ECLI:NL:GHSHE:2009:BH5963

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.020.832
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • dHJ Den Hartog Jager
  • P. Feddes
  • M. Schaafsma-Beversluis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof tot onderhandse verkoop van in executoriaal beslag genomen aandelen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin werd bepaald dat de besloten vennootschap Beleggingsmaatschappij Mas-d’Alliance B.V. (hierna: Mas-d’Alliance) haar in executoriaal beslag genomen aandelen mocht verkopen aan de verzoekster, [Y.], voor een bedrag van € 15.000,-. De rechtbank had op 7 november 2008 deze beschikking gegeven, die later op 11 december 2008 werd hersteld. Appellanten, [X.] c.s., hebben in hoger beroep aangevoerd dat de aandelen eerder in zekerheid waren gegeven aan een derde, [Z.], en dat deze als belanghebbende opgeroepen diende te worden. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank niet aan de oproeping van de deurwaarder heeft voldaan, wat een omissie was die het hof zou herstellen. Het hof heeft ook opgemerkt dat de statuten van Mas-d’Alliance en andere relevante documenten niet waren overgelegd door [X.] c.s., wat hen werd opgedragen te rectificeren. Het hof heeft de belangen van de pandhouder en de mogelijkheid van verzet tegen de verkoop van de aandelen door derden in overweging genomen. De beslissing van het hof omvatte de oproeping van de heer [Z.] en de deurwaarder voor de volgende zitting, evenals de verplichting voor [X.] c.s. om een beëdigde vertaling van de processtukken te overleggen. De uitspraak werd gedaan door mrs. Den Hartog Jager, Feddes en Schaafsma-Beversluis op 4 maart 2009.

Uitspraak

dHJ
4 maart 2009
Sector civiel recht
Zevende kamer
Zaaknummer:HV 200.020.832
Zaaknummer eerste aanleg: 173609 / EX RK 08-67
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ MAS-D’ALLIANCE B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats], gemeente [gemeentenaam],
en
[X.],
wonende te [plaatsnaam], Curaçao, Nederlandse Antillen,
appellanten,
hierna te noemen: [X.] c.s., dan wel Mas-d’Alliance resp. [X.],
advocaat: mr. R.J.S. Houtackers,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Y.] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats], gemeente [gemeentenaam],
geïntimeerde,
verder te noemen: [Y.],
advocaat: mr. T.P. Schut.
1. Het verloop van de procedure
1.1. De rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft op 7 november 2008 tussen [Y.] als verzoekster en Mas-d’Alliance als verschenen verweerster en [X.] als niet ver-schenen verweerder een beschikking gegeven onder bovengenoemd zaaknummer. De rechtbank heeft bepaald dat [Y.] gerechtigd is om over te gaan tot onderhandse verkoop van de in beslag genomen aandelen in de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Mas-d’Alliance aan haarzelf voor een bedrag van
€ 15.000,-.
Deze beschikking is hersteld bij beschikking van 11 december 2008. Daarin is de naam Mas-d’Alliance gewijzigd in Beleggingsmaatschappij Mas-d’Alliance.
Tegen de eerste beschikking keert zich het hoger beroep.
1.2. Bij appelschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie van het hof op 17 decem-ber 2008, hebben Mas-d’Alliance en [X.] verzocht de beschikking waarvan beroep te vernietigen en bij arrest [bedoeld zal zijn: beschikking] uitvoerbaar bij voorraad het in eerste aanleg gedane verzoek alsnog af te wijzen.
1.3. [Y.] heeft een verweerschrift ingediend. Dit is op de griffie van het hof bin-nengekomen op 21 januari 2009.
1.4. Van de rechtbank werd ontvangen het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg van 12 augustus 2008.
1.5. De mondelinge behandeling vond plaats op woensdag 28 januari 2009. Daar-bij waren de advocaten van partijen aanwezig. De advocaat van [X.] c.s. heeft een schriftelijk stuk met de titel ‘toelichting mondelinge behandeling’ overgelegd. Voorts is overgelegd het proces-verbaal van gerechtsdeurwaarders Stal-man&Rijken van 14 januari 2009 waaruit blijkt dat de executie van de gewraakte beslissing heeft plaatsgevonden.
1.6. De uitspraak werd aanvankelijk voorzien op 11 februari 2009, maar is aange-houden tot heden.
2. De gronden van het verzoek
Voor de gronden van het hoger beroep en de toelichting daarop verwijst het hof naar het appelschrift.
3. De beoordeling
3.1. Bij exploot van beslag van 10 maart 2008 heeft [Y.] ten laste van [X.] execu-toriaal beslag doen leggen op alle aan [X.] in eigendom toebehorende aandelen in Mas-d’Alliance. [X.] is (statutair) DGA in Mas-d’Alliance. Dit exploot, en ook de andere producties bij het inleidend verzoekschrift, zijn in hoger beroep niet over-gelegd. [X.] c.s. dienen die producties alsnog over te leggen.
3.2. Het beslag is gelegd uit hoofde van een op 22 september 2006 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda in kort geding gewezen vonnis tussen [Y.] enerzijds en [X.] en/of Mas-d’Alliance anderzijds. Dit vonnis is [X.] betekend, maar hij heeft daaraan niet voldaan. Dit vonnis en de betekeningstukken zijn niet overgelegd. [X.] c.s. dienen deze stukken alsnog over te leggen. Naar het hof begrijpt uit het wel overgelegde vonnis in kort geding van 6 maart 2008 gaat het om een vordering van [Y.] op [X.] van ongeveer € 165.000,- uit hoofde van twee vonnissen. Beide vonnissen dienen in geding te worden gebracht.
3.3. Bij inleidend verzoekschrift, ingediend op 8 april 2008, dus binnen de termijn van artikel 474g lid 1 Rv, heeft [Y.] de rechtbank verzocht om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat binnen een termijn van 30 dagen tot verkoop en overdracht kan worden overgegaan door onderhandse verkoop van de inbeslaggenomen aandelen in Mas-d’Alliance. Ter terechtzitting heeft [Y.] dit verzoek aangevuld en verzocht toe te staan deze aandelen zelf te mogen kopen voor een bedrag van € 15.000,-, welk bedrag zij heeft gebaseerd op de jaarreke-ning van 2006 van Mas-d’Alliance zoals die in eerste aanleg was overgelegd. Ook deze jaarrekening is in hoger beroep niet overgelegd. [X.] c.s. dienen deze stukken over te leggen alsmede de jaarstukken van de daarop volgende jaren.
3.4. Ingevolge lid 2 van artikel 474g Rv dient de deurwaarder te worden opgeroe-pen en gehoord. De rechtbank heeft aan dit voorschrift voldaan. In hoger beroep is de deurwaarder evenwel niet opgeroepen, noch gehoord. Het hof zal deze omissie herstellen.
3.5. In hoger beroep hebben [X.] c.s. verwezen naar de blokkeringsregeling in de statuten van Mas-d’Alliance. Het hof constateert dat deze statuten niet zijn over-gelegd. [X.] c.s. dienen de statuten en het aandelenregister over te leggen.
3.6. [X.] voert aan dat het recht op hoor en wederhoor te zijnen aanzien is ge-schonden omdat hij in eerste aanleg niet is gehoord op de wijziging van het ver-zoek (namelijk van openbare verkoop in verkoop aan [Y.]). Deze grief is weliswaar gegrond, artikel 283 jo 130 Rv, maar kan [X.] niet baten omdat hij thans in hoger beroep gehoord is op het gewijzigde verzoek.
3.7. [Y.] voert in hoger beroep aan dat Mas-d’Alliance geen (eigen) belang heeft om zich tegen de verkoop van de aandelen te verzetten, en daarom niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard, nu het hier gaat om een executie van een vonnis tegen [X.]. Dit standpunt is naar het oordeel van het hof onjuist. In artikel 474g lid 2 wordt de vennootschap genoemd als degene die wordt opgeroepen om te worden gehoord. Zij kan dan ook verweer voeren, zoals haar goeddunkt en daarbij al hetgeen naar voren brengen wat in haar belang is. Daarbij moet niet zozeer worden gedacht aan de verkoop van de aandelen, die zal de vennootschap inderdaad moeilijk kunnen tegenhouden, als wel ten aanzien van de wijze waarop (onderhands of openbaar). Het belang van de onderneming kan zich er bovendien tegen verzetten dat juist de executeur de aandelen verwerft.
3.8. [Y.] voert in hoger beroep tevens aan dat [X.], die in eerste aanleg niet als verweerder/ belanghebbende is verschenen, zich niet alsnog als appellant kan melden, temeer daar Mas-d’Alliance niet-ontvankelijk is wegens gebrek aan be-lang. Dit standpunt is naar het oordeel van het hof onjuist. Ingevolge artikel 358 Rv staat voor elke belanghebbende hoger beroep open, dus ook voor [X.] als eigenaar van de aandelen, ongeacht of hij in eerste aanleg is verschenen en ongeacht de beslissing jegens anderen die in eerste aanleg zijn verschenen.
3.9. [X.] c.s. hebben in eerste aanleg aangevoerd dat de betreffende aandelen door [X.] bij overeenkomst van 15 oktober 2007 in zekerheid zijn gegeven aan een zekere [Z.], die de aandelen naar Amerikaans recht bij brief van 12 februari 2008 heeft opgeëist, derhalve nog vóór de beslaglegging. [X.] c.s. hebben aangedron-gen om deze [Z.] als belanghebbende op te roepen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling deelt de advocaat van [X.] c.s. mee dat de betreffende aandelen verkocht zijn aan de heer [Z.] en dat deze bij overeenkomst van 15 oktober 2007 in zekerheid zijn gegeven aan de heer [Z.].
[X.] c.s. handhaven hun stelling dat de heer Li dient te worden opgeroepen omdat hij als belanghebbende valt aan te merken.
3.10. Het hof overweegt als volgt. In artikel 474g lid 2 Rv is niet precies aangegeven wie tot de belanghebbenden in de zin van deze bepaling zijn te rekenen. Of een koper of een pandhouder belanghebbende is moet uit de aard van de procedure, en de daarmee verband houdende wetsbepalingen worden afgeleid. Bij de be-antwoording van de vraag of iemand belanghebbende is, zal een rol spelen in hoeverre deze door de uitkomst van de desbetreffende procedure zodanig in een eigen belang kan worden getroffen dat deze daarin behoort te mogen opkomen ter be-scherming van dat belang, of in hoeverre deze anderszins zo nauw betrokken is of is geweest bij het onderwerp dat in de procedure wordt behandeld, dat daarin een belang is gelegen om in de procedure te verschijnen, (vgl. onder andere HR 10 november 2006, NJ 2007/45).
3.11. [Y.] heeft betwist dat de heer [Z.] belanghebbende kan zijn omdat zij, [Y.], de rechten van een pandhouder moet respecteren. Dit pandrecht vervalt immers niet door de executoriale verkoop aan haar (droit de suite), zodat de heer [Z.] daardoor geen bescherming behoeft van haar belang als pandhouder.
3.12. Het hof neemt dienaangaande tot uitgangspunt dat de rechtbank geen open-bare verkoop heeft gelast als bedoeld in artikel 463 Rv, maar het verzoek tot onderhandse verkoop aan [Y.] heeft gehonoreerd. Tegen deze achtergrond heeft de heer [Z.], naar het oordeel van het hof, voldoende belang gekregen om als belang-hebbende te worden aangemerkt. Immers, niet valt uit te sluiten dat de pandhou-der de aandelen zelf wil verwerven en uit dien hoofde bezwaar heeft tegen verkoop aan [Y.]. Daarbij komt dat artikel 474g lid 2 Rv voor derdenrechthebbenden de mogelijkheid opent van verzet tegen de verkoop. De wetgever beschouwt hen kennelijk als belanghebbenden. Het hof zal mitsdien de oproeping van de heer [Z.] gelasten.
3.13. Ingevolge artikel 272 Rv geschiedt de oproeping van niet in de procedure verschenen belanghebbenden door de griffier bij aangetekende brief, tenzij de rechter anders bepaalt.
Het door [X.] c.s. opgegeven adres van de heer [Z.] luidt: [adres], [plaatsnaam].
De Verenigde Staten van Amerika zijn aangesloten bij het Haags Betekeningsverdrag 1965.
3.14. Alvorens het hof tot oproeping overeenkomstig dit Verdrag over te kunnen gaan, dient (analoog aan de Betekeningsverordening) [X.] eerst een vertaling van alle processtukken (zowel die in eerste aanleg als die in hoger beroep) aan de griffie van het hof over te leggen. Het hof merkt hierbij op dat in casu sprake is van een executie en dat alle kosten die thans gemaakt worden proceskosten zijn waar-voor [X.] dient op te komen (het hof neemt voorshands aan dat [X.] door de voorzieningenrechter in de proceskosten is veroordeeld).
3.15. Het staat [X.] c.s. overigens vrij de heer [Z.] informeel op te roepen, uit te nodigen en hem te bewegen vrijwillig te verschijnen, dan wel (schriftelijk) af te zien van verschijning.
3.16. [X.] c.s. stellen dat het bedrag waarvoor de executoriale onderhandse verkoop werd toegestaan, € 15.000,-, te laag is omdat de werkelijke waarde van het appartementsrecht dat behoort tot Mas-d’Alliance, veel hoger is dan de boekwaarde. Ten einde dit verweer te kunnen onderzoeken is het hof aangewezen op deskundigenonderzoek, zowel van een makelaar als een accountant. De kosten daarvan zullen, als executiekosten, ten laste van [X.] worden gebracht. Hij dient zich erover uit te laten of hij bereid is deze kosten te maken. [X.] c.s. hebben ter zitting gesteld dat de WOZ-waarde reeds € 181.000,- is, maar zij hebben nagela-ten de WOZ-beschikking over te leggen. Dat dienen zij alsnog te doen.
4. De beslissing
Het hof:
bepaalt dat [X.] c.s. de in het lichaam van deze beschikking genoemde stukken overlegt en zich uitlaten over de genoemde kostenaspecten;
draagt de griffier op voor de volgende zitting de deurwaarder (toegevoegd-kandidaat gerechtsdeurwaarder E.A.C. Lesterhuis) op te roepen;
draagt de griffier op voor de volgende zitting de heer [Z.] op te roepen;
bepaalt dat [X.] uiterlijk binnen één maand na heden een beëdigde vertaling in het Engels van de processtukken in eerste aanleg en in hoger beroep aan de griffier dienen ter hand te stellen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Den Hartog Jager, Feddes en Schaafsma-Beversluis en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2009.