4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. (Naam geïntimeerde sub 1) is een onderneming die zich bezig houdt met advisering en bemiddeling inzake hypotheken, financieringen, verzekeringen en pensioenen.
b. (Naam appellante) is een goede bekende van mevrouw (naam persoon 1), verder (naam persoon 1). (Naam persoon 1) (gehuwd met mevrouw (naam echtgenote persoon 1) heeft onder de naam “(naam bedrijf persoon 1)” een onderneming in zakelijke dienstverlening gehad te (plaats bedrijf). In die onderneming werkte ook haar echtgenote (naam echtgenote persoon 1). Het kantoor van de onderneming was gevestigd aan (straatnaam vestiging) te (plaats vestiging) in een kantoorruimte die (naam persoon 1) met ingang van 1 juli 2004 had gehuurd van (naam geïntimeerde sub 1) voor € 850,- per maand (prod. 12 bij akte d.d. 23 november 2006). De huurtermijnen vanaf 1 juli 2004 had (naam persoon 1) in
december 2004 (nog) niet voldaan aan (naam geïntimeerde sub 1) (prod. 13 en 14 akte d.d. 23 november 2006).
c. (Naam persoon 1) heeft in november 2004 (naam geïntimeerde sub 1) medegedeeld dat zij liquiditeitsproblemen had en geen krediet kon krijgen van een bank, waarop (naam appellante) haar desgevraagd € 1.800,- ter leen heeft verstrekt.
d. Op zondag 28 november 2004 heeft (naam persoon 1) aan (naam appellante) opnieuw gevraagd haar financieel bij te staan, waarop (naam appellante) heeft aangegeven dat zij zou bekijken of zij een oplossing kon bedenken.
e. Op maandag 29 november 2004 heeft (naam persoon 1) aan (naam appellante) bericht dat een gesprek kon plaatsvinden met (naam geïntimeerde sub 1) ter regeling van een krediet. Op diezelfde dag heeft bij (naam appellante) thuis een gesprek plaatsgevonden tussen (naam appellante), (naam geïntimeerde sub 2), vennoot van (naam geïntimeerde sub 1), en (naam persoon 1).
f. (Naam appellante) heeft aan (naam geïntimeerde sub 2) een loonstrook, een bankafschrift met daarop haar nettoloon en een hypotheekoverzicht gegeven, en aan (naam geïntimeerde sub 2) medegedeeld dat zij hypothecaire leningen had afgesloten bij Obvion BV en de Postbank, waarop € 81.721,62 openstond (prod. 3 inl. dagv.).
g. (Naam geïntimeerde sub 2) heeft, voorzien van genoemde gegevens, langs elektronische weg ervoor gezorgd dat nog op diezelfde dag een kredietovereenkomst tot stand kwam tussen (naam appellante) en de VoordeelBank BV, onderdeel van InterBank NV (verder InterBank). De schriftelijk opgemaakte kredietovereenkomst d.d. 29 november 2004 (prod. 1 cva) heeft (naam geïntimeerde sub 2) ter hand gesteld aan (naam persoon 1). (naam persoon 1) heeft (naam appellante) omstreeks 17.30 uur via een SMS-bericht (prod. 10 bij akte d.d. 23 november 2006) meegedeeld dat de overeenkomst klaar was en (naam appellante) heeft vervolgens de overeenkomst ten kantore van (naam persoon 1) ondertekend.
h. Op basis van deze kredietovereenkomst heeft InterBank € 24.000,- krediet aan (naam appellante) verstrekt tegen een krediet-vergoeding van 0,877 % per maand (een effectieve rente op jaarbasis van 8,4%). De maandelijkse terugbetalingsverplichting van (naam appellante) beloopt € 240,-.
i. Nadat (naam appellante) het bedrag van € 24.000,- op 2 december 2004 op haar bankrekening had ontvangen, heeft zij daarvan een bedrag van € 1000,- in mindering gebracht op de reeds bestaande schuld van (naam persoon 1) aan haar van € 1.800,- en de rest (€ 23.000,-) op diezelfde dag overgemaakt naar de bankrekening van (naam echtgenote persoon 1) (prod. 2 inl. dagv.).
j. Op 2 december 2004 zijn (naam appellante) en (naam persoon 1) schriftelijk overeengekomen dat (naam persoon 1) minimaal € 240,- per maand aan (naam appellante) zou betalen totdat het volledige bedrag van € 24.000,- is ingelost
(prod. 1 inl. dagv.).
k. (Naam persoon 1) heeft eenmaal, te weten op 25 januari 2005, het bedrag van € 240,- betaald en is daarna met betaling in gebreke gebleven.
l. (Naam persoon 1) is op 1 februari 2006 failliet verklaard met benoeming van mr. (naam curator).
m. (Naam appellante) heeft haar vordering op (naam persoon 1) ter verificatie in het faillissement ingediend, maar (naam persoon 1) biedt geen verhaal.
n. (Naam echtgenote persoon 1), met wie (naam persoon 1) in algehele gemeenschap van goederen is gehuwd, biedt ook geen verhaal.
o. Bij brief d.d. 6 januari 2006 (prod.5 inl. dagv.) heeft (de raadsvrouwe van) (naam appellante) (naam geïntimeerde sub 1) aansprakelijk gesteld voor de schade die (naam appellante) lijdt als gevolg van het feit dat (naam geïntimeerde sub 1) – kort gezegd - haar zorgplicht als bemiddelaar niet is nagekomen.
p. Bij brief van 15 februari 2006 (prod. 7 inl. dagv.) heeft (de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van) (naam geïntimeerde sub 1) aansprakelijkheid afgewezen, zich op het standpunt stellend dat (naam geïntimeerde sub 1) geen beroepsfout heeft gemaakt.
q. In de periode tussen 3 januari 2006 en 19 januari 2006 heeft (naam appellante), via verhoging van haar hypotheekschuld, het krediet bij InterBank afgelost.