ECLI:NL:GHSHE:2008:BQ6354

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 103.005.296 T1
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schaik-Veltman
  • A. Venhuizen
  • J. van Laarhoven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake asbest in dak van loods en woonhuis met betrekking tot erfgenamen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep met betrekking tot asbest in het dak van een loods en een woonhuis. De zaak was aanhangig gemaakt door de principaal appellanten, [A.] c.s., tegen de principaal geïntimeerden, [C.] c.s. De rechtbank Maastricht had eerder vonnissen gewezen op 17 mei 2006 en 2 mei 2007, waartegen [A.] c.s. in hoger beroep gingen. In hun memorie van grieven stelden zij vier grieven op en vroegen zij om vernietiging van de eerdere vonnissen en afwijzing van de vorderingen van [C.] c.s., met veroordeling van laatstgenoemden in de proceskosten.

[C.] c.s. bestreden de grieven in hun memorie van antwoord en stelden voorwaardelijk incidenteel appel in, met twee grieven en een verzoek tot toewijzing van hun subsidiaire vorderingen, mocht het principaal appel worden afgewezen. [A.] c.s. gaven een antwoord op het voorwaardelijk incidenteel appel. De zaak werd vervolgens ter zitting behandeld, waarbij partijen hun gedingstukken overlegden en om uitspraak vroegen.

Tijdens de procedure bleek dat [C.] was overleden, wat complicaties met zich meebracht voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof oordeelde dat het hoger beroep niet door of tegen de overleden partij, maar door of tegen diens erfgenamen moest worden ingesteld. Dit leidde tot de beslissing om de zaak naar de rol te verwijzen, zodat [D.], de erfgename, zich kon uitlaten over haar rol in de procedure en of zij ook namens de erfgenamen van [C.] wilde procederen. Het hof hield verdere beslissingen aan totdat deze kwestie was opgehelderd.

Uitspraak

zaaknr. HD 103.005.296
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
tweede kamer, van 21 oktober 2008,
gewezen in de zaak van:
1. [A.],
2. [B.],
wonende te [woonplaats],
appellanten in principaal appel bij exploot van dagvaarding van 12 juli 2007,
geïntimeerden in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. J.E. Benner,
tegen:
1. [C.],
2. [D.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden in principaal appel bij gemeld exploot,
appellanten in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. L.E.J. Jonker,
op het hoger beroep van de door de rechtbank Maastricht gewezen vonnissen van 17 mei 2006 en 2 mei 2007 tussen principaal appellanten – hierna: [A.] c.s. - als gedaagden en principaal geïntimeerden – hierna: [C.] c.s. - als eisers.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 101402/HA ZA 05-488)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven hebben [A.] c.s. vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep en, kort gezegd, tot afwijzing van de vorderingen van [C.] c.s., met veroordeling van [C.] c.s. in de kosten van beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord hebben [C.] c.s. de grieven bestreden. Voorts hebben [C.] c.s. voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld, daarin twee grieven aangevoerd en geconcludeerd kort gezegd, tot, indien de primaire vorderingen van [C.] c.s. in het principaal appel alsnog moeten worden afgewezen, toewijzing van hun subsidiaire vorderingen, met (hoofdelijke) veroordeling van [A.] c.s. in de kosten van het hoger beroep.
2.3. [A.] c.s. hebben in voorwaardelijk incidenteel appel geantwoord.
2.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. Ontvankelijkheid
3.1. Uit de stukken van het geding in eerste aanleg (proces-verbaal van comparitie na antwoord, gehouden op 20 december 2005) is het hof gebleken dat geïntimeerde in het principaal appel sub 1, [C.] (hierna: [C.]) is overleden. [A.] c.s. hebben echter in appel, naast geïntimeerde sub 2([D.]), niet de erfgenamen van [C.] gedagvaard, maar [C.], terwijl, indien een partij in de loop van het geding in eerste aanleg is overleden en dit geding op diens naam is voortgezet, het daaropvolgend hoger beroep niet door of tegen die partij maar door of tegen diens erfgenamen dient te worden ingesteld (vgl. onder meer HR 19 maart 2004, NJ 2004, 619).
3.2. Uit het feit dat mevrouw [D.] tijdens de comparitie na antwoord (waarbij ook haar dochter aanwezig was) zelf mededeling van het overlijden van haar man heeft gedaan en vervolgens geen schorsing van de procedure heeft gevraagd maar het geding op naam van zichzelf en op naam van haar echtgenoot heeft voortgezet, hebben [A.] c.s. wellicht afgeleid dat [D.] verder mede namens de (mede)erfgenamen de procedure heeft vervolgd. Met die gedachte lijkt ook in overeenstemming te zijn dat [D.] in hoger beroep op gelijke wijze (namelijk op naam van zichzelf en van die van haar overleden echtgenoot) procureur heeft gesteld en voorwaardelijk incidenteel appel heeft ingesteld tegen de in principaal appel bestreden vonnissen, waarbij er van de zijde van geïntimeerden kennelijk van is uitgegaan dat de procedure in hoger beroep mede op naam van [C.] kon worden gevoerd en de belangen van de erfgenamen van [C.] door voortzetting van de procedure op zijn naam gewaarborgd konden worden.
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen om [D.] in de gelegenheid te stellen zich erover uit te laten of zij inderdaad zowel voor zichzelf als voor de (mede)erfgenamen van haar overleden echtgenoot beoogt te procederen en in dat geval een verklaring van de erfgenamen van die strekking over te leggen.
3.3. Iedere verdere beslissing in het principaal en in het incidenteel appel wordt aangehouden.
4. De uitspraak
Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
verwijst de zaak naar de rol van 4 november 2008 om [D.] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten omtrent de hiervoor onder 3.2 vermelde kwestie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Schaik-Veltman, Venhuizen en Van Laarhoven en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 oktober 2008.