ECLI:NL:GHSHE:2009:BH5958

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.012.508
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D. den Hartog Jager
  • S. Schaafsma-Beversluis
  • A. Kleijngeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurovereenkomst en rechtsmiddelenverbod

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X.] tegen de gemeente Sittard-Geleen, naar aanleiding van een beschikking van de kantonrechter in Maastricht die het verzoek van [X.] om de huurovereenkomst te verlengen had afgewezen. De kantonrechter had de huur opgezegd en [X.] opgedragen het gehuurde pand, waar hij een makelaarskantoor voerde, te ontruimen. [X.] was het niet eens met deze beslissing en heeft in hoger beroep klachten geformuleerd die volgens hem zouden moeten leiden tot doorbreking van het rechtsmiddelenverbod. Hij stelde dat de gemeente geen aanvaardbare vervangende bedrijfsruimte had aangeboden en dat de opzeggingsbrief geen gronden bevatte. Ook voerde hij aan dat de gemeente de actualiteit van de herontwikkeling van het gebied niet had aangetoond en dat er geen sloopvergunning was afgegeven. Het hof heeft de klachten van [X.] beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet voldoende onderbouwd waren om te kunnen spreken van een schending van fundamentele rechtsbeginselen. Het hof oordeelde dat het beroep op doorbreking van het rechtsmiddelenverbod faalde, omdat de aangevoerde klachten niet leidden tot de conclusie dat er geen sprake was van een eerlijk proces. De beslissing van de kantonrechter werd bevestigd en [X.] werd verwezen in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

dHJ
11 maart 2009
Sector civiel recht
Zevende kamer
Zaaknummer:HV 200.012.508
Zaaknummer eerste aanleg: 283053 EJ VERZ 08-392
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
in de zaak van:
[X.],
wonende te [woonplaats], België,
appellant,
hierna te noemen: [X.],
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
t e g e n
de openbare rechtspersoon de GEMEENTE SITTARD-GELEEN,
zetelende te Sittard-Geleen,
geïntimeerde,
verder te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. N.J.M. Broers.
1. Het verloop van de procedure
1.1. De rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Sittard-Geleen, heeft bij beschikking van 29 mei 2008 het verzoek van [X.] ex artikel 7:230a lid 1 BW afgewezen.
1.2. [X.] heeft bij beroepschrift met bijlagen, dat ter griffie van dit hof is binnengekomen op 27 augustus 2008, klachten geformuleerd die moeten leiden tot doorbreking van het appelverbod en grieven aangevoerd waarna hij heeft verzocht de beschikking te vernietigen en de huurovereenkomst tussen partijen te verlengen, met veroordeling van de gemeente in de kosten in eerste aanleg en in hoger beroep.
1.3. Bij verweerschrift met bijlagen, dat bij het hof is binnengekomen op 9 oktober 2008, heeft de gemeente verzocht [X.] niet ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans de beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van [X.] in de kosten van de procedure.
1.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op woensdag 18 februari 2009. Daarbij waren aanwezig de heer en mevrouw [X.] en hun zoon, bijgestaan door mr G.M.J. Diederen, alsmede de advocaat van de gemeente vergezeld van de heer J.H.A.M. Leurs. Uitspraak is bepaald op heden.
2. De gronden van het verzoek
Voor de klachten en de grieven, alsmede de toelichting daarop, verwijst het hof naar het beroepschrift.
3. De beoordeling
3.1. De feiten
3.1.1. De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder het kopje DE VASTSTAANDE FEITEN een aantal feiten vastgesteld. Deze zijn in hoger beroep niet bestreden en dienen het hof derhalve tot uitgangspunt.
3.1.2. Het gaat in deze zaak om de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het bedrijfspand – in de zin van artikel 7:230a BW – gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam]. In dit pand voerde [X.] een makelaarskantoor. Ook zijn echtgenote en zijn zoon voerden van daaruit bedrijf (hypotheekcentrale en makelaardij). De gemeente heeft op 16 mei 2007 de huur opgezegd tegen 1 januari 2008 en [X.] aangezegd het gehuurde uiterlijk op die dag te ontruimen.
3.1.3. [X.] heeft het gehuurde niet ontruimd. Hij heeft een verzoek als bedoeld in artikel 7:230a lid 1 BW ingediend. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen en het tijdstip van ontruiming vastgesteld op 1 augustus 2008.
3.1.4. [X.] is op 7 augustus 2008 gedwongen ontruimd. Het pand is vrijdag 13 februari 2009 gesloopt.
3.2. Het rechtsmiddelenverbod
3.2.1. Tegen een beschikking gegeven op de voet van artikel 7:230a BW staat ingevolge lid 8 van die bepaling geen hogere voorziening open. Dit rechtsmiddelenverbod kan worden doorbroken onder meer door erover te klagen dat de kantonrechter fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden (artikel 13 EVRM). Door [X.] zijn klachten aangevoerd (daarvan laat het hof hier in het midden of de genoemde beginselen wel kunnen worden aangemerkt als fundamentele rechtsbeginselen in de zin van artikel 6 EVRM). Hij stelt dat de kantonrechter het zorgvuldigheidbeginsel en het redelijkheidbeginsel heeft geschonden. Het stellen van die klachten is voldoende voor de ontvankelijkheid in hoger beroep, HR 9 oktober 1992, NJ 1992/771. [X.] kan derhalve in hoger beroep worden ontvangen. Het hof zal evenwel, alvorens op de grieven te kunnen oordelen, dienen na te gaan of de klachten gegrond zijn. Is dat niet het geval dan dient het beroep op doorbreking van het rechtsmiddelenverbod te worden verworpen en kan het hof niet toekomen aan een beoordeling van de grieven.
3.2.2. [X.] heeft de klachten verder niet onderbouwd of toegelicht. Naar het hof uit de memorie van grieven en de mondelinge toelichting begrijpt, is hij het niet eens met de gegeven beslissing. Hij wijst op de volgende – kort samengevatte – aspecten:
?de opzeggingsbrief bevat geen opzeggingsgronden;
?de gemeente heeft geen aanvaardbare vervangende bedrijfsruimte aangeboden;
?de gemeente heeft geen aanvaardbare verhuis- en herinrichtingsvergoeding aangeboden; het aangeboden bedrag van
€ 25.000,- is zeker te laag;
?de gemeente heeft gesteld dat zij het gehuurde nodig heeft in verband met de herontwikkeling van het gebied [gebiedsnaam], maar die ontwikkeling is nog lang niet actueel; de gemeente heeft de actualiteit en het spoedeisend belang niet aangetoond;
?er is nog geen sloopvergunning afgegeven;
?de gemeente is niet bereikbaar voor redelijk overleg;
?de gemeente had toegezegd dat [X.] in ieder geval tot 1 januari 2009 in het gehuurde kon blijven en over 2008 geen vergoeding verschuldigd zou zijn;
?het is onredelijk dat de gemaakte belangenafweging niet in het voordeel van [X.] is uitgevallen;
?het is onbegrijpelijk dat de kantonrechter heeft geweigerd de huur te verlengen en de ontruiming vastgesteld op 1 augustus 2008, mede tegen de achtergrond dat in vergelijkbare zaken vrijwel altijd het verzoek uit artikel 7:230a BW wordt gehonoreerd;
?de kantonrechter heeft uit het feit dat hij, [X.], in België woont en daar een eigen zaak (ook een makelaardij) heeft, en uit het feit dat zijn zoon in het gehuurde een makelaardij heeft opgestart, ten onrechte afgeleid dat hij, [X.], in [plaatsnaam] geen bedrijf meer zou uitoefenen en derhalve onvoldoende belang heeft bij zijn verzoek; [X.] is steeds, ook na zijn vertrek naar België, bedrijf blijven voeren in het gehuurde.
3.2.3. Van doorbreking van het onderhavige appelverbod kan eerst sprake zijn als er schending is van een zo fundamenteel rechtsbeginsel dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken. Daartoe is niet voldoende de klacht dat de betreffende beschikking niet of niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, dat de wederpartij in de beleving van appellant zich onredelijk gedraagt of zich niet aan gemaakte afspraken houdt, dat de rechter is uitgegaan van andere feiten en omstandigheden dan de appellant voor juist houdt, dat de beslissing in de beleving van appellant onredelijk is of niet te begrijpen valt noch dat in andere zaken tot een andere afweging van belangen wordt gekomen.
3.2.4. Naar het oordeel van het hof heeft [X.] de aangevoerde klachten niet onderbouwd met stellingen die, zo juist bevonden, aanleiding zouden kunnen geven voor het oordeel dat geen sprake is van een eerlijk proces of dat niet een onpartijdige behandeling heeft plaatsgevonden. Ten aanzien van dit laatste onderdeel merkt het hof op dat het beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel niet met feiten is onderbouwd. Het beroep op doorbreking van het rechtsmiddelenverbod van artikel 7:230a lid 8 BW faalt derhalve.
3.3. [X.] zal worden verwezen in de kosten van dit hoger beroep.
4. De beslissing
Het hof:
verwerpt het beroep op doorbreking van het appelverbod;
veroordeelt [X.] in de kosten van dit hoger beroep aan de zijde van de gemeente gevallen, tot op heden begroot op € 303,- voor vast recht en op € 1.788,- voor salaris advocaat.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Den Hartog Jager, Schaafsma-Beversluis en Kleijngeld en in het openbaar uitgesproken 11 maart 2009.