ECLI:NL:GHSHE:2009:BH3824

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-002028-08
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op psychische overmacht in strafzaak met verduistering

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1980 en werkzaam als filiaalmanager, werd beschuldigd van verduistering van geldbedragen en een personenauto. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], had een schadevergoeding van EUR 40.293,89 gevorderd, welke in eerste aanleg was toegewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich de gehuurde auto wederrechtelijk had toegeëigend door deze niet terug te geven na de huurperiode. De verdachte voerde aan dat zij onder psychische druk van haar ex-partner handelde, wat haar wilsvrijheid zou hebben aangetast. Het hof nam een rapport van drs. J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog, in overweging, waarin werd gesteld dat de persoonlijkheidsstoornis en traumatisering van de verdachte haar gedragskeuzemogelijkheden ernstig hadden beperkt. Het hof concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat haar wilsvrijheid ontbrak ten gevolge van psychische overmacht. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, en de kosten van het geding werden aan haar opgelegd.

Uitspraak

Parketnummer: 20-002028-08
Uitspraak: 18 februari 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 mei 2008 in de strafzaak met parketnummer 01-840982-07 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1980],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd en een vordering ingediend, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 40.293,89,
te vermeerderen met - kort gezegd - de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep in hoofdsom toegewezen.
De voeging duurt in hoger beroep van rechtswege voort voor zover de vordering is toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van haar vordering. De vordering van de benadeelde partij strekt in hoger beroep derhalve tot betaling van EUR 40.293,98.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd:
1.
dat zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 23 december 2006 te ’s-Hertogenbosch (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en) (in totaal ongeveer 38.598,33 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als filiaalmanager en/of medewerker van [slachtoffer 1], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
dat zij in of omstreeks de periode van 6 december 2005 tot en met 8 februari 2006 te ’s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, opzettelijk een (personen)auto (merk VW Polo, kenteken [XX-YY-ZZ]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten door het huren van voornoemde (personen)auto, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
In deze weergave van de tenlastelegging zijn de door de eerste rechter aangebrachte verbeteringen begrepen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
1.
dat zij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2006 tot en met 23 december 2006
te ’s-Hertogenbosch telkens opzettelijk geldbedragen (in totaal ongeveer 38.598,33 euro), die toebehoorden aan [slachtoffer 1], en welke geldbedragen verdachte telkens uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als filiaalmanager en medewerker van [slachtoffer 1] onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
dat zij in de periode van 6 december 2005 tot en met 8 februari 2006 te
’s-Hertogenbosch opzettelijk een personenauto (merk VW Polo, kenteken [XX-YY-ZZ]), toebehorende aan [slachtoffer 2], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten door het huren van voornoemde personenauto, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Van de zijde van de verdachte is met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd, kort gezegd, dat bij de verdachte het voor bewezen verklaring vereiste opzet ontbrak, aangezien het de verdachte feitelijk onmogelijk was de personenauto bij de verhuurmaatschappij terug te brengen doordat de toenmalige vriend van verdachte ([naam]) die auto onder zich had genomen en gehouden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Met de rechter in eerste aanleg en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verdachte zich de gehuurde auto wederrechtelijk heeft toegeëigend door daarover als heer en meester te gaan beschikken. De verdachte heeft immers, hoewel zij als huurder van de auto de plicht had te zorgen dat de auto aanstonds na ommekomst van de huurperiode bij de verhuurder terugkwam, nagelaten de auto aan het einde van de huurperiode aan de verhuurder terug te geven. Voorts heeft de verdachte geen maatregelen getroffen die ertoe hadden kunnen leiden dat de door haar gehuurde weer onder het bereik van de verhuurder kwam. Zo heeft de verdachte de verhuurder in de periode na het verstrijken van de huurperiode niet aanstonds op de hoogte gesteld van de plaats waar die auto zich toen bevond.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1 is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht, in verband met het bepaalde in artikel 322 van dat wetboek.
Het bewezen verklaarde onder 2 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Hetgeen bewezen is verklaard wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Van de zijde van de verdachte is het verweer gevoerd dat de verdachte van het ten laste gelegde onder 1 en 2 dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe is aangevoerd dat bij de verdachte sprake was van psychische overmacht, zodat zij aan haar handelen geen schuld had en haar daarvan strafrechtelijk geen verwijt kan worden gemaakt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In het dossier bevindt zich het rapport van 14 mei 2008 van drs. J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog, betreffende het door deze deskundige verrichte psychologisch onderzoek van de verdachte. In het kader van de forensisch psychologische beschouwing concludeert deze deskundige, zakelijk weergegeven:
De persoonlijkheidsstoornis en de ernstige traumatisering van de verdachte hebben in sterke mate doorgewerkt in de ten laste gelegde feiten. De inwerking van de stelselmatige en langdurige bedreiging en fysieke mishandeling door verdachtes ex-partner op haar psychisch kwetsbare en weinig weerbare persoonlijkheid heeft de verdachte ernstig getraumatiseerd, met als gevolg dat haar gedragskeuzemogelijkheden in deze periode sterk verminderden. Onder invloed van haar normaal ontwikkelde gewetensfunctie was de verdachte zich wel bewust van de wederrechtelijkheid van haar handelen en heeft zij momenten gehad waarop zij gedragsalternatieven heeft overwogen (bijvoorbeeld de politie inschakelen), maar onder invloed van de sterke angst voor haar ex-partner (de voor haar erg reële angst te worden gedood als zij niet zou doen wat hij van haar eiste: geld ontvreemden) en achterdocht, samenhangend met de traumatisering en persoonlijkheidsstoornis, heeft de verdachte niet de mogelijkheden gehad om die gedragsalternatieven ten uitvoer te brengen (onderstreping hof).
Op grond van de conclusie van de deskundige Gresnigt is naar het oordeel van het hof genoegzaam aannemelijk geworden dat de verdachte tot het bewezen verklaarde handelen
is gekomen onder invloed van een zodanige van buiten komende druk, dat redelijkerwijze niet van haar te vergen was dat zij daartegen weerstand bood. Dit betekent dat de voor “schuld” aan het bewezen verklaarde vereiste wilsvrijheid bij de verdachte ontbrak, zodat zij niet strafbaar is voor het bewezen verklaarde en ter zake van alle rechtsvervolging ontslagen dient te worden.
Schadevergoeding
Met de verdediging is het hof van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering niet ontvangen kan worden, nu aan de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen, waardoor de door de benadeelde partij voornoemd gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen, met een verwijzing in de kosten als hierna te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het
onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
- ten aanzien van feit 1:
Verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
- ten aanzien van feit 2:
Verduistering.
verklaart verdachte met betrekking tot het onder 1 en 2 bewezen verklaarde niet strafbaar;
ontslaat verdachte mitsdien ter zake van alle rechtsvervolging;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering niet-ontvankelijk;
veroordeelt de benadeelde partij voornoemd in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. K. van der Meijde, voorzitter,
mr. J.M.W.M. van den Elzen en mr. J.G. Sillevis Smitt,
in tegenwoordigheid van dhr. J.M.A.W. Koningstein, griffier,
en op 18 februari 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.G. Sillevis Smitt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.