ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9912

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K08/0348
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing beklag ex artikel 12 Sv. inzake smaad c.q. smaadschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 januari 2009 uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klager had een klacht ingediend wegens smaad c.q. smaadschrift, die zou zijn gepleegd door beklaagde in de periode van 1 mei 2007 tot 25 maart 2008. De officier van justitie te 's-Hertogenbosch had op 5 augustus 2008 besloten om niet tot vervolging over te gaan, omdat er onvoldoende opsporingsindicaties waren om tot een verdachte te komen. Klager heeft hiertegen op 3 september 2008 een klaagschrift ingediend bij het hof, dat op 4 september 2008 ter griffie is ingekomen.

Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 30 december 2008 in raadkamer, heeft de advocaat-generaal geadviseerd het beklag af te wijzen. Het hof heeft begrip voor de persoonlijke situatie van klager, maar oordeelt dat er op juridische gronden geen aanleiding is om het beklag te honoreren. Uit het dossier blijkt niet dat beklaagde informatie over klager in de openbaarheid heeft gebracht, waardoor niet kan worden gesteld dat beklaagde in strafrechtelijke zin ruchtbaarheid heeft gegeven aan die informatie.

Het hof concludeert dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de beschuldigingen van smaad c.q. smaadschrift, en dat verder onderzoek niet zal leiden tot ander bewijs. Daarom wordt het beklag afgewezen. De uitspraak is gedaan door de voorzitter mr. G.A.M. Stevens, samen met de raadsheren mr. C.R.L.R.M. Ficq en mr. F. van Es, in aanwezigheid van griffier mr. L.A.H. Tappenbeck.

Uitspraak

K08/0348
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 27 januari 2009 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
wonende te 's-Hertogenbosch,
hierna te noemen: klager,
over de beslissing van de officier van justitie te 's-Hertogenbosch tot het niet vervolgen van:
Directie en/of Raad van Bestuur van [rechtspersoon 1], onderdeel van [rechtspersoon 2],
te Vught,
hierna te noemen: beklaagde,
wegens smaad c.q. smaadschrift.
De feitelijke gang van zaken.
Op 25 maart 2008 heeft klager klacht gedaan wegens smaad c.q. smaadschrift, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagde in de periode gelegen tussen 1 mei 2007 en 25 maart 2008.
Op 5 augustus 2008 is namens de districtchef aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat er onvoldoende opsporingsindicatie is om tot een verdachte te komen.
Bij schrijven van 6 augustus 2008 heeft klager zich gericht tot de officier van justitie te ’s-Hertogenbosch.
Namens de officier van justitie heeft [parketsecretaris], parketsecretaris, klager op 28 augustus 2008 bericht dat gelet op de verklaring van klager, er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn om de directie en/of de Raad van bestuur – dan wel, naar het hof begrijpt, enig lid daarvan – als verdachte aan te merken.
Hierop heeft klager bij schrijven van 3 september 2008 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 4 september 2008, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 9 oktober 2008 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Op 30 december 2008 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klager.
De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag.
De beoordeling.
Klager stelt door beklaagde te zijn aangerand in zijn eer en goede naam doordat er onwaarheden over hem zijn opgenomen in officiële documenten die ook onder derden worden verspreid, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven.
Klager stelt dat hij, nadat hij een klacht had ingediend bij de klachtencommissie van beklaagde, kopieën van documenten uit de dossiers betreffende zijn kinderen heeft ontvangen die onwaarheden bevatten over klager en zijn huidige partner maar ook over zijn relatie met zijn ex-partner, zijn seksleven en zijn kinderen.
Klager stelt voorts dat hij onder meer via een interne klachtprocedure en een procedure bij het Regionale Tuchtcolllege Gezondheidszorg te Eindhoven heeft getracht te bewerkstelligen dat genoemde onwaarheden uit de dossiers van zijn kinderen worden verwijderd maar dat gebleken is dat zulks niet mogelijk is.
Klager stelt dat op deze wijze de vervuiling van de dossiers van zijn kinderen in stand blijft terwijl tevens de mogelijkheid blijft bestaan dat derden kennis nemen van deze vervuilde informatie.
Beklaagde is niet door de politie gehoord.
Beklaagde is een centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie en is onderdeel van [rechtspersoon 2]. Uit de stukken in het dossier blijkt dat de kinderen van klager in 2007 onder toezicht zijn gesteld van Bureau Jeugdzorg en bij beklaagde waren aangemeld ter behandeling. In de bij beklaagde aanwezige dossiers van de kinderen van klager bevinden zich onder meer behandelplannen, verslagen van gesprekken en observaties.
Uit de stukken – met name het schrijven d.d. 17 januari 2008 - blijkt voorts dat Bureau Jeugdzorg de documenten waarin de door klager gestelde onwaarheden zijn opgenomen officieel niet kent, deze niet heeft ontvangen van beklaagde ter goedkeuring of ter ondertekening en dat deze stukken, aldus Bureau Jeugdzorg, interne documenten van beklaagde betreffen, waarin eigen interpretaties benoemd zijn met betrekking tot de visie van Bureau Jeugdzorg.
Het hof heeft begrip voor de persoonlijke situatie van klager maar kan op juridische gronden niet tot een ander oordeel komen dan dat het beklag dient te worden afgewezen gelet op het feit dat uit de uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden niet blijkt dat beklaagde informatie over de persoon van klager in de openbaarheid heeft gebracht, waardoor niet kan worden gezegd dat beklaagde in strafrechtelijke zin (mondeling dan wel schriftelijk) ruchtbaarheid heeft gegeven aan die informatie.
Het hof acht derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs ter zake van smaad c.q. smaadschrift aanwezig om de vervolging van beklaagde – dat wil zeggen de directie en/of de Raad van bestuur van [rechtspersoon 1] dan wel enig lid daarvan – te bevelen. Voorts mag naar het oordeel van het hof niet verwacht worden dat verder onderzoek nader bewijs zal opleveren.
Gelet op het vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen.
De beslissing.
Het hof wijst het beklag af.
Aldus gegeven door
mr. G.A.M. Stevens, als voorzitter,
mr. C.R.L.R.M. Ficq, en mr. F. van Es, als raadsheer,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.H. Tappenbeck, als griffier,
op 27 januari 2009.
Mr. Van Es is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.