ECLI:NL:GHSHE:2009:BI4005

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 103.006.164
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. de Groot-van Dijken
  • A. Keizer
  • W. Wabeke
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hinder door inkijk en contractuele verplichtingen in kort geding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een hoger beroep in een kort geding dat was aangespannen door [X.] tegen de stichting "Woonstichting Leyakkers". De zaak draaide om de vraag of Leyakkers verplicht was om kijkgeleiding te herstellen die eerder was verwijderd, waardoor [X.] hinder ondervond van inkijk in zijn woning. De achtergrond van het geschil ligt in een overeenkomst die op 7 oktober 2005 was gesloten, waarin Leyakkers zich had verplicht om maatregelen te nemen ter bescherming van de privacy van [X.].

De voorzieningenrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat [X.] een spoedeisend belang had bij de gevraagde voorziening, omdat hij gedurende een jaar inkijk in zijn woonkamer had. Leyakkers had haar verplichtingen uit de overeenkomst geschonden door de kijkgeleiding te verwijderen. Het hof bevestigde deze bevindingen en oordeelde dat Leyakkers niet kon volhouden dat er sprake was van onvoorziene omstandigheden die haar verplichtingen zouden kunnen opheffen.

Het hof verwierp het beroep van Leyakkers op niet-ontvankelijkheid, omdat zij belang had bij het hoger beroep, ook al was de kijkgeleiding inmiddels hersteld. Het hof oordeelde dat de stelling van Leyakkers dat [X.] geen spoedeisend belang had, niet kon slagen, aangezien de inbreuk op zijn privacy een spoedeisend belang met zich meebracht.

Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde Leyakkers in de proceskosten in hoger beroep. Dit arrest werd uitgesproken op 21 april 2009 door de rechters M. de Groot-van Dijken, A. Keizer en W. Wabeke.

Uitspraak

typ. MG
zaaknr. HD 103.006.164
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
vierde kamer, van 21 april 2009,
gewezen in de zaak van:
de stichting “WOONSTICHTING LEYAKKERS”,
gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats]
appellante bij exploot van dagvaarding van 16 januari 2008,
advocaat: mr. A.J.M. van Breevoort,
tegen:
[X.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
advocaat: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann,
op het hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda in kort geding gewezen vonnis van 20 december 2007 tussen appellante – Leyakkers - als gedaagde en geïntimeerde - [X.] - als eiser.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 182340/KG ZA 07-644)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft Leyakkers producties overgelegd, drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot afwijzing van de vorderingen van [X.] met veroordeling van [X.] in de kosten van beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft Leyakkers eveneens producties overgelegd en de grieven bestreden.
2.3. Daarna hebben partijen hun zaak mondeling bij het hof doen bepleiten op 30 oktober 2008. Voor Leyakkers is het woord gevoerd door mr. A.J.M. Breevoort en voor [X.] door mr. J. van Boekel, beiden aan de hand van een pleitnota die deel uitmaakt van het dossier.
2.4. De zaak is vervolgens enige tijd aangehouden om partijen de gelegenheid te geven te bezien of hun geschil door middel van mediation kon worden geregeld.
2.5. Partijen hebben ter zitting van 24 februari 2009 de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Met de grieven is het geschil in volle omvang aan het hof voorgelegd. Voor de inhoud van de afzonderlijke grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.2. [X.] woont al geruime tijd aan de [woonadres] te [woonplaats]. Zijn woning is boven een restaurant gevestigd en heeft een terras dat aan de woonkamer grenst. Omdat [X.] zeer op zijn privacy is gesteld heeft hij voorzieningen om zijn terras aangebracht die inkijk tegengaan.
4.1.3. Medio 2004 heeft de gemeente [gemeentenaam] aan Leyakkers een bouwvergunning verleend voor de bouw van een aantal appartementencomplexen aan de overzijde van de straat waar [X.] woont. [X.] heeft daartegen bezwaar ingediend omdat zijn privacy door inkijk vanuit de wooncomplexen zou worden geschonden. [X.] heeft bovendien, toen de bouw al was gestart, schorsing van de bouwvergunning gevraagd. Op 30 september 2005 heeft de rechtbank het schorsingsverzoek gehonoreerd – ook om redenen van luchtkwaliteit, parkeerproblematiek en verkeersbewegingen - en de bouw doen stilleggen.
4.1.4. Leyakkers heeft vervolgens met [X.] contact opgenomen om te bezien of partijen tot een regeling konden komen. Leyakkers heeft daarbij voorstellen gedaan voor een aan te brengen kijkgeleiding. Op 7 oktober 2005 hebben partijen een overeenkomst gesloten (verder: de overeenkomst) waarvan art. 1 luidt:
Leyakkers draagt zorg voor het aanbrengen van kijkgeleiding aan het dichts bij [woonadres] gelegen bouwblok (blok D), zodanig dat bewoners c.q. bezoekers vanuit het bouwblok over de bovenste drie bouwlagen géén zicht hebben op het terras van voormeld adres te [woonplaats]. Leyakkers garandeert dat de privacy van de heer [X.] hiermee is gewaarborgd en dat deze kijkgeleiding niet (door bewoners of andere derden) zal worden verplaatst of weggehaald.
[X.] heeft nog twee maal ingestemd met een iets gewijzigde uitvoering van de kijkgeleiding, onder meer in verband met door de gemeente gemaakte opmerkingen over lichttoetreding.
4.1.5. De appartementen zijn sinds september 2007 verhuurd. De kijkgeleiding was toen al aangebracht. Een klein aantal appartementen, waaronder enkele waarbij kijkgeleiding is aangebracht, is verhuurd aan een zorginstelling voor bewoning door gehandicapten.
Bij brief van 6 november 2007 heeft [X.] Leyakkers aangeschreven naar aanleiding van het feit dat bij het penthouse van woonblok D de kijkgeleiding was verwijderd. [X.] heeft Leyakkers gesommeerd de kijkgeleiding binnen 7 dagen terug te plaatsen. De advocaat van [X.] heeft op 14 november 2007 een soortgelijke brief aan Leyakkers geschreven. Bij brief van 13 november 2007 heeft Leyakkers aan [X.] laten weten dat de bewoners van het appartement niet voornemens zijn de kijkgeleiding terug te brengen en dat zij zich beraadt op haar juridische positie.
4.2. [X.] heeft Leyakkers bij exploot van 22 november 2007 in kort geding gedagvaard en gevorderd:
1. Leyakkers te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis de kijkgeleding te herstellen op een zodanige wijze dat de privacy van eiser is gewaarborgd, op straffe van een dwangsom van EUR 1.000,-- per dag;
2. Leyakkers te veroordelen tot onverkorte naleving van de overeenkomst van 7 oktober 2005, op straffe van een dwangsom van EUR 1.000,-- per dag;
3. Leyakkers te veroordelen in de proceskosten.
4.3.1. Bij vonnis in kort geding van 20 december 2007 heeft de voorzieningenrechter als volgt geoordeeld.
[X.] heeft gedurende het hele jaar inkijk in zijn woonkamer, zodat hij belang heeft bij een onmiddellijke voorziening ter waarborging van zijn privacy. Partijen zijn in beginsel gebonden aan de afspraken die zij hebben gemaakt. Leyakkers heeft haar verplichtingen uit de overeenkomst geschonden, nu de kijkgeleiding (voor een deel) is weggehaald. Het beroep van Leyakkers op onvoorziene omstandigheden (art. 6:258 BW) faalt, nu vooralsnog van onvoorziene omstandigheden op grond waarvan [X.] ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mocht verwachten, niet is gebleken. De voorzieningenrechter heeft de vordering sub 1 toegewezen in die zin dat Leyakkers de kijkgeleiding binnen vier weken na betekening van het vonnis moest herstellen op straffe van een tot EUR 15.000,-- gemaximeerde dwangsom van EUR 500,-- per dag, en heeft Leyakkers veroordeeld in de proceskosten. De vordering sub 2 is afgewezen.
4.3.2. Nadat het vonnis, waarvan thans beroep, is gewezen is de kijkgeleiding bij de appartementen teruggeplaatst. Bij het penthouse is die kijkgeleiding op 23 mei 2008 en 14 juli 2008 opnieuw gedurende korte tijd verwijderd geweest, maar weer teruggeplaatst.
4.3.3. Tussen partijen loopt inmiddels een door Leyakkers aanhangig gemaakte bodemprocedure.
4.4.1. Het hof overweegt het navolgende.
[X.] heeft gesteld dat Leyakkers geen belang heeft bij haar hoger beroep omdat de kijkgeleiding inmiddels is teruggebracht, de contractuele verplichting hoe dan ook bestaat, en er inmiddels een bodemprocedure aanhangig is.
Dit beroep op niet ontvankelijkheid van Leyakkers wordt door het hof verworpen. Bij een beoordeling van het vonnis in kort geding in eerste aanleg heeft Leyakkers belang, ook als het alleen om de verschuldigdheid van de proceskosten in eerste aanleg zou gaan (HR 22 september 2006, NJ 2007, 188).
4.4.2. Leyakkers heeft betoogd dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft aangenomen dat [X.] een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevraagde voorziening.
Dit bezwaar kan echter niet slagen.
Het gaat hier om een door [X.] gestelde inbreuk op zijn recht op privacy, en wel zijn recht om onbespied op (in elk geval) zijn terras te kunnen vertoeven. Een gestelde inbreuk op dat recht geeft [X.] een spoedeisend belang bij een vordering in kort geding om die inbreuk te beëindigen. Het is van geen belang of [X.] daar naakt of gekleed wil verblijven. Het is mitsdien ook niet van belang in welk jaargetijde beëindiging van de inbreuk wordt gevorderd.
Bovendien is in dit geval het recht op privacy van [X.] expliciet erkend in een overeenkomst tussen partijen – waarin overigens geen onderscheid wordt gemaakt tussen zomer of winter -, waarbij maatregelen werden afgesproken om die privacy te waarborgen. Ook de vordering tot nakoming van deze overeenkomst geeft [X.] daarbij een spoedeisend belang.
4.4.3. Naar het voorlopig oordeel van het hof is het onderscheid dat Leyakkers wil maken tussen inkijk op het terras van [X.] en inkijk in zijn woonkamer, waarbij volgens Leyakkers de overeenkomst alleen zou zien op inkijk op het terras, gekunsteld. Het is het hof aan de hand van ter zitting getoonde en door partijen toegelichte foto’s gebleken dat het terras en de woonkamer van [X.] in elkaar overlopen en gescheiden worden door een glazen schuifpui. Het blikveld van de bewoners aan de overzijde van [X.] houdt niet abrupt op bij de schuifpui maar strekt zich ook in meerdere of mindere mate, afhankelijk van de ligging van het appartement van waaruit wordt gekeken, uit tot in de woonkamer van [X.]. De overeenkomst kan voorshands dan ook niet zo worden uitgelegd dat inkijk in de woonkamer – hetgeen inkijk op het daarvoor liggende terras impliceert - geen argument kan zijn om de overeengekomen voorziening tegen inkijk aan te brengen of te handhaven. Evenmin heeft de rechtbank een onjuist criterium aangelegd door te beoordelen of er vanuit de appartementen van Leyakkers zicht is op het terras én de woonkamer van [X.].
4.4.4. Het belang van [X.] bij een voorziening in kort geding is evenmin komen te vervallen op grond van de stelling van Leyakkers dat [X.] afspraken zou hebben gemaakt met zijn onderbuurman, [Y.], over verhuur van de woning van [X.] aan [Y.]. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat [Y.] (nog steeds) plannen heeft om in de woning van [X.] een “Bed & Breakfast” te beginnen en dat [X.] van plan zou zijn om zijn woning te verlaten. Ter zitting van het hof heeft [X.] verklaard dat [Y.] zijn restaurant inmiddels te koop heeft gezet.
4.4.5. Wat betreft het beroep van Leyakkers op onvoorziene omstandigheden heeft de rechtbank met juistheid als criterium voorop gesteld dat voor een geslaagd beroep op art. 6:258 lid 1 BW vereist is dat sprake is van onvoorziene omstandigheden van dien aard, dat [X.] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mocht verwachten, en dat bij de beoordeling daarvan terughoudendheid geboden is.
Het hof is van oordeel dat op basis van de thans voorhanden gegevens van zodanige omstandigheden onvoldoende is gebleken en dat dan ook niet valt te verwachten dat de bodemrechter zodanige omstandigheden aanwezig zal achten. De klachten van claustrofobische aard die alle betrokken huurders zouden ondervinden, zijn te summier onderbouwd met de overlegging van een krantenartikel over de situatie van één bewoner. Bovendien, ook als er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat alle betrokken huurders veel last van de kijkgeleiding ondervinden, dan betekent dat nog niet zonder meer dat [X.] Leyakkers niet aan de overeenkomst mag houden. Leyakkers heeft immers destijds, om vlot met de bouw te kunnen voortgaan, zelf het initiatief genomen om met [X.] een regeling te treffen en is vrijwillig de overeenkomst, waarbij voorzienbaar en zelfs bedoeld was dat een zichtbelemmering in de appartementen zou worden opgeworpen, aangegaan. Zij heeft ook zelf een aantal van juist deze appartementen verhuurd aan gehandicapten, die veel uren thuis zullen doorbrengen; daar staat [X.] buiten.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat de grieven van Leyakkers moeten worden afgewezen.
Het vonnis, waarvan beroep, zal worden bekrachtigd. Leyakkers zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis, waarvan beroep;
veroordeelt Leyakkers in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [X.] begroot op EUR 303,-- voor verschotten en EUR 2.682,-- voor salaris advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. De Groot-van Dijken, Keizer en Wabeke en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 april 2009.