ECLI:NL:GHSHE:2008:BH8894
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. van Schaik-Veltman
- A. Venhuizen
- J. Fikkers
- Rechtspraak.nl
Borgtocht en de uitzonderingssituatie van artikel 1:88 lid 5 BW
In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 november 2008, betreft het een hoger beroep van de Coöperatieve Rabobank Bergeijk U.A. tegen (naam geïntimeerde sub 1) en (naam geïntimeerde sub 2). De Rabobank vorderde betaling van een bedrag van € 50.000,= op basis van een borgtocht die (naam geïntimeerde sub 1) had verstrekt voor de schulden van (naam bedrijf) en haar dochterondernemingen. De zaak is ontstaan na het faillissement van (naam bedrijf) en haar dochterondernemingen, waarbij de Rabobank zich op de borgtocht beroept. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de borgtocht en de betrokkenheid van (naam geïntimeerde sub 1) en (naam geïntimeerde sub 2) bij de kredietovereenkomsten onderzocht.
Het hof oordeelt dat de Rabobank voldoende heeft aangetoond dat de borgtocht betrekking had op de normale bedrijfsuitoefening van (naam bedrijf). De grieven van (naam geïntimeerde sub 1) en (naam geïntimeerde sub 2) werden verworpen, omdat zij onvoldoende feiten en omstandigheden hebben aangedragen om hun verweer te onderbouwen. Het hof concludeert dat de borgtocht geldig is en dat (naam geïntimeerde sub 1) geen toestemming van zijn echtgenote nodig had voor het aangaan van de borgtocht, omdat deze handeling tot de normale bedrijfsuitoefening van (naam bedrijf) behoorde.
De Rabobank werd in het gelijk gesteld en het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank, waarbij de vorderingen van de Rabobank waren afgewezen. Het hof veroordeelt (naam geïntimeerde sub 1) tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de Rabobank onvoldoende had onderbouwd welke kosten zij had gemaakt.