LK
18 februari 2009
Sector civiel recht
Zaaknummer: HV 200.018.619/01
Zaaknummer eerste aanleg: 03/613 R
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
in de zaak in hoger beroep van:
advocaat: mr. P.A. Schippers.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 29 oktober 2008, waarvan de inhoud bij [X.] bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 5 november 2008, heeft [X.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de schuldsaneringsregeling te beëindigen met verlening van de schone lei.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 februari 2009. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [X.], bijgestaan door haar advocaat, mr. P.A. Schippers;
- de bewindvoerder, mevrouw E.M. van Ooijen.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg op 1 oktober 2008;
- het door de bewindvoerder overgelegde eindverslag van 30 oktober 2006;
- de brief van de bewindvoerder van 27 januari 2009 met bijlage;
- de brief van mr. Schippers van 2 februari 2009 met bijlagen.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4.1.1. Bij vonnis van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 8 december 2003 is ten aanzien van [X.] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Bij vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 9 december 2003 is het saneringsplan vastgesteld met een looptijd tot 8 december 2006. Bij vonnis van 19 februari 2007 is het saneringsplan gewijzigd waarbij de looptijd van de schuldsaneringsregeling is verlengd in verband met een achterstand in de betalingen van de boedelbijdragen van ongeveer € 1.600,00 tot uiterlijk 8 december 2008 of zoveel eerder als de bewindvoerder zou laten weten dat de achterstand volledig is ingelopen. Bij vonnis van 12 november 2007 heeft de rechtbank [X.] opnieuw een laatste kans gegeven om de regeling tot een goed einde te brengen en de door de bewindvoerder verzochte beëindiging van de regeling afgewezen. De rechtbank heeft daarbij overwogen voornemens te zijn de regeling nog voor een periode van zes maanden door te laten lopen. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot 12 mei 2008.
4.1.2. Op 2 december 2004 is [X.] ten gevolge van een auto-ongeval gewond geraakt. [X.] heeft met de verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval op 28 februari 2008 een vaststellingsovereenkomst gesloten. De overeenkomst houdt in dat de door [X.] geleden materiële en immateriële schade is vastgesteld op € 10.000,00.
4.2.1. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Faillissementswet (Fw) vastgesteld dat de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft de looptijd van het saneringsplan aldus gewijzigd dat het eindigt zodra het vonnis onherroepelijk is geworden. De rechtbank heeft geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw aan [X.] geen ‘schone lei’ is verleend.
4.2.2. De rechtbank heeft daartoe - kort gezegd - overwogen dat [X.] door het niet afdragen aan de boedelrekening van de schade-uitkering verwijtbaar heeft gehandeld en haar schuldeisers heeft benadeeld. Daarbij neemt de rechtbank in haar overweging mee dat [X.] diverse keren de kans heeft gekregen om haar schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. De rechtbank is van mening dat [X.] tekort is geschoten in haar inspanningsverplichting en dat zij zich de belangen van de schuldeisers onvoldoende heeft aangetrokken omdat zij geen hulp heeft gezocht door bijvoorbeeld beschermingsbewind aan te vragen toen bleek dat zij niet in staat was zelf orde op zaken te stellen. De rechtbank heeft geoordeeld dat [X.] is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen en dat deze tekortkoming haar kan worden toegerekend. Nu het gaat om het tekortschieten in de nakoming van de kernverplichtingen van de schuldsaneringsregeling heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor toepassing van artikel 354 lid 2 Fw, zodat de schuldsaneringsregeling is beëindigd zonder toekenning van de schone lei.
[X.] kan zich met voormeld vonnis niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.
4.3. [X.] heeft in het beroepschrift – kort gezegd – aangevoerd:
- dat zij de schade-uitkering heeft aangewend ter voldoening van de kosten van juridische bijstand tot een bedrag van € 2.975,-;
- dat zij kosten gemaakt heeft in verband met het opgelopen letsel tot een bedrag van € 2.025,-;
- dat het restant van € 5.000,- immateriële schadevergoeding betreft en dat dit laatste bedrag door de rechter-commissaris geheel nominaal dient te worden vrijgelaten gezien het hoogstpersoonlijke karakter van deze schade alsmede het feit dat deze schade het functioneren van [X.] in de toekomst mede beïnvloedt.
[X.] stelt zich op het standpunt dat de nieuwe schulden die zijn ontstaan niet het gevolg zijn van verwijtbaar handelen van haar maar voortkomen uit eindafrekeningen van onder meer de belastingdienst en Nuon. [X.] heeft met de schuldeisers een betalingsregeling getroffen die zij nakomt. Voor wat betreft de boedelachterstand stelt [X.] dat zij deze heeft teruggebracht tot € 140,42. Zij zal dit laatste bedrag vóór de mondelinge behandeling hebben voldaan.
Tenslotte betwist [X.] dat de bewindvoerder haar reeds bij aanvang van de schuldsaneringsregeling heeft verzocht beschermingsbewind aan te vragen. [X.] blijft van mening dat beschermingsbewind voor haar niet noodzakelijk is.
4.4. In haar brief van 27 januari 2009 en ter zitting heeft de bewindvoerder gepersisteerd bij haar standpunt dat het vonnis van de rechtbank van 29 oktober 2008 dient te worden bekrachtigd. De schadevergoeding valt volledig in de boedel. [X.] heeft haar crediteuren benadeeld door de schade-uitkering aan te wenden voor de betaling van nieuwe schulden. De nieuwe schulden zijn het gevolg van verwijtbaar handelen van [X.]. Ondanks expliciete verzoeken van de bewindvoerder, heeft [X.] de teruggaven van de belastingdienst laten doorlopen en verbruikt. Van een balans tussen inkomsten en uitgaven is geen sprake. De boedelachterstand is inmiddels betaald.
4.5. Het hof komt tot de volgende beoordeling.
4.5.1. De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep overwogen dat de rechtbank [X.] per vergissing heeft opgeroepen voor een tussentijdse beëindigingzitting, dat gebleken is dat de looptijd van de schuldsaneringsregeling reeds op 12 mei 2008 verlopen was en dat de rechter daarom ter zitting heeft besloten de zaak te behandelen als zijnde een beëindiging na verloop termijn. Uit de hiervoor onder 4.1.1 vermelde inhoud van het vonnis van de rechtbank van 12 november 2007 kan echter niet worden afgeleid dat de rechtbank in dat vonnis de looptijd van de schuldsaneringsregeling had bekort tot de datum van 12 mei 2008. De rechtbank had immers het verzoek van de bewindvoerder tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen, en iedere verdere beslissing tot 12 mei 2008 aangehouden. De rechter-commissaris heeft in zijn voordracht van 23 september 2008 geadviseerd het saneringsplan te wijzigen, naar het hof begrijpt door de termijn van de regeling te verkorten, en de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 354 Fw, waarbij de schone lei aan [X.] wordt onthouden. Het hof zal in hoger beroep alsnog op deze voordracht beslissen.
4.5.2. Op 1 januari 2008 is de Wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de herziening van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen in werking getreden ( Staatsblad 2007, nummer 192). Ingevolge artikel IV, tweede lid, van deze wet, waarin het overgangsrecht is neergelegd, blijft op een saneringsplan dat op de datum van inwerkingtreding van voornoemde wet door de rechter reeds is vastgesteld het recht van toepassing zoals dat gold voor de datum van inwerkingtreding van deze wet. Gelet op het voorgaande zijn op de wijziging van de ingevolge deze saneringsplannen vastgestelde looptijd van de schuldsaneringen aldus de bepalingen van de Faillissementswet (Fw) van toepassing, zoals deze golden vóór 1 januari 2008.
4.5.3. Als maatstaf voor de vraag of grond bestaat tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling geldt of, in het licht van de overige omstandigheden van het geval, het niet voldoen aan verplichtingen uit hoofde van de schuldsanerings-regeling een duidelijke aanwijzing vormt dat bij de schuldenaar de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsanerings-regeling heeft ontbroken. Een en ander is ingevolge artikel 354 lid 1 Fw mede van belang voor de verlening van de ‘schone lei’.
4.5.4. Het hof neemt de volgende – ter zitting en uit de stukken gebleken – feiten en omstandigheden in aanmerking.
Schade-uitkering
De rechtbank heeft terecht overwogen dat de schade-uitkering van € 10.000,- in beginsel in zijn geheel aan de boedel overgemaakt dient te worden. Vervolgens is het aan de rechter-commissaris om op de voet van artikel 295 lid 3 Fw te bepalen of en zo ja in hoeverre er gronden zijn om een gedeelte van het bedrag vrij te laten. [X.] heeft de schade-uitkering niet aan de boedel overgemaakt. [X.] heeft van het ontvangen bedrag naast betaling van de kosten van haar advocaat nieuwe schulden betaald, zodat de schade-uitkering niet meer beschikbaar is. Daarmee heeft [X.] haar schuldeisers benadeeld.
Nieuwe schulden
[X.] heeft een schuld laten ontstaan bij de belastingdienst door de belastingteruggave door te laten lopen en te verbruiken. [X.] heeft de omvang van de nieuwe schulden niet inzichtelijk gemaakt. Evenmin heeft [X.] inzichtelijk gemaakt welke nieuwe schulden zij met de schade-uitkering heeft voldaan. Ondanks dat de rechtbank de termijn van de schuldsanerings-regeling heeft verlengd en [X.] de schade-uitkering grotendeels heeft aangewend voor de betaling van nieuwe schulden is aan het einde van de schuldsaneringsregeling sprake van substantiële schulden ten bedrage van ongeveer € 3.000,-. Weliswaar zijn voor deze schulden volgens [X.] betalingsregelingen getroffen, echter [X.] heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze schulden inmiddels voldaan zijn.
4.5.5. Op grond van voormelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [X.] beëindigd dient te worden zodat de termijn gedurende welke de schuldsaneringsregeling van toepassing is wordt verkort. Het hof stelt vast dat [X.] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de voor haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Het hof acht geen termen aanwezig te bepalen dat deze tekortkomingen gezien hun bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing kunnen blijven. De rechtbank heeft dan ook terecht beslist dat de schuldsaneringsregeling wordt beëindigd zonder toekenning van de schone lei.
4.5.6. Het vonnis waarvan beroep zal derhalve worden bekrachtigd, onder verbetering van de gronden.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, onder verbetering van de gronden.
Dit arrest is gewezen door mrs. Kranenburg, De Klerk-Leenen en Walstock, en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2009.