ECLI:NL:GHSHE:2008:BU6634
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- B. Bod
- W. Waaijers
- Z. Zweers-Van Vollenhoven
- Rechtspraak.nl
Ontslag werknemer en schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag
In deze zaak gaat het om een werknemer, [X.], die per 30 november 2003 door zijn werkgever, [Y.], is ontslagen. [X.] vordert schadevergoeding van € 50.000,- op de grond dat het ontslag kennelijk onredelijk is, primair wegens een voorgewende of valse reden en subsidiair op basis van het gevolgencriterium (artikel 7:681 BW). Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft in een tussenarrest van 5 februari 2008 de werkgever in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de werkbonnen van [X.] en een andere werknemer in de periode van 1 januari 2001 tot 11 juni 2001. In een tweede tussenarrest van 16 juni 2009 heeft het hof bepaald dat als de primaire grondslag voor het ontslag niet kan worden vastgesteld, de vordering van [X.] op basis van de subsidiaire grondslag toewijsbaar kan zijn tot een bedrag van € 25.000,-.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [X.], geboren in 1952, trad op 1 november 2000 in dienst bij [Y.] als koeltechnicus. Na een hartinfarct op 9 juni 2001 kon hij zijn functie niet meer zelfstandig uitoefenen, wat leidde tot zijn ontslag. [Y.] stelde dat [X.] zijn functie niet meer kon vervullen omdat hij niet zelfstandig naar klanten kon rijden. [X.] betwistte deze reden en stelde dat het gebruikelijk was dat servicemonteurs vergezeld werden door een leerlingmonteur. De kantonrechter had eerder de vordering van [X.] afgewezen, maar het hof heeft nu de werkgever gelast om bewijs te leveren van de werkbonnen om te bepalen of de ontslagreden terecht was.
De zaak is complex en draait om de vraag of het ontslag van [X.] kennelijk onredelijk was, waarbij de gevolgen voor hem in vergelijking met het belang van [Y.] bij het ontslag in overweging moeten worden genomen. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere bewijslevering en houdt verdere beslissingen aan.