ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9890

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-004468-08
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van ISD-maatregel en beoordeling van recidive in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1981 en thans verblijvende in het Huis van Bewaring Het Veer te Amsterdam, was eerder veroordeeld voor bedreigingen. Het hof constateert dat de recidive van de verdachte op dit gebied beperkt is, met slechts twee eerdere veroordelingen voor in totaal drie bedreigingen. Dit leidt het hof tot de conclusie dat er geen sprake is van langdurig en hardnekkig recidiveren.

Het hof heeft het voorlichtingsrapport van reclasseringsinstelling Novadic-Kentron in overweging genomen, waarin wordt aangegeven dat het nog niet duidelijk is of de ISD-maatregel een passend kader is voor de verdachte. De reclassering adviseert de oplegging van deze maatregel slechts als 'second best'. Gezien de betrekkelijk geringe ernst van de bewezen feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, oordeelt het hof dat de ISD-maatregel, die als ultimum remedium ter beveiliging van de samenleving moet worden opgelegd, thans niet aangewezen is.

Het hof vernietigt het eerdere vonnis voor zover dat aan zijn oordeel is onderworpen en spreekt de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten. Het hof acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en eenvoudige belediging. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. Het hof heft het bevel tot voorlopige hechtenis op en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 20-004468-08
Uitspraak: 1 april 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 17 november 2008 in de strafzaak met parketnummer 01-845409-08 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1981],
thans verblijvende in Huis van Bewaring Het Veer te Amsterdam.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, niet gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 en het onder 3, voor zover betrekking hebbend op de bedreiging van [naam 1], ten laste gelegde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 2 (meermalen gepleegd), 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren zal opleggen, met dien verstande dat het hof bij het bepalen van de duur van die maatregel geen rekening zal houden met de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal
worden vernietigd, reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en voor zover in hoger beroep nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 3 augustus 2008 te Drunen, gemeente Heusden, [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Je gaat eraan, het gaat niet lang meer duren" en/of "Ik zal van de week wel een molotovcocktail naar jullie gooien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 30 juli 2008 te Drunen, gemeente Heusden, [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik trek jullie kop van de romp", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 4 augustus 2008 te Drunen, gemeente Heusden, opzettelijk beledigend [naam 3] in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerhomo" en/of "kankerlijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 3 augustus 2008 te Drunen, gemeente Heusden, [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik zal van de week wel een molotovcocktail naar jullie gooien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 30 juli 2008 te Drunen, gemeente Heusden, [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik trek jullie kop van de romp", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op 4 augustus 2008 te Drunen, gemeente Heusden, opzettelijk beledigend [naam 3] in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerhomo" en "kankerlijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder 2, 3 en 4 is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 2 en 3 is telkens voorzien bij artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 4 is voorzien bij artikel 266, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten niet toerekeningsvatbaar te achten is.
Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De advocaat-generaal heeft, zoals hiervoor werd overwogen, gevorderd dat het hof aan verdachte de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren zal opleggen, zonder aftrek van de duur van de reeds ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis.
De raadsman heeft betoogd dat oplegging van de ISD-maatregel niet is aangewezen. Daartoe is aangevoerd dat er weliswaar is voldaan aan de formele wettelijke vereisten voor oplegging van die maatregel, maar dat er contra-indicaties zijn voor de ISD-maatregel, aangezien verdachte absoluut ongemotiveerd is om medewerking te verlenen aan enige vorm van behandeling in het kader van die maatregel, zodat oplegging van de ISD-maatregel in de praktijk erin zal resulteren dat verdachte gedurende twee jaren gedetineerd zal zijn, waarna hij onbehandeld in de maatschappij zal terugkeren. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat onvoldoende is onderzocht of er alternatieven voor de ISD-maatregel bestaan, alsmede dat de officier van justitie - na “afstraffing” van verdachte door het hof - een civielrechtelijk behandelingstraject zou kunnen nastreven.
Het hof stelt - met de advocaat-generaal en de raadsman - vast dat voldaan is aan de formele wettelijke vereisten voor oplegging van de ISD-maatregel. Daarbij merkt het hof op dat de onder 2 en 3 bewezen verklaarde bedreigingen misdrijven betreffen waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Het hof stelt vast dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld ter zake van bedreigingen, maar dat zijn recidive op dit terrein beperkt van omvang is, te weten twee eerdere veroordelingen ter zake van (in totaal) drie bedreigingen, zodat op dat gebied in zoverre niet kan worden gesproken van langdurig en hardnekkig recidiveren. Het hof weegt mee dat Novadic-Kentron in het voorlichtingsrapport d.d. 30 oktober 2008 gemotiveerd te kennen geeft dat het nog niet duidelijk is of de ISD-maatregel voor verdachte een passend kader is en dat deze reclasseringsinstelling oplegging van die maatregel slechts als “second best” adviseert.
Het hof acht, gelet op de betrekkelijk geringe ernst van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, oplegging van de ISD-maatregel, welke maatregel als ultimum remedium ter beveiliging van de samenleving gerechtvaardigd moet zijn, thans niet aangewezen.
Het hof zal volstaan met oplegging van na te melden straf.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, alsmede met de omstandigheid dat verdachte reeds eerder ter zake van bedreigingen en beledigingen werd veroordeeld.
Op grond van het hiervoor overwogene acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 266 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder 2, 3 en 4 is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde oplevert:
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
4.
eenvoudige belediging;
verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Aldus gewezen door
mr. N.J.L.M. Tuijn, voorzitter,
mr. J.H.J.M. Mertens - Steeghs en mr. H.P. Vonhögen,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Glabbeek, griffier,
en op 1 april 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.P. Vonhögen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.