dHJ
27 februari 2008
Sector civiel recht
Zevende kamer
Rekestnummer R0500752-103.006.339_01
Zaaknummer eerste aanleg 109604/EX RK 04-379
rechtspersoon
rechtspersoon
rechtspersoon
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
in de zaak in hoger beroep van:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
verder te noemen: Dexia,
advocaat : mr. J.M. Tijssen,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
[X.],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: Van [X.],
procederende in persoon,
geïntimeerde.
6. Het verdere verloop van geding in hoger beroep
6.1. Tegen de tussenbeschikking van 16 januari 2006 heeft Dexia beroep in cassatie ingesteld. Dit beroep is verworpen bij beschikking van de Hoge Raad van 29 juni 2007 (LJN AZ4663). Van [X.] heeft verzocht om voortzetting van het geding.
6.2. Dexia heeft een akte na tussenbeschikking, met bijlagen, genomen. Deze is bij het hof binnengekomen op 14 augustus 2007.
Van [X.] heeft hierop geantwoord bij brief van 10 oktober 2007, met bijlagen, de daarop volgende dag bij het hof binnengekomen.
6.3. Dexia heeft vervolgens bij Antwoordakte, met bijlagen, gerepliceerd. Deze antwoordakte is bij het hof op 22 november 2007 binnengekomen. Van [X.] heeft daarop gedupliceerd bij brief van 18 december 2007, met bijlagen, de daarop volgende dag bij het hof binnengekomen.
6.4. In zijn brieven aan het hof van 17 juli 2007 en van 11 januari 2008 verzoekt Van [X.] nogmaals om uitvoerbaar verklaring bij voorraad en toekenning van dwangsommen.
6.5. Partijen hebben afgezien van een nadere mondelinge behandeling. Uitspraak is bepaald op heden.
7. De verdere beoordeling
7.1. In de tussenbeschikking heeft het hof geoordeeld dat de grieven 1, 3, 4, 5, 6 en 8 falen. Grief 2 heeft aanleiding gegeven tot het stellen van vragen. Ten aanzien van grief 7, die betrekking had op de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, heeft het hof in rov. 4.11.2 een eerste beoordeling gegeven.
7.2. Kern van het onderhavige geding wordt gevormd door artikel 35 lid 1 en 2 Wbp, waaruit voor Dexia de verplichting voortvloeit Van [X.] een overzicht te geven van de persoonsgegevens die zij betreffende Van [X.] verwerkt, en art. 46 Wbp.
7.3. Het hof stelt vast dat Dexia zich kennelijk op het standpunt stelt met de beantwoording van de haar door het hof gestelde vragen (mede in het licht van de reactie daarop van Van [X.] in haar akte van 14 augustus 2007), samen met hetgeen zij reeds eerder naar voren had gebracht, een haars inziens volledig overzicht heeft gegeven van de door haar verwerkte persoonsgegevens. Het hof heeft geen aanleiding gevonden om aan te nemen dat geen sprake zou zijn van een volledig overzicht als bedoeld in de Wbp.
7.3.1. Het hof merkt wel op dat Van [X.] in zijn stukken tal van kwesties aanhaalt die evenwel, naar het oordeel van het hof, vallen buiten de reikwijdte van artikel 35 lid 1 en 2 Wbp. Zo valt de vraag (punt 16 brief 10 oktober 2007) of Dexia persoons- gegevens op indirecte wijze heeft doorgegeven aan creditcardorganisaties, na beantwoording van die vraag door Dexia waarin inzicht is gegeven over haar handelwijze, verder niet te beoordelen.
7.3.2. Voorts voert Van [X.] tal van bedenkingen aan tegen de handelwijze van Dexia, zo onder andere met betrekking tot de registratie van aandelen op contractnummer (punt 18 brief 10 oktober 2007). Wat er ook moge zijn van die handelwijze, een en ander kan niet afdoen aan het feit dat Dexia thans het verlangde, en op de wet gebaseerde inzicht heeft gegeven. De onderhavige procedure strekt er in het bijzonder niet toe om geschillen over de wijze van verwerking te beslechten.
7.4. Het hof zal thans ingaan op de nog resterende bemerkingen van Van [X.], opgenomen in zijn brief van 10 oktober 2007 en 18 december 2007.
7.4.1. Van [X.] verlangt (onder punt 1) inzage in het accountantsrapport van PWC. Dit verzoek wordt afgewezen. Dexia heeft onbetwist gesteld, en het is niet onaannemelijk, dat in dit rapport geen persoonsgegevens van Van [X.] zijn verwerkt. Van [X.] doet zijn verzoek in het kader van zijn vraag of Dexia wel aandelen heeft aangekocht van het door hem ingelegde geld. De beantwoording van deze vraag valt evenwel buiten het bestek van deze procedure en kan dan ook geen aanleiding geven om Dexia opdracht te geven het rapport over te leggen.
7.4.2. Van [X.] heeft afschriften verlangd van klachtencorrespondentie (punt 2). Dexia heeft aan dit verzoek (nader) voldaan bij haar akte van 22 november 2007. In zijn dupliek heeft Van [X.] niet gesteld dat deze kennisgeving niet volledig zou zijn. Dit punt behoeft dan ook geen verdere behandeling.
7.4.3. Van [X.] heeft het gebruik van persoonsgegevens in een aantal systemen (onder andere het Dexia ESP desk) aan de orde gesteld (onder punt 3). Dexia heeft daaromtrent informatie verschaft onder meer inhoudende dat zijn persoons- gegevens daarin niet voorkomen. Van [X.] stelt daarbij kritische vragen. Deze vragen vallen evenwel buiten de reikwijdte van deze procedure. Het hof heeft geen aanwijzingen dat de informatie van Dexia vals of ondeugdelijk is.
7.4.4. Van [X.] stelt onder punt 4 de kwestie van de aankoopbewijzen en/of de pandrechten aan de orde. Naar het oordeel van het hof heeft Dexia in toereikende mate uiteengezet welke procedures intern gevolgd worden en wat dit voor gevolgen heeft voor de persoonsgegevens van Van [X.]. Het hof ziet geen aanleiding om meer informatie van Dexia te verlangen.
7.4.5. Onder punt 5 stelt Van [X.] de herkomst van zijn persoonsgegevens aan de orde. Dexia heeft geantwoord niet over verdere informatie over de herkomst van de persoonsgegevens van Van [X.] te beschikken dan de gegeven informatie. Van [X.] wil weten ‘over welke niet concrete informatie over de herkomst’ Dexia dan nog beschikt. Het hof ziet geen rechtsgrond om nog verdere informatie van Dexia te verlangen.
7.4.6. In punt 6 gaat Van [X.] in op de relatie tussen FiscAlert en Dexia. Dat de door Dexia verstrekte gegevens onjuist of onvolledig zouden zijn, wordt evenwel niet gesteld en is overigens ook niet kunnen blijken.
7.4.7. In de punten 7 en 8 legt Van [X.] een verband met persoonsgegevens die in andere zaken zijn verstrekt. Daarin wordt onder meer aangegeven wat Dexia van die klanten niet heeft verwerkt. Het hof kan niet ingaan op hetgeen zich heeft voorgedaan ten aanzien van andere klanten. Zoveel staat wel vast, en is ten deze relevant, dat Dexia niet hoeft te vermelden welke persoonsgegevens van Van [X.] zij niet heeft verwerkt.
7.4.8. Punt 9 gaat over de slechte leesbaarheid van een stempel onder het contract. Het zij zo. Dit aspect behoeft geen behandeling.
7.5.1. De conclusies ten aanzien van de verzoeken van Dexia zijn als volgt.
De beschikking van de rechtbank is juist en komt niet in aanmerking voor vernietiging.
Het verzoek tot het teruggeven van het op 11 mei 2005 verstrekte overzicht wordt afgewezen, omdat Van [X.] gerechtigd is tot de inhoud daarvan. Op deze grond dient ook het verzoek om Van [X.] te verbieden gebruik te maken van dat overzicht, te worden afgewezen.
7.5.2. Het hof ziet wel aanleiding om te bepalen dat Dexia met het verschaffen van de inlichtingen bij akte van 14 augustus 2007 en 22 november 2007 heeft voldaan aan haar verplichtingen jegens Van [X.], zodat Dexia in ieder geval ná laatstgenoemde datum geen dwangsommen meer kan verbeuren. Het laat zich niet uit over de vraag of Dexia vóórafgaande aan laatstgenoemde datum dwangsommen heeft verbeurd. Vaststelling daarvan dient plaats te vinden in een eventueel executiegeding.
7.5.3. Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank de beschikking terecht uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Niet valt in te zien dat Dexia niet al vóór deze appelprocedure de nu wel verschafte informatie niet had kunnen verschaffen. Het belang van Van [X.] bij de informatie weegt dus zwaarder dan het belang van Dexia om die informatie achter te houden.
7.5.4. De conclusies ten aanzien van het tegenverzoek van Van [X.] zijn als volgt.
Vast kan worden gesteld dat het overzicht van 11 mei 2005 niet voldoet aan het bepaalde in artikel 35 Wbp. Op 22 november 2007 was in toereikende mate voldaan aan de informatieplicht zodat het verzoek om Dexia nadere bevelen te geven als bedoeld in art. 46 Wbp niet toewijsbaar is. Er bestaat dus ook geen grond voor het opleggen van een hogere dwangsom. Voor uitvoerbaarverklaring bij voorraad in hoger beroep is geen plaats nu er niets meer valt uit te voeren.
7.5.4. De proceskosten in hoger beroep zullen worden gecompenseerd, aldus dat elk van partijen haar eigen kosten zal dragen.
recht doende op het hoger beroep van Dexia en op het vermeerderde verzoek van Van [X.]:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
verklaart Van [X.] niet-ontvankelijk in zijn verzoek om vast te stellen of Dexia dwangsommen heeft verbeurd, en tot welk bedrag, uit hoofde van de beschikking waarvan beroep;
verstaat dat Dexia in ieder geval op 22 november 2007 jegens Van [X.] heeft voldaan aan haar informatieplicht uit hoofde van de Wbp, zodat er thans geen plaats meer is voor toewijzing van enig verzoek van Van [X.] en ná laatstgenoemde datum ook geen dwangsommen meer kunnen worden verbeurd uit hoofde van de beschikking waarvan beroep;
stelt vast dat het door Dexia verstrekte overzicht van 11 mei 2005 niet voldoet aan de eisen die ingevolge de Wbp aan een dergelijk overzicht gesteld kunnen worden;
wijst af het anders of meer verzochte;
compenseert de proceskosten aldus dat elk van partijen haar eigen kosten draagt;
draagt de griffier op een afschrift van deze beschikking ter kennis te brengen van het College bescherming persoonsgegevens.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Den Hartog Jager, Van Etten en Van den Bergh en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 27 februari in tegenwoordigheid van de griffier.