de leasemaatschappij.
Op maandag 19 juni 2006 bleek de auto te zijn verdwenen.
Naar het oordeel van het hof kan op basis van het vorenstaande niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de auto heeft verduisterd (feit 3 primair), aangezien er geen bewijs is dat verdachte zich de auto heeft toegeëigend.
Voor het bewijs van uitlokking van diefstal van de auto (feit 3 subsidiair) en het wegmaken van de auto (feit 3 meer subsidiair) moet vaststaan dat het opzet van verdachte erop was gericht dat de auto zou worden gestolen of zou verdwijnen. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel, dat dit opzet niet kan worden bewezen, ook niet als voorwaardelijk opzet. Van voorwaardelijk opzet is sprake als verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de auto zou worden gestolen of zou weggeraken.
Het hof meent dat het achterlaten van de auto, zoals in dit geval is gebeurd, weliswaar een kans in het leven roept dat de auto door onbevoegden wordt meegenomen, maar dat dit geen aanmerkelijke kans is. Voorts kan niet zonder meer worden gezegd, dat verdachte het gevolg (het verdwijnen van de auto) heeft gewild, nu hij de sleutels op een niet zichtbare plaats in de auto heeft verborgen. Dat verdachte aldus niet de van hem te verwachten zorgvuldigheid in acht heeft genomen, brengt nog niet mee dat hij geacht moet worden te hebben gewild dat de auto zou verdwijnen voordat deze door de leasemaatschappij zou worden opgehaald.
Gelet op het vorenstaande zal het hof verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde in alle drie de varianten.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3, primair, subsidiair en meer subsidiair, ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. T.A. de Roos,
in tegenwoordigheid van mr. I. Kroes, griffier,
en op 23 december 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. T.A. de Roos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.