ECLI:NL:GHSHE:2009:BH1078

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-004059-07
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake het voorhanden hebben van wapens zonder vereiste vergunningen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 januari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van wapens van categorie II en III zonder de vereiste vergunningen, zoals voorgeschreven in de Wet wapens en munitie. De tenlastelegging omvatte onder andere het doen binnenkomen van 120 geweren en 480 magazijnen vanuit Zwitserland, evenals het voorhanden hebben van machinepistolen en machinegeweren vanuit Jordanië. Het hof oordeelde dat het hebben van een verlof geen vrijstelling biedt van de verplichting om over een consent te beschikken bij het doen binnenkomen van wapens. Het hof concludeerde dat het voorhanden hebben van wapens zonder verlof, zelfs wanneer deze onder douaneverband zijn opgeslagen, strafbaar is. De verdachte werd vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar het hof achtte het bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde had begaan. Uiteindelijk besloot het hof geen straf of maatregel op te leggen, gelet op de omstandigheden waaronder de feiten waren begaan. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

Parketnummer: 20-004059-07
Uitspraak : 27 januari 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht van 30 oktober 2007 in de strafzaak met parketnummer 03-530579-05 tegen:
[verdachte],
gevestigd te [vestigingsplaats verdachte]
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 21 november 2004 in de gemeente [plaats delict] zonder consent een of meer wapens van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie en/of onderdelen van wapens van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en munitie, te weten 120 geweren (merk Swiss Arms, type SG-552,kaliber 5.56mm) en/of 480 magazijnen, heeft doen binnenkomen vanuit Zwitserland, in elk geval vanuit het buitenland.
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 21 november 2004 in de gemeente [plaats delict] een of meer wapens van categorie III onder 1 en/of onderdelen van wapens van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten 120 geweren (merk Swiss Arms, type SG-552, kaliber 5.56 mm), en/of 480 magazijnen, voorhanden heeft gehad.
2.
zij op of omstreeks 12 augustus 2004 in de gemeente [plaats delict] zonder consent een of meer wapens van categorie II onder 2 van de Wet Wapens en munitie, te weten 2 machinepistolen en/of 3 machinegeweren (merk FN), en/of een of meer
wapens van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten 3 pistolen en 6 (enkelloops)kogelgeweren (merk FN) en/of onderdelen van wapens van categorie II en/of III heeft doen binnenkomen vanuit Jordanië, in elk geval vanuit het buitenland.
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 12 augustus 2004 in de gemeente [plaats delict] een of meer wapens van categorie II, te weten 2 machinepistolen en/of 3 machinegeweren en/of een of meer wapens van categorie III, te weten 3 pistolen en/of 6
(enkelloops)kogelgeweren en/of onderdelen van wapens van categorie II en/of III, voorhanden heeft gehad.
Voorzover in de tenlastelegging omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging
Vrijspraak
ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde:
het Hof is met de rechter in eerste aanleg van oordeel dat het niet de verdachte was, die de in de tenlastelegging bedoelde (onderdelen van) wapens Nederland heeft doen binnenkomen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 21 november 2004 in de gemeente [plaats delict] wapens van categorie III onder 1 en onderdelen van wapens van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten 120 geweren (merk Swiss Arms, type SG-552, kaliber 5.56 mm), en 480 magazijnen, voorhanden heeft gehad.
2.
zij op 12 augustus 2004 in de gemeente [plaats delict] wapens van categorie II, te weten 2 machinepistolen en 3 machinegeweren en wapens van categorie III, te weten 3 pistolen en 6 (enkelloops)kogelgeweren en onderdelen van wapens van categorie II en III, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Namens de verdachte is aangevoerd dat hij de in de tenlastelegging bedoelde (onderdelen van) wapens niet voorhanden heeft gehad, aangezien hij daarover niet vrij mocht beschikken. Het hof verwerpt dit verweer, omdat de verdachte over bedoelde (onderdelen van) wapens wel kon beschikken, ook al waren zij stevig verpakt, zoals voorgeschreven door art. 14 lid 3 van de Wet wapens en munitie. Het is de feitelijke beschikkingsmacht, welke bepalend is, en niet de bevoegdheid tot beschikken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
De vraag is echter of het ten laste gelegde strafbaar is. Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
De Wet wapens en munitie vergt voor het doen binnenkomen en het doen uitgaan van wapens doorgaans een consent (art. 14 e.v.). Het voorhanden hebben van een wapen is - behoudens hier niet ter zake doende uitzonderingsgevallen - alleen geoorloofd met een verlof (art. 26 en 28). Het hebben van een verlof biedt geen vrijstelling van de verplichting om over een consent te beschikken bij het doen binnenkomen en het doen uitgaan. Dit wordt bevestigd in de memorie van toelichting op de wet (Kamerstukken nr. 14413, 3, p. 30):
‘Op te merken is dat consenten vooral zullen dienen voor commerciële doeleinden. Het is echter niet uitgesloten dat ook een particulier voor een wapen (..) dat hij voorhanden mag hebben een consent tot binnenkomen of uitgaan krijgt.’
Andersom levert het bezit van een consent geen vrijstelling van de verplichting om te beschikken over een verlof. Dit blijkt uit art. 20 lid 1 van de wet:
‘Een consent tot binnenkomst wordt geweigerd indien de aanvrager niet gerechtigd is de wapens of de munitie in Nederland voorhanden te hebben (..).’
Een en ander wordt bevestigd door art. 15 van de wet:
‘Onze Minister kan (..) bepalen dat op grond van de In- en uitvoerwet afgegeven vergunningen tevens gelden als consent (..).’
In het oorspronkelijke wetsvoorstel was zelfs voorzien in de volgende bepaling (art. 17):
‘Een consent tot binnenkomen voor invoer wordt verleend, indien aan de volgende vereisten is voldaan: a. (..); b. de aanvrager moet gerechtigd zijn de wapens (..) in Nederland, België en Luxemburg voorhanden te hebben.’
Een en ander ligt ook voor de hand, omdat het consent voor het doen binnenkomen en het doen uitgaan van wapens een ander doel dient dan het verlof: de verplichting tot het bezitten van een consent moet de overheid de mogelijkheid bieden om greep te houden op de verkeersstromen van en naar het buitenland, terwijl het verlof volledig gericht is op de binnenlandse veiligheid.
Art. 17 is inmiddels vervallen en sinds de wet van 4 december 1997, Stb. 580, vervangen door het al geciteerde art. 20 lid 1. Dit voorschrift bevat echter een belangrijke restrictie. De volledige tekst luidt:
‘Een consent tot binnenkomst wordt geweigerd indien de aanvrager niet gerechtigd is de wapens of de munitie in Nederland voorhanden te hebben, tenzij deze zijn bestemd voor overbrenging en opslag onder douaneverband.’
Uit de toelichting op dit voorschrift kan worden afgeleid dat de minister beoogde te bereiken, dat wapens die onder een douaneverband liggen zijn vrijgesteld van het in art. 26 en 28 bedoelde verlof:
‘Hoewel (de) douanerechtelijke status op zich niet relevant is voor de wapenwetgeving, is er in dit geval feitelijk (nog) iemand die gerechtigd is deze wapens in Nederland voorhanden te hebben. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer een buitenlandse wapenhandelaar wapens naar Nederland verzendt voordat hij een koper daarvoor heeft gevonden. Indien hij vervolgens een Nederlandse koper vindt, wordt de bestemming van de wapens gewijzigd. Alsdan is (..) een wijziging van het consent noodzakelijk. Op de Nederlandse koper die wijziging van het consent aanvraagt, is dan wel van toepassing het vereiste dat hij gerechtigd moet zijn de wapens in Nederland voorhanden te hebben.’ (Kamerstukken nr. 24 107, 3, p. 15)
Daartoe had echter ook art. 26 moeten worden gewijzigd, bijvoorbeeld door aanvulling van het tweede lid van dat voorschrift. Aangezien uit de wetsgeschiedenis niet valt af te leiden of de minister op de verplichting tot het hebben van een verlof altijd een uitzondering wilde maken indien wapens zijn opgeslagen onder douaneverband, meent het hof dat deze achterwege gebleven wijziging niet mag worden ‘ingelezen’ in art. 26. Dat zou immers ten gevolge hebben dat men zelfs grote hoeveelheden zware wapens langdurig zonder verlof in Nederland voorhanden mag hebben, mits zij zijn opgeslagen onder douaneverband.
Dat dit de bedoeling was, kan noch uit de geciteerde delen van de memorie van toelichting op de wet van 4 december 1997, noch uit de verdere tekst daarvan worden afgeleid. Het ‘inlezen’ van de achterwege gebleven wijziging in art. 26 zou bovendien de vraag oproepen, hoe moet worden gehandeld wanneer degene die wapens voorhanden heeft, die zijn opgeslagen onder douaneverband, niet alleen geen verlof daartoe bezit, maar - zoals in het onderhavige geval - door nalatigheid van degene die de wapens Nederland deed binnenkomen ook niet in het bezit is van een consent.
Om dezelfde redenen valt naar het oordeel van het hof niet aan te nemen dat men wapens, die zijn opgeslagen onder douaneverband, niet meer voorhanden zou hebben in de zin van art. 26.
Het hof concludeert daarom dat het zonder verlof voorhanden hebben van wapens of munitie van de categorieën II en III zoals bedoeld in de Wet wapens en munitie, ondanks de bij de wet van 4 december 1997, Stb. 580 in art. 20 aangebrachte wijziging, ook strafbaar is wanneer die goederen zijn opgeslagen onder douaneverband.
Het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde is telkens voorzien bij artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Namens de verdachte is aangevoerd dat haar geen schuld treft, aangezien de douane toestemming gaf tot het lossen van de onderhavige (onderdelen van) wapens, zodat zij er van mocht uitgaan dat zij toestemming had om die voorwerpen voorhanden te hebben.
Naar het oordeel van het hof faalt dit verweer alleen al omdat de douane niet de instantie is, die bevoegd is tot het verlenen van het in art. 26 van de Wet wapens en munitie bedoelde verlof.
Op te leggen straf of maatregel
Het hof is, gelet op de voren beschreven omstandigheden waaronder het feit is begaan, echter van oordeel dat aanleiding bestaat om te bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder
1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
1. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
2. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd, en Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Bepaalt, dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Aldus gewezen door
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. J.M. Reijntjes,
in tegenwoordigheid van A.J.H.M. van Baast, griffier,
en op 27 januari 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.