ECLI:NL:GHSHE:2009:BH6020

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-001049-08
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een aanhangwagen met inhoud in Weert

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte heeft verklaard dat hij op 18 november 2005 in Weert een aanhangwagen langs de weg zag staan, die niet van hem was. Hij vond de aanhangwagen aantrekkelijk en dacht deze voor ongeveer € 150,00 te kunnen verkopen. De verdachte leende een bestelauto van een vriend en koppelde de aanhangwagen aan deze auto om deze mee te nemen. Het hof oordeelde dat de aanhangwagen waarde vertegenwoordigde in het economische verkeer en niet als res nullius kon worden aangemerkt. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit had begaan, namelijk diefstal van de aanhangwagen. Het hof oordeelde dat het ontbreken van een aangifte van diefstal niet afdoet aan de bewezenverklaring. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, omdat niet kon worden bewezen dat hij wetenschap had van de inhoud van de aanhangwagen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 300,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001049-08
Uitspraak : 13 februari 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 10 maart 2008 in de strafzaak met parketnummer 01-993215-05 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1967],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden zal opleggen, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 november 2005 te Eindhoven, althans in Nederland, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een voorwerp(en) en/of vervoermidel(len) en/of stof(fen) en/of geld(en), en/of (ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende hij, verdachte opzettelijk daartoe
- een aanhangwagen en/of een drukreactiedestillatieketel vervoerd en/of voorhanden gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 november 2005 te Weert, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhangwagen (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 november 2005 te Weert, althans in Nederland, opzettelijk een aanhangwagen (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar ’s hofs oordeel is op basis van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, anders dan door de advocaat-generaal is betoogd, niet vast komen te staan dat verdachte wetenschap had met betrekking tot de inhoud van de aanhangwagen die hij bij zich had. Het hof is dan ook van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 november 2005 te Weert met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhangwagen (met inhoud) toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Met betrekking tot het bewezen verklaarde overweegt het hof het navolgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 18 november 2005 in Weert een aanhangwagen (met inhoud) langs de kant van de weg zag staan, welke aanhangwagen niet aan hem toebehoorde. Verdachte, die het ‘een mooie’ aanhangwagen vond en dacht deze voor een bedrag van ongeveer € 150,00 te kunnen verkopen, heeft een bestelauto van een vriend/kennis van hem geleend en heeft vervolgens de aanhangwagen, die kennelijk is staat was vervoerd te worden, aan die bestelbus gekoppeld en heeft die aanhangwagen meegenomen. Naar het oordeel van het hof vertegenwoordigde de aanhangwagen, gelet op de verklaring van verdachte en hetgeen ter zake in het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van de Nationale Recherche d.d. 16 april 2006, nummer 26-004123, is gerelateerd, waarde in het economische verkeer en kon deze geenszins als een res nullius worden aangemerkt. Gelet hierop acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Dat met betrekking tot deze aanhangwagen geen aangifte van diefstal is binnengekomen, doet daaraan naar ’s hofs oordeel niet af.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof komt tot een lagere straf dan door de advocaat-generaal gevorderd, nu het hof minder bewezen verklaart dan waarvan de advocaat-generaal in de vordering is uitgegaan.
Het hof acht de hierna op te leggen straf zowel wat strafsoort als strafmaat betreft het meest passend bij de persoon van de verdachte en de ernst van en omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde feit is gepleegd.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Beslag
Met betrekking tot het beslag merkt het hof op dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afstand heeft gedaan van de onder hem in beslag genomen aanhangwagen en de in die aanhangwagen aantroffen destillatieketel. Derhalve hoeft ten aanzien van het beslag geen beslissing meer te worden genomen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Diefstal.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, te weten 3 (drie) dagen, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde geldboete in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van € 50,00 (vijftig) euro per dag.
Aldus gewezen door mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter, mr. N.J.L.M. Tuijn en mr. H.P. Vonhögen, in tegenwoordigheid van mr. T. Tanghe, griffier, en op 13 februari 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.P. Vonhögen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.