4.2.4. De deskundige heeft op 16 december 2005 een rapport uitgebracht en dat op 22 december 2005 ter griffie van de rechtbank gedeponeerd. Het uitvoerige rapport bestaat uit een geneeskundig rapport, een zakelijk rapport waarin de volgens de deskundige relevante zaken uit het dossier worden besproken en de vragen worden beantwoord, en een commentaar op de reacties van partijen naar aanleiding van het conceptrapport.
Het rapport houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in.
a) als door appellant bij het onderzoek genoemde klachten noteert de deskundige: constante hoofdpijn in wisselende ernst, constant oorsuizen links, snel vermoeid, pijnklachten in nek en schouder rechts, slaapproblemen, vergeetachtigheid en concentratieproblemen, somber, soms tintelingen in de rechter arm, soms een trillend rechter oog.
b) wat de zaak betreft zegt appellant dat deze wordt gerund door zijn vrouw en dochters, dat hij nog adviseert bij
in– en verkoop en dat hij de telefoon aanneemt en afspraken maakt, en dat besloten is om de zaak te gaan verkopen.
c) de deskundige stelt bij neurologisch onderzoek in engere zin geen afwijkingen vast. Onderzoek van de cervicale wervelkolom laat zeer discrepante bevindingen zien, waarbij bewegingen op verzoek niet mogelijk zijn terwijl de spontane motoriek een heel ander beeld geeft. De top-neus proef en de Mini Mental State examination laten forse afwijkingen zien, hetgeen ernstige cognitieve stoornissen suggereert, terwijl de deskundige dat gezien de aard van het letsel en de verdere performance van appellant onwaarschijnlijk acht.
De klinische diagnose luidt:
“Er worden vooral discrepante bevindingen gedaan en neurologisch onderzoek laat vooralsnog geen afwijkingen zien. ........
In de differentiaal diagnose kan nog gedacht worden aan het bestaan van een whiplash associated disorder graad 1
(WAD 1).........Ook hierbij moet evenwel worden opgemerkt dat de aangetoonde discrepanties deze diagnose niet steunen. Bij een WAD 1 is sprake van klachten, niet van afwijkingen bij onderzoek. Vanwege de discrepante bevindingen is er naar mijn mening geen redelijk argument om deze diagnose te stellen.”
d) Uit het medisch dossier van appellant sinds het ongeval concludeert de deskundige dat de klachten zich in de loop der tijd steeds verder zijn gaan uitbreiden. Samenvattend stelt de deskundige dat er geen goed onderbouwde aanwijzingen zijn gevonden voor centraal neurologische afwijkingen. Het neuropsychologisch onderzoek door (psycholoog naam 1) en (psycholoog naam 2) toont een gemengde depressieve en angststoornis met regressief gedrag, maar geen aanwijzingen voor intellectueel verval en geen aanwijzingen voor primair cerebrale beschadiging. De deskundige stelt dat de ernstige cognitieve stoornissen die zijn eigen discrepante bevindingen suggereren, daar haaks op staan. De bevindingen van de neurologen (naam neuroloog 3), (naam neuroloog 1) en van de deskundige zelf komen in essentie overeen.
e) Voor het overige heeft de deskundige de vragen van de rechtbank - verkort weergegeven - als volgt beantwoord.
De diagnose: Het beeld bij appellant voldoet niet aan de voorwaarden voor het stellen van de diagnose postwhiplashsyndroom van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie.
De klachten en verschijnselen van appellant bestonden niet vóór het ongeval. De deskundige kan geen andere factoren, pre-existente ziekten of aandoeningen aangeven die een bijdrage aan de klachten en ver-schijnselen leveren. Hij acht niet aannemelijk dat deze ook zouden zijn ontstaan als aan appellant het ongeval niet was overkomen. De door appellant genoemde klachten moeten in redelijkheid als ongevalsgevolg worden beschouwd. Dat geldt ook voor de verschijnselen, hoewel geen neurologische afwijkingen in strikte zin worden vastgesteld en er vooral discrepante bevindingen worden gesignaleerd.
De deskundige acht een eindtoestand bereikt.
Er is volgens de deskundige sprake van 0% functiestoornis op het vakgebied van de neurologie als gevolg van het ongeval.
De door appellant aangegeven beperkingen – geen auto’s meer kunnen repareren en niet meer sporten: mountainbiken, zwemmen en taekwondo - kunnen niet verklaard worden door de onderzoeksresultaten.
Als slotopmerking stelt de deskundige dat de door de psychologen aangegeven depressie behandeling verdient; omdat dit mogelijk een reactieve depressie is, is er wellicht in dat opzicht nog geen eindtoestand, zoals die wel bestaat ten aanzien van de neurologische ongevalsgevolgen. Na die behandeling valt volgens de deskundige in verband met de door de deskundige gesignaleerde discrepanties een expertise door een psychiater te overwegen.